Zou het een nieuwe trend zijn? De opvolger van al die BN’ers die massaal kinderboeken zijn gaan schrijven, dat nu cabaretiers zich voorzichtig op het vertalen zijn gaan werpen? In 2020 vertaalde Erik van Muiswinkel de klassieker Le petit Prince, waarna hij zich toelegde op een aantal Disney-musicals, en nog maar zeer onlangs heeft zijn kompaan van het eerste cabaretuur Diederik van Vleuten zich gewaagd aan een prentenboekversie van A Christmas Carol van Charles Dickens.
Aan vertalingen en bewerkingen van deze seizoensgebonden klassieker hebben we in het Nederlands geen gebrek. Kort na de uitgave van het origineel in 1843 kwamen er bij ons al meteen twee concurrerende vertalingen uit en de stroom aan uitgaves en heruitgaves, vertalingen en bewerkingen is nadien niet opgehouden – ik tel er veertig, maar zal vast wel deze of gene obscure uitgave over het hoofd hebben gezien. Er zijn versies bij van bekende vertalers, Nijhoffprijswinnaars, zoals Else Hoog en Ernst van Altena, en van bekende schrijvers – Godfried Bomans natuurlijk, Dickensadept pur sang, al heeft hij zijn pen slechts geleend aan de vertaling van de tekst uit een stripversie van een onbekende auteur. De versie van Anton Coolen is misschien de meest succesvolle geweest, die heeft gecirculeerd van 1954 tot 2000. Aan dat succes zal vast in hoge mate hebben bijgedragen dat de illustraties van Anton Pieck waren; Dickens en Pieck samen, zaliger wordt het kerstfeest niet voor ons sentimentelen. Ook relatief recent zijn er nog twee versies verschenen: het verhaal is 'opnieuw verteld' door Merel Leene in een uitgave uit 2020 van YA-uitgever Blossom Books (Dickens’ kerstverhaal) en het jaar daarvoor verscheen een semi-eigen-beheeruitgave (Een kerstlied in proza, feitelijk een spookverhaal over kerstmis) van Mark van Dijk, in het dagelijks leven metaalbewerker. Zijn vertaling kwam onder bijna dickensiaans zware werkomstandigheden tot stand, voor dag en dauw en het ontwaken van de kinderen stond hij op om er een paar uur aan te kunnen werken, daarna moest hij naar zijn baas.
Van Vleutens versie is verschenen bij uitgeverij Hoogland & Van Klaveren en draagt als titel De kerstavonturen van Ebenezer Scrooge. Ik moet zeggen, het is een prachtboek. Maar liefst negentien illustratoren hebben een paginagrote (23 bij 26 centimeter) tekening bijgedragen, ieder in hun eigen stijl, en het zijn niet de minsten. Charlotte Dematons verzorgde het omslag, een klassiek Victoriaans straatbeeld vol sneeuw en een vooruitsnellende Scrooge, en verder werkten onder meer Alice Hoogland, Daan Remmerts de Vries en Ingrid Schubert mee. De illustraties nemen evenveel ruimte in als de tekst, die is verdeeld in achttien hoofdstukken van ook telkens een pagina.
Deze opzet is eerder door de uitgever gebruikt voor een tweetal andere klassieke teksten, Avonturen van Odysseus, waarvan de tekst is verzorgd door Daan Remmerts de Vries, en De schelmenstreken van Reinaert de Vos, op tekst van Koos Meinderts. Zo hoort deze uitgave niet alleen tot de traditie van Nederlandse Carol-versies, maar ook tot de traditie van de uitgever om klassieke teksten in een aantrekkelijke vorm door te geven, en zeker niet alleen voor jonge lezers.
