De succesvolle serie De Bijbel voor ongelovigen van Guus Kuijer is door de pers met gejuich ontvangen: ‘Ik wil nu dat Guus Kuijer zo snel mogelijk de héle bijbel gaat schrijven. Zo geweldig is zijn navertelling.’ (NRC Handelsblad); ‘Het is een waagstuk, maar zo goed uitgevoerd dat je je afvraagt waarom zoiets nog nooit eerder is gedaan.’ (Happinez); ‘Het boek staat vol met zinnetjes die je aan het mijmeren zetten of je even doen glimlachen.’ (Volzin). Maar Guus Kuijer hééft de Bijbel niet geschreven. Het ís al eerder gedaan, door anderen. Die zinnetjes die je aan het mijmeren zetten of je even doen glimlachen komen voor een aanzienlijk deel uit andermans pen, en wel de onze.
Over het in mei 2014 uitgekomen deel 3, Saul, David, Samuel en Ruth, verschenen opnieuw enthousiaste recensies waarin alle lof aan Kuijer wordt toegezwaaid. ‘Wat een plezier om de grote verhalen voorgeschoteld te krijgen door een begenadigd verteller als Kuijer. Trefzeker en eigenzinnig prikkelt hij de zinnen en duidt de Bijbelse geschiedenis op de hem zo toevertrouwde lichte toon,’ zegt het Dagblad van het Noorden. En Wilfred Takken schrijft in NRC Handelsblad: ‘“Wanneer de hele bevolking van een stad last krijgt van aambeien, is het de vraag of dat een straf van de goden is of dat het bij toeval gebeurt.” Wat volgt is het verhaal over de Filistijnen die de Israëlische Ark des Verbonds hebben gestolen en daardoor een aambeienplaag over zichzelf hebben afgeroepen. Die aambeien lijken een typische toevoeging van de ketterse Kuijer, maar nee hoor: ze staan ook in de originele Bijbel.’
Nu is de echte originele Bijbel natuurlijk in het Hebreeuws geschreven, dus is het een groot compliment dat de Nieuwe Bijbelvertaling (NBV) uit 2004 hier ‘de originele Bijbel’ wordt genoemd. Dat is namelijk de vertaling waar Kuijer zijn aambeien vandaan heeft. De Hebreeuwse Bijbel mag intussen misschien rechtenvrij zijn, de Nieuwe Bijbelvertaling is dat niet. Nergens in de drie delen van De Bijbel voor ongelovigen staat echter ook maar iets van een bronvermelding.1 Integendeel, © Guus Kuijer / Athenaeum–Polak & Van Gennep staat er in het colofon. Hiermee doet Kuijer het voorkomen alsof de volledige tekst van zijn boek zijn eigen oorspronkelijke werk is. Het kan zelfs nog gekker: via Die Bibel für Ungläubige verschijnt de tekst van de NBV nu onder Kuijers naam ook in het Duits.
Even voor de duidelijkheid: de Bijbel gaat al duizenden jaren mee en kan prima tegen een stootje. Als Kuijer er de spot mee wil drijven, is dat zijn zaak. En omdat de Bijbel algemeen cultuurgoed is, mag er naar hartenlust uit worden geciteerd. Ook uit de NBV, juist uit de NBV. Graag zelfs, want wij zijn trots op onze vertaling. Het Nederlands Bijbelgenootschap staat dat binnen zekere grenzen ook expliciet en ruimhartig toe. Maar Kuijer heeft die grenzen overschreden, vinden wij. Keer op keer zijn hele halve bladzijden letterlijk uit NBV overgenomen, bijvoorbeeld stukken uit het onsterfelijke klaaglied van David bij de dood van Saul en Jonatan (2 Samuel 1; Kuijer 3, 286-8), uit de zegen die Esau van Isaak krijgt (Genesis 27; Kuijer 1, 195) en uit het loflied van Mirjam (Exodus 15; Kuijer 2, 112). Een ander beroemd gedicht, Debora’s overwinningslied uit Rechters 5, is door Kuijer dan weer zonder pardon in mootjes gehakt en doorspekt nu als brokjes bloemrijk proza het verhaal over de moord van Jaël op Sisera (Kuijer 2, 175-191).
