Ik ben een nieuwkomer in Vertalië, het land waar de zomerkoninkjes verpieteren. Zoals elke nieuwkomer moet ik me nog wegwijs maken in de vreemde contreien, moet ik contact leggen met de locals en me de plaatselijke cultuur en gewoontes eigen maken. Dat is nog een flinke klus, de Vertalianen zijn een hecht volk maar bovendien rivalen en als nieuwkomer geef je je al snel als rivaal te kennen.
Tijdens het jaarlijkse City2Cities-festival te Utrecht lijkt van die rivaliteit geen sprake, het negendaags festijn wordt georganiseerd om internationale liefhebbers te verenigen in hun gedeelde liefde voor de literatuur. Een heuse City2Cities-traditie, daar kwam ik afgelopen dinsdag tijdens het desbetreffende evenement achter, is ‘Awater Vertaald’: twee vertalers wagen zich aan het 273 regels tellende gedicht Awater van Martinus Nijhoff en brengen het resultaat ten gehore.
Natuurlijk heb ik gedurende mijn studieloopbaan de naam Nijhoff wel eens horen vallen en ook Awater deed wel een belletje rinkelen, maar eerlijkheidshalve moet ik bekennen dat ik het gedicht nooit gelezen had. Poëzie is zeg maar niet mijn ding. Toen Nijhoff door Thomas Möhlmann werd geïntroduceerd als ‘een man van het gewone woord’ knikte ik dan ook goedkeurend met mijn hoofd. Daar kon ik wat mee. Schoonheid zit hem voor mij in de alledaagsheid der dingen. Ook de rest van de aanwezigen zal Nijhoff niet meer hebben meegemaakt, maar de invloed van zijn werk is onmiskenbaar van belang geweest bij hun literaire vorming. Dit bleek uit de lofrede van Möhlmann, die werd bekrachtigd door beide vertalers en werd aangevuld met instemmende geluiden uit het publiek in de Spiegeltent waar het festival deels plaatsvindt. Ook de dichter T.S. Eliot, van wie Nijhoff werk vertaalde, zei ooit dat Nijhoff allang wereldberoemd was geweest als hij het Nederlands verruild had voor het Engels. Ik geloof hem maar op zijn mooie blauwe ogen.
Dit jaar gingen de Ierse dichteres Nuala Ní Dhomhnaill en de Hongaarse neerlandica en vertaalster Judit Gera, zoals deze laatste het verwoordde, ‘op zoek naar Awater’. Maar in lijn met de afstand die tussen de ik-verteller en Awater wordt bewaard, bleef er ook tussen de vertaalsters en Awater een onoverbrugbare afstand bestaan. Tenminste, zo werd het gebracht. De voordrachten in het Iers en in het Hongaars waren, zoals Möhlmann zei, een surrealistische ervaring van klanken: geruis, gesuis en harmonie met als enige punten van herkenning rijm en eigennamen. Later hoorde ik dat het Iers – mede om dwarse, non-conformistische redenen – helemaal geen eindrijm kent, dus zelfs dat houvast bleek bedrieglijk. Helaas was er door de lange voordrachten en introductie weinig tijd meer om de onoverbrugbare afstand te verkleinen in daadwerkelijk te begrijpen taal.
Terwijl de voorbereidingen voor het avondprogramma worden getroffen beweeg ik me richting de catering. De zomerkoninkjes mogen er misschien verpieteren, maar met de rest zit het in Vertalië wel goed: de zalm is vers, de salade fris, de geitenkaas smeuïg, de pasta smakelijk. En we mogen de vertienvoudiging van het prijzengeld van de Filter Vertaalprijs niet vergeten – mooi meegenomen voor de maker van meest opmerkelijke vertaling van het jaar – die later die avond werd uitgereikt in voornoemde Spiegeltent. Dit jaar waren de genomineerden Mari Alföldy voor Satanstango van László Krasznahorkai, Gerda Baardman, Lidwien Biekmann, Brenda Mudde en Elles Tukker voor De Cirkel van Dave Eggers, Ike Cialona voor Don Juan van Lord Byron, Roel Schuyt voor De nieuwkomers III van Lojze Kovačič, Froukje Slofstra voor Verhalen van Isaak Babel en Jos Vos voor Het verhaal van Genji van Murasaki Shikibu. Voordat zij echter de planken mochten betreden om voor te dragen uit hun vertaling en vervolgens naast gastheer Ton Naaijkens plaats te nemen voor een kort gesprek, werd hen één voor één een korte serenade gebracht door Joost Spanjerberg, City2Cities’ eigen huismuzikant. Spanjerberg zorgde daarbij voor de nodige humor, hoewel daar überhaupt geen tekort aan was: Baardman, Biekmann, Mudde en Tukker voerden bezield een fragment uit De Cirkel ten tonele (hief Josiah de handen, ja hoor, Mudde hief de handen); Jos Vos voorzag zijn voordracht van uitgebreid enuntiatief commentaar; een afgevaardigde van Athenaeum-–Polak & Van Gennep, die optrad als vertegenwoordiger van Ike Cialona, sprak zijn bewondering uit voor de vertaalster die als vrouw een mannelijke stem wist weer te geven (een opmerking die, zo bleek in de pauze, bij enkelen niet helemaal goed gevallen was) en Roel Schuyt deed geen poging de aanwezige camera’s te ontwijken.
Gastheer Ton Naaijkens kweet zich braaf van zijn taak. Comfortabel zat hij in zijn stoel met het zelfvertrouwen van Jeroen Pauw en de beheerste toon van Paul Witteman, alleen stelde hij niet altijd de juiste kritische vragen: waarom is het bijvoorbeeld niet verplicht dat alle genomineerden voor de Filter Vertaalprijs een passage opvoeren op de manier waarop Baardman, Biekmann, Mudde en Tukker dat deden? En waar kunnen we een van de talloze foto’s van Roel Schuyt krijgen? De prijs ging uiteindelijk naar Satanstango, de dans met de duivel en de drankzucht, en ook ik ging daarna gepast de nacht in met nog een laatste glas champagne.