Hoe maak je je op om naar Hamlet te gaan? Het weer was stralend die vrijdag in april, dus ik wandelde wat en kocht te dure chocoladebruine schoenen van Paul Smith, de verkoper smeerde me een extra setje koningsblauwe veters aan. Daarna at ik een lichtgroene curry bij Wagamama en dronk een kopje zwarte koffie in de hal van de Amsterdamse Stadsschouwburg: om iets in mijn maag te hebben en me te wapenen tegen de nakende ondergang van een overgevoelige prins. Het decor dat voor ons oprees toen het doek opging bestond uit een stellage met schermen, kettingen en lamellen op een plexiglazen vloer waaronder veel modder, troep en wrakhout – dat wat aan het rotten is in het ‘alom bedreigde Vaderland’. Hamlet was wederom een aangrijpend stuk, over een jongeman die zich niet kan verweren tegen wat om hem heen gebeurt – in een familie die van moord en lust leeft, in tijden van oorlog, tussen vrienden die hem verraden en met de vriendin die dood zal worden aangetroffen, drijvend in een ondiepe poel. Het is in ieder geval een stuk dat je zegt hoe dun de lijnen zijn tussen een wereld van waanzin en een werkelijkheid die je naar je hand wil zetten. En hier is Hamlet bloedjong en een vrouw, of zoals de gespeelde tekst zegt, ‘een androgyne prins’. En ergens onder het wrakhout vermoed je de bewakingscamera’s waar de tekst van spreekt en op de lamellen verschijnen de projecties waarop de gezichten van de spelers overgaan in de schimmen en geesten die Hamlet bij toerbeurt bestoken. En dan barsten de stemmen los, voorop Abke Haring, een stoer meisje met jongenskapsel dat naarmate het stuk vordert steviger in het vel van de Deense prins komt te zitten. Een jongeling vermorzeld door volwassenen, kopte Vrij Nederland, niet opgewassentegen het geweld dat hem omringt.
Abke Haring als Hamlet
Wat een opvoering. Wat een vertaling. Wat een samengaan van tekst en spel, in een stuk dat het al uithoudt sinds het jaar 1602. Jan Willem Mathijssen schreef er een prachtig boek over waarin hij alle Nederlandse Hamlets de revue laat passeren. Dat zijn er heel wat, vergezeld ook van een flink aantal debatten over de vertalingen (noem alleen al die tussen Kellendonk en Komrij eind jaren tachtig). Afgelopen jaar kregen we Peter Verstegens Perpetuaversie, die keurig de tekst volgt en tot op heden niet is uitgevoerd. Ze wordt van tafel geveegd door Tom Lanoye, die zijn Hamlet versus Hamlet presenteert, samen met regisseur Guy Cassiers: die levert het vlees en bloed dat deze tekst aan hoort te kleven – de/het een is niet los te zien van de/het ander. Het is hier niet de plaats om Verstegen met Lanoye te vergelijken, maar kort gezegd gaat het bij de eerste om vertaling, vormgeving en verstaanbaarheid in traditionele en technische zin, terwijl de tweede werkt vanuit een visie, vanuit de door hem waargenomen inhoud, zijn kijk op de prins. Allebei verdiepten ze zich danig in het stuk, maar waar het Verstegen gaat om een ‘leesbare, speelbare tekst die niet is gesimplificeerd’, denkt Lanoye vanuit hetgeen Hamlet ‘belichaamt’, iemand die tussen alle werelden in staat: ‘die van man en vrouw, die van droom en daad, die van macht en kunst, die van schijn en zijn’. De spanningen barsten bij hem uit elk afzonderlijk woord.