De ondertitel van de kerstavonturen luidt Charles Dickens’ A Christmas Carol vertaald en bewerkt door Diederik van Vleuten. Dat mag toch opmerkelijk heten: 'vertaald én bewerkt'. Wat betekent die eigenaardige zelfdeclaratie? Ze wordt wel vaker gebruikt, maar nooit kun je uit de tekst afleiden hoe die twee zich in dat boek dan van elkaar onderscheiden. Aan de ene kant lijken de termen elkaar uit te sluiten, omdat beide op het niveau van de tekst als geheel een andere gradatie van afstand tot het origineel veronderstellen. Dat is althans het centrale punt van de discussie die al sinds het begin van de negentiende eeuw hierover wordt gevoerd. Je kunt echter evengoed beweren dat er geen wezenlijk onderscheid tussen de termen bestaat, dat ze zich, wanneer je ze opvat als 'tekstuele operaties', alleen maar gradueel van elkaar onderscheiden en dat er in elke generieke vertaling of bewerking van beide gebruik wordt gemaakt. Dat is ook hier wel het geval. Ik zou eerder geneigd zijn dit kerstavontuur als een bewerking te beschouwen, alleen heel af en toe komen er zinnen voor die bijna rechtstreeks corresponderen met het oorspronkelijke werk, maar dat zijn altijd maar enkele zinnen. Een klein voorbeeld: 'Hij wankelde naar zijn bed en viel meteen in een diepe slaap' mag je als een prototypische vertaling beschouwen van '(…) and had barely time to reel to bed, before he sank into a heavy sleep'. Misschien lost de colofonpagina het probleem elegant op. Daar wordt eenvoudigweg vermeld 'tekst Diederik van Vleuten'. Hoe dan ook, bewerking of tekst, dit is een echte, volle versie van Dickens’ klassieker.
Bij Dickens is sprake van vijf 'staves' ('coupletten', het gaat immers om een carol, een lied) die tezamen 28.500 woorden bevatten, maar iedereen die wel eens een boek van Dickens heeft gelezen weet dat ze allemaal ook de helft korter hadden gekund zonder dat het verhaal veel schade op zou lopen. En zie, in de achttien korte hoofdstukken van bij elkaar naar schatting 8500 woorden komt alles langs – de openingsscène in Scrooges kantoor met in de andere kamer zijn klerk Cratchit en het bezoek van neef Fred en de twee weldoeners die tevergeefs om geld komen vragen, het nachtelijk bezoek van de geketende Marley aan Scrooge in zijn slaapkamer, de hallucinatoire en incidentrijke zweeftochten met de drie geesten langs verschillende momenten en plekken uit het leven van Scrooge en 'the end of it' (bij Van Vleuten 'Eind goed, al goed'), waarin Scrooge zijn loutering ondergaat en zijn oude hartelijke zelf hervindt – alleen in korter bestek.
Dat heeft natuurlijk ook gevolgen voor de stijl, voor Dickensiaanse bombast en overdrijving is geen ruimte. De stijl van Van Vleuten is losjes, tongue-in-cheek, zoals we hem kennen. Misschien zijn de veelal korte zinnen bedoeld om de jonge lezer tegemoet te komen, maar de humor is toch eerder op een oudere, in de actualiteit geïnteresseerde lezer gericht. Soms is de toon ook cabaretesk, wordt er binnen alinea’s naar punchlines toegewerkt, waarbij flauwige anachronismen niet worden geschuwd: 'Hij had beter niet de slimste mens uit kunnen hangen' (12) of 'Als ik dat eventueel al gezegd zou hebben, herinner ik het me niet. Althans, niet actief' (17). Dat doet allemaal niet veel af aan de kerstsfeer, al is die bij Van Vleuten vaak vrolijker dan bij Dickens, die bij vlagen toch erg duister en dystopisch kan zijn, ondanks de goede afloop. Dat geldt bijvoorbeeld voor de frequente beschrijvingen van weersomstandigheden. In het Londen van Dickens hangt voortdurend een zware, dikke mist. 'It was cold, bleak, biting weather: foggy withal' lezen we al meteen aan het begin en wanneer de Geest van Heden Kerstmis (aldus Van Vleuten) Scrooge met zich meeneemt is 'the sky (...) gloomy, and the shortest streets were choked up with a dingy mist, half thawed, half frozen, whose heavier particles descended in a shower of sooty atoms'. Er is wel sneeuw, maar die valt slechts zelden, die ligt meestal op straat en op de daken. In het Londen van Van Vleuten lijkt het echter voortdurend te sneeuwen, op het omslag al en meteen in de eerste zinnen: 'Het sneeuwde, en niet zo’n beetje ook. Een gordijn van vlokken daalde neer over de stad.' – om niet meer te verdwijnen. De geest van Voorbije Kerstmissen, die van Heden Kerstmis en die van Toekomstige Kerstmissen zweven door een besneeuwde wereld, op ‘prachtige winterdagen’. Hier zal toch een hedendaags nostalgisch verlangen naar winters weer uit een ver verleden aan ten grondslag liggen.
Opvallend in dit opzicht is ook het ontbreken van elke verwijzing naar geloof en christenheid. In het origineel komt een heel aantal passages voor waarin in bijna Bijbelse toonzetting de straf van het kwade geweten aan Scrooge knaagt – hij weet 'the eye of heaven' permanent op zich gericht – en waarin we de boodschap meekrijgen dat het onmogelijk is gelukkