Begin april hoorde ik een prachtig lof der vriendschap in het Bethaniënklooster te Amsterdam, tijdens een concert van Filomuze, filosofische koorliederen, van onder anderen Ymkje de Boer (1966) op teksten van de Griekse wijsgeer Epicurus (Samos, 341–271 v.Chr.). De muziek was intens mooi en meeslepend, de teksten werden in het Engels gezongen, maar van tevoren in het Nederlands voorgelezen, en zo stonden ze ook in het begeleidend boekje waardoor je de inhoud van de meerstemmige zang goed kon volgen:
From all the means to full
happiness that wisdom provides
far most important is the
acquirement of friendship.
Van alle middelen tot volledig
levensgeluk die de wijsheid ons
verschaft, is verreweg het
belangrijkst het verwerven van
vriendschap.
Uit nieuwsgierigheid en omdat ik het Oudgrieks niet beheers, zocht ik thuisgekomen een Duitse versie van de tekst op en vond een grappig verschil in regel 2: waar in het Nederlands en het Engels vriendschap een te verwerven middel tot levensgeluk lijkt, te danken aan wijsheid oftewel wisdom, is zij in het Duits een geschenk van het lot, en wel het grootst denkbare:
Von allen Geschenken, die uns das Schicksal gewährt, gibt es kein größeres Gut als die Freundschaft - keinen größeren Reichtum, keine größere Freude.
Waar was de wijsheid gebleven?
Hoe dit ook zij, het koorlied over vriendschap verplaatste me terug naar november vorig jaar toen ik met een vriendin naar de sauna ging en haar over de workshop vertelde die ik binnenkort zou geven in het kader van de Literaire Vertaaldagen 2013. Hoewel ik in de loop van de jaren regelmatig workshops had gegeven, leek de spanning nu groter dan anders, biechtte ik haar op, en zag ik er deze keer enorm tegenop. Had het te maken met het feit dat ik tegelijkertijd les moest geven aan studenten Nederlands aan de universiteit van Münster, iets wat ik nog nooit eerder had gedaan? Of lag het aan het feit dat ik voor allebei de cursussen fragmenten uit de nieuwe roman van Stefan Hertmans had gekozen, Oorlog & terpentijn, die ik zelf zowel inhoudelijk als stilistisch moeilijk te vertalen vond? Of had het soms met het aantal deelnemers te maken, het waren er veertien of vijftien, zo veel had ik er nog nooit gehad, en ik kreeg het al benauwd bij het idee met zo´n grote groep vijf uur lang te moeten werken. Hoe hou je de spanning erin, hoe zorg je ervoor dat iedereen tot zijn of haar recht komt? Hoe voorkom je dat het saai wordt, eentonig? Mijn vriendin, die al jaren lesgeeft aan de Hogeschool van Amsterdam, opperde: ‘Waarom deel je de groep halverwege niet op, als het lokaal dat toelaat, om een uur lang in groepjes van drie of vier te werken... dat geeft lucht, het doorbreekt de klassikale sfeer, en degenen die zich in grote kring niet durven uit te spreken komen beter aan bod...’ Het leek mij het proberen waard. Verder gaf mijn vriendin me de tip om aan het begin te vertellen wat ik ongeveer van plan was, en te kijken hoe erop werd gereageerd. Ook dat leek me een goed idee.
Toen het zover was en ik met ‘mijn’ groep in een lokaal van het Montessori Lyceum Amsterdam zat, iedereen een synopsis van de vertaling voor zich en op het grote scherm een afbeelding van ‘De schilder en zijn model’ van Vermeer – want de vertaalde passage van Hertmans bevat een gedetailleerde beschrijving van het dagelijks werk van een kerkschilder, de vader van de hoofdpersoon in het boek – ging het eigenlijk bijna als vanzelf. Ik vertelde de deelnemers wat ik van plan was, en ze brachten spontaan ideeën in die ik overnam; we werkten twee uur met zijn allen, deelden de groep na de lunch op, en ik zag en hoorde hoe intensief er gediscussieerd werd over woordkeuze, woordvolgorde, nuances in de twee à drie zinnen die elk groepje voor zich had; in de laatste uren bespraken we het resultaat. De sfeer was open en geconcentreerd, iedereen deed enthousiast mee, niets van waar ik zo bang voor was geweest kwam uit. En dit allemaal omdat ik met een vriendin naar de sauna was geweest en in plaats van de stoere te spelen mijn onzekerheid had laten blijken, en zij mij, in plaats van theorieën op te hangen, een aantal praktische suggesties aan de hand had gedaan. Zo had deze vriendschap zonder twijfel bijgedragen aan mijn levensgeluk.
Achteraf vroeg ik me wel af met welke van de twee interpretaties van deze spreuk (want vertalen is altijd interpreteren) ik het meer eens was: Is vriendschap iets dat je verwerft, omdat je een wijs mens bent en beseft hoe belangrijk zij is? Of is vriendschap niet toch eerder iets dat je – soms – door het leven in de schoot wordt geworpen? En wat zou Epicurus ervan vinden?
Via de componiste kwam mijn vraag terecht bij Epicuruskenner Keimpe Algra, tevens vertaler van de stelling over vriendschap (Brief over het geluk, Historische Uitgeverij, 1995). Ik citeer uit zijn antwoord aan Ymkje de Boer:
Het Griekse woord dat ik met ‘wijsheid’ heb vertaald is sophia. Dat kan op geen enkele manier ook ‘lot’ betekenen.
Het is ook niet zo dat er in de middeleeuwse handschriften (van Diogenes Laertius die deze teksten weergeeft) op deze plaats andere lezingen voorkomen die wel met ‘lot’ vertaald kunnen worden. Kortom, het is denk ik zoals jij zelf al vermoedt: het gaat in de Duitse tekst om een heel vrije parafrase, waarbij ‘lot’ een ongelukkig gekozen term is, want het sluiten van vriendschappen is voor een Epicurist juist een bewuste keuze.
Tot zover Epicuruskenner Keimpe Algra. Ik laat me graag overtuigen, en toch vind ik het jammer dat de andere interpretatie die mij spontaan meer aansprak geen kans krijgt... Maar ik ben dan ook Duitse, en geen Epicuriste.