Soms kopieert Kuijer zelfs de lay-out, zie Rechters 14:18; Kuijer 2, 238:
Wat zou er zoeter zijn dan
honing
en sterker dan de leeuwen-
koning?
Die overlopende regels, inclusief afbreekstreepje, zijn afkomstig uit de eerste druk van de tweekolomseditie van de NBV, maar vormen uiteraard geen integraal onderdeel van de oplossing van Simsons raadsel. ‘Asjeblieft, het antwoord van de Filistijnen rijmde ook!’ laat Kuijer zijn verteller vol bewondering uitroepen. Tot je dienst, meneer Kuijer, maar wel je hoofd erbij houden bij het overtikken – of de gratis internetversie inplakken, nog makkelijker.
Vooral van de vele levendige dialogen in de NBV maakt Kuijer gretig gebruik. Grote delen uit Genesis 17-19, over Gods verbond met Abraham, de belofte aan de onvruchtbare Sara dat ze op haar oude dag een kind zal krijgen, en de vernietiging van Sodom en Gomorra, komen letterlijk terug in ‘Het verhaal van Sarai’ in zijn deel 1. Ook heeft hij flink toegetast in de verhalen over de vernietiging van Jericho (Jozua 2-7; Kuijer 2, 135-173) en de groepsverkrachting in Gibea (Rechters 19; Kuijer 3, 90-92), om nog enkele voorbeelden te noemen. Overigens schroomt hij evenmin een wat formelere passage als de instructies voor het pesachmaal over te nemen (Exodus 12; Kuijer 2, 94).
Vaak weeft Kuijer de oorspronkelijke NBV-tekst zo listig door zijn sterk tegen ‘de originele Bijbel’ aanleunende parafrases heen dat voor wie de NBV niet uit het hoofd kent, bijna niet te zien is waar het een begint en het ander ophoudt. Een voorbeeld, 1 Samuel 17:28-30, vlak voordat David Goliat verslaat. In de NBV: ‘Toen Davids oudste broer Eliab hem met de soldaten hoorde praten, viel hij woedend uit: “Wat doe je hier eigenlijk? Hoor jij niet in de woestijn op je schapen te passen? Echt iets voor jou, om met je brutale neus vooraan te willen staan als er gevochten gaat worden.” “Wat doe ik nu weer verkeerd?” antwoordde David. “Ik vraag het toch alleen maar!”’ Kuijer 3, 203: ‘Hij [Eliab] riep: “Wat doe je hier klootzak? Waarom pas je niet op de schapen van je vader? Heb je die zomaar in de woestijn achtergelaten? Ik ken je. Echt iets voor jou, om met je brutale neus vooraan te willen staan als er gevochten gaat worden. Hoepel op!” Maar David zei: “Wat doe ik nu weer verkeerd? Het was maar een vraag hoor.”’
Caravaggio, Hieronymus, de beschermheilige van de Bijbelvertalers, aan zijn schrijftafel
Nog een voorbeeld, 1 Samuel 26:17-22, als David de slapende Saul van zijn speer heeft beroofd zonder hem te doden. We geven hier Kuijers tekst (deel 3, 279-280; de NBV staat op www.debijbel.nl), opnieuw met de letterlijke citaten gecursiveerd: ‘Saul was inmiddels wakker geworden uit zijn godenslaap en zat rechtop in zijn veldbed. “Ik kan mijn oren bijna niet geloven,” riep hij. “Is dat jouw stem die ik daar hoor, David, mijn zoon?” […] David riep met een stem waarin zijn tranen te horen waren: “Mijn heer en koning, waarom vervolgt u mij? Wat heb ik gedaan, waaraan heb ik me schuldig gemaakt? Als u door mensen tegen me bent opgestookt, vervloek ik ze, want ze verdrijven me uit Gods eigen land en zeggen dat ik maar andere goden moet gaan dienen in een ander land. Ik smeek u, voorkom toch dat ik moet sterven in een ander land, ver weg van God. […] U, de koning van Israël, bent uitgetrokken om een vlo na te jagen, zoals men in de bergen jacht maakt op een patrijs.” Saul stortte in en walgde van zichzelf. Hij riep: “Kom terug bij mij, mijn zoon. Ik wil je niet langer kwaad doen. Je hebt vandaag mijn leven gespaard en ik schaam me diep voor mijn gedrag.” Maar David keek wel uit. Hij zei: “Hier is uw speer mijn koning, stuur iemand om hem te komen halen.” [De hier weggelaten stukken zijn het door Kuijers verteller toegevoegde commentaar.]