Ja, vertalen. Er staat een duistere Toren van Babel op het glazen speelplateau, aldus Loek Zonneveld in De Groene. Zonneveld wijst erop dat Shakespeare zwaar door Lanoye bewerkt is (in ’t kort: Hamlet is fors verseksualiseerd, verfreudiaanst en van Horatio en Fortimbras ontdaan), maar dat op de wezenlijke punten de brontekst strikt gevolgd wordt. Je herkent het procedé dat Lanoye in Ten Oorlog volgde (zie onder meer ‘Het vertaaljaar 2006’ en Ruben Verhasselts bespreking in Filter 6:1) en ziet ook dat de schrijver zich volledig ontvankelijk toont voor de talen die hem omringen – de brontekst kan gewoon als brontekst opduiken of als volstrekt valse vriend worden weergegeven, registers kunnen variëren van plat tot plechtstatig, van lollig tot laaghartig, er wordt volop gerijmd, het metrum is strak en stevig, er is een sterke voorkeur voor korte woorden, het Vlaams wordt minder geschuwd dan gevierd. Lanoye is volop aanwezig, hij presenteert Hamlet consequent als een adolescent, iemand die zijn weg nog zoekt – wel iemand, tragisch welteverstaan, die zich geen raad weet met een moeder die het doet met de moordenaar van zijn vader en die op het dieptepunt van geestelijke verwarring degene op wie hij verliefd is de zelfmoord in jaagt na in het voorbijgaan haar vader gedood te hebben. Hamlet wordt er gek van, ja, maar voor mij was het desondanks een nieuwe Hamlet. Het overtuigt vooral dat het eigenlijk om een jongen gaat en niet om een man, in de war door het stemmenkoor dat hem omringt.
Tom Lanoye licht zijn werkwijze in de boekuitgave (Prometheus, 2014) overtuigend toe – hij stelt daarin zelfs dat Abke Haring de rol per se moet spelen: dat wordt moeilijk leesbaar voor komende generaties. Het maakt Lanoye niet uit, hij mikt op het moment en sterk op dat wat Hamlet belichaamt. Hij presenteert een visie, een interpretatie die hij haalt uit de literatuur die hij leest – als een vrijgevochten wetenschapper – en uit de vertalingen van voorgangers die hij raadpleegt om een eigen toon te vinden. Voor het ingebouwde toneelstukje dat de moordenaar ontmaskert, citeert hij de oude Burgersdijkvertaling, ter bevestiging van zijn babylonisme. Nergens deinst Lanoye ervoor terug erop te wijzen dat hij het is die ‘naar Shakespeare’ werkt. Ik citeerde al de nadrukkelijke inkleuring van de dramatis personae. Het deel voor de pauze heet ‘Schijn’ en draagt een motto van Pessoa, deel twee, ‘Zijn’, kent een motto van Heiner Müller. Hij laat zijn Hamlet rauw inhakken op zijn moeder: ‘“Verstandsverbijstering”? Heb niet het lef, moeder, / om uw laf geweten in te smeren met dit soort / verdovende zalf: dat niet uw zonde, maar mijn / zogenaamde “ziekte” dit heeft opgeroepen. // Het zal hooguit de zweer in uw binnenste met / een flinterdun vlies bedekken, terwijl onderhuids / het hitsige bederf zijn etterbaan blijft boren / naar uw hart. Beken uw misdrijf! Toon berouw, / doe boete, gooi niet langer mest op onkruid, snoei het geil gewoeker van uw platte hoererij!’ De regieaanwijzing daarop luidt: ‘wil haar slaan’; de moeder reageert met ‘Hamlet! Hou op! Je snijdt mijn hart in twee.’ (Verstegen is onnoemelijk veel keuriger en gemaakter, dat slaan ontbreekt en ook de respons is een stuk minder plastisch: ‘O Hamlet, je hebt mijn hart in twee gekliefd.’). Ik popel om door te zoeken, toch eens de koningsblauwe veters aan te doen en dit aan waarachtig mensdom gekoppelde, koninklijke taalspektakel nogmaals over me heen te laten komen. Hoe maak je je op om Hamlet van je af te schudden?