Onderin de kast ligt nog een beduimelde ordner met ‘Platform’ op het etiket. De eerste zin op het eerste blaadje luidt: ‘De laatste jaren heeft de vertaalwetenschap in de Lage Landen in de hoek gezeten waar de klappen vallen.’ Het betreft een oproep om je bij een nieuw Platform Vertalen & Vertaalwetenschap aan te sluiten. De eerste bijeenkomst – te Utrecht op vrijdag 1 maart 1996 – staat in het teken van de ‘gedachtewisseling en informatieoverdracht’, een van de sprekers was de befaamde Johan Heilbron die zijn centrale onderwerp presenteerde, ‘vertalingen en het wereldtalenstelsel’. Een jaar later al werd er meteen een stevig Platformsymposium gehouden over vertaling als taal- en cultuurvormende kracht; in het boek De kracht van vertaling uit 1998 zijn de lezingen na te lezen. Wat opvalt, haast twintig jaar later, is het elan en in zekere zin de overmoed waarmee vanaf 1995 allerlei problemen te lijf werden gegaan. En dan bedoel ik niet de roemruchte voordrachten destijds van Paul van den Hoven, Jacqueline Hulst en Hugo Verdaasdonk, maar de manier waarop ‘de dreigende versnippering die de vertaalwetenschap in Nederland en Vlaanderen te wachten staat’ zowel afgekondigd als bezworen wordt. Want uiteindelijk heeft de opheffing van het Instituut voor Vertaalwetenschap aan de Universiteit van Amsterdam – uiterst pijnlijk, daar niet van – wel nieuwe impulsen gegeven en was het eerste Platform een vrij soepele plank waar vanaf heel wat salto’s sierlijk in diverse diepen gesprongen zijn.
Zestien jaar later nu een nieuw Platform, niet om versnippering tegen te gaan maar wel om krachten te bundelen, met name op het gebied van het onderzoek – om het tableau de la troupe van de laaglandse vertaalwetenschap zichtbaar te krijgen. Vandaag wordt in Amsterdam het Nederlands-Vlaamse Platform Vertaalwetenschap ten doop gehouden met een conferentie over de verantwoording van een vertaling – de vertaler en zijn paratekst. In tijden van voorspoed, zou ik zeggen. Een belangrijke beweegreden om de banden aan te halen is dat wat zich ontwikkelt rond de inrichting van de nieuwe researchmaster literair vertalen. Die is transnationaal en wil opereren vanuit een stevig netwerk van universiteiten waar vertalen onderzocht en vertaalwetenschap gedoceerd worden. De master heeft sinds de officiële implementatie op 1 september jongstleden al een samenwerkingsverband bekrachtigd met de universiteiten van Gent en Amsterdam en die van Münster en Londen (UCL). Daar zitten de mensen die het Platform mede kunnen dragen. Uit de gezamenlijkheid van dit netwerk komen ook de jonge onderzoekers voort op wie we mikken met dit Platform, en de masterstudenten die ingevoerd zijn of willen worden in de vertaalwetenschap: toch nog altijd een van de meest inzichtelijke wijzen om kennis te nemen van de vanzelfsprekende transnationale, interculturele en meertalige processen die we in deze wereld permanent ondergaan. Wat we ons voorstellen is een levendig overleg met studenten, docenten en onderzoekers, en levendig wil zeggen dat we elkaar in deze virtuele tijden ook daadwerkelijk willen ontmoeten, willen zien, willen spreken.
Het is mooi dat we in Amsterdam beginnen en symbolisch naar mindere zwarte bladzijden kunnen doorbladeren, mooi ook te zien hoe hier de vertaalwetenschap intussen herrijst en dat er belangwekkend onderzoek opgezet wordt. Hier is een van de vele onderzoeksgroepen rond vertalen en vertaalwetenschap actief die de laatste jaren in ons taalgebied ontstaan zijn. Sinds translation studies zo boomt in de wereld wordt ook in de Lage Landen werk gemaakt van de bestudering van transferprocessen, zeker in Vlaanderen, bakermat van heel wat goeds, ook in onze discipline. In 1996 waren er 35 deelnemers. Nu konden we na een eerste mail meteen al 62 belangstellenden registreren, sommige als vertegenwoordiger van hele onderzoeksgroepen met nog meer mensen. Er is dus massa en daar moeten we iets mee doen. Ik tel ruim twaalf onderzoeksgroepen en -instellingen waar we de precieze omvang niet van kennen. Ik noem wie van ver komt: de Antwerpse groep TRICS (Translation, Interpreting and Intercultural Studies); de Leuvense Onderzoekseenheid Vertaalwetenschap, met drie kamers: vertalen & interculturele transfer, tolkwetenschap en vertaaltechnologie; het Brusselse CERES (Centre for Reception Studies), de Gentse Alliantiegroep Literatuur in vertaling. Et cetera dus. Ik zie die groepen niet alleen als institutionele elementen waar we – wederzijds – ons voordeel mee kunnen doen, maar ook als de broedplaatsen waar jonge geleerden vandaan komen die de komende jaren hun stem kunnen verheffen. We zouden het bijvoorbeeld mooi vinden om juist die jonge mensen volgend jaar aan het woord te laten.
Dus moeten we serieus werk maken van dit Platform, met z’n allen, en nadenken hoe we het kunnen bestendigen en verstevigen. We beschikken over een veelbelovende transnationale infrastructuur, niet alleen die rond de researchmaster literair vertalen, maar breder, inclusief het Leuvense CETRA, de nieuwe Low Countries Conferences, de Rodopireeks Approaches to Translation Studies, het Expertisecentrum Literair Vertalen, het tijdschrift Filter inclusief de al even gepeerreviewde Webfilter, niet te vergeten Linguistica Antverpiensia. Aan podia ontbreekt het niet, en toch een nieuw podium? Wat we missen is een fysiek samenwerkingsverband op het gebied van het Nederlands-Vlaamse vertaalonderzoek om de discipline beter te kunnen uitdragen en de kansen daartoe te vergroten door kennis te bundelen en steviger te profileren: dat is wat de missie van het Platform zou kunnen zijn, de komende tien jaar wat mij betreft, met jaarlijkse bijeenkomsten in de steden die meedoen, vandaag in Amsterdam, volgend jaar ergens in het wonderschone Vlaanderen. Ik poets mijn teruggevonden ordner op, virtueel uiteraard, en wens ons allen een vruchtbare en aangename dag toe. Al pratende over de verantwoording van een vertaling, de vertaler en zijn paratekst raken we vast ook aan vertaalwetenschappelijke zaken. Dit was mijn paratekstuele bijdrage daaraan.
Uitgesproken bij de eerste bijeenkomst van het nieuwe, Nederlands-Vlaamse Platform Vertaalwetenschap, Amsterdam, Roeterseiland, 27 juni 2014.