Bij vergelijking met de oorspronkelijke Bijbeltekst vallen in deze laatste passage twee dingen op. Ten eerste dat Kuijer God als handelend persoon zoveel mogelijk uit zijn navertelling weglaat, omdat die in zijn kraam niet te pas komt. Ten tweede dat hij psychologiserende opmerkingen toevoegt, zoals ‘een stem waarin zijn tranen te horen waren’, ‘Saul stortte in en walgde van zichzelf’ en ‘David keek wel uit’. De 3000 jaar oude maar hypermoderne anonieme auteur van het boek Samuel daarentegen liet zijn ijzersterke dialogen voor zichzelf spreken.
Er is nog iets wat bij vergelijking opvalt. De originele Bijbel bestaat uit een rijke schat aan verhalen, gedichten, profetieën, aforismen, wetteksten en liturgische voorschriften, in een grote variatie van stijl en toon. Kuijer legt in zijn eigen, oorspronkelijke toevoegingen aan de Bijbelteksten zijn commentaar in de mond van diverse vertellers. Daarvoor kiest hij in de drie delen van De Bijbel voor ongelovigen verschillende bijfiguren uit de betreffende verhalen. Allemaal zeer uiteenlopende personages, maar ze slaan allemaal precies hetzelfde badinerende spottoontje aan. Geregeld gaat de in de pers als ‘begenadigd verteller’ geroemde Kuijer zelfs zo ver zich door zijn eigen vertellers te laten complimenteren voor zijn ongevraagd geleende teksten: ‘Kijk, zo moeten verhalen worden verteld.’ (Kuijer 2, 181)
Hoeveel eleganter het kan, bewijzen Jan Blokker & zonen. Ook zij gebruiken in hun eigenzinnige maar goed geïnformeerde navertelling Er was eens een God de tekst van de NBV, zij het veel spaarzamer dan Kuijer. Maar zij leggen daar in hun ‘Gebruiksaanwijzing’ verantwoording voor af. (De Bijbelcitaten in hun tekst zijn bovendien nog eens cursief gemarkeerd.) Kijk, zo hoort het. Het is voor Kuijer te hopen dat hij voor zijn gotspe niet, door het toeval of de gerechtigheid, met aambeien wordt gestraft.
Noot
Na overleg tussen de uitgever en het NBG wordt per 1 november 2014 in herdrukken van de eerste drie delen van Kuijers Bijbel voor ongelovigen op de keerzijde van het titelblad een bronvermelding opgenomen: ‘Deze hervertelling staat in een lange traditie van bewerkingen van de Bijbelse verhalen. Voor dit deel van De Bijbel voor ongelovigen heb ik vrijelijk geput uit de Bijbeltekst, en wel in de vertaling van het Nederlands Bijbelgenootschap uit 2004/2007: De Nieuwe Bijbelvertaling.’
Bibliografie
Guus Kuijer, De Bijbel voor ongelovigen, tot nu toe 3 delen. Amsterdam: Athenaeum-Polak & Van Gennep, 2012-14.
Vertaling Bijbelteksten in deze drie delen: Harry Sysling, Irene Spijker, Theo van der Louw, Arend Jan Bolhuis, Lies Symons, Frits van der Meij, Marie-José Wijntjes, Saskia van der Lingen, © Nederlands Bijbelgenootschap 2004/2007.
Jan Blokker, Jan Blokker jr. en Bas Blokker, Er was eens een God. Bijbelse geschiedenis. Met platen van J.H. Isings. Amsterdam/Antwerpen: Uitgeverij Contact, 2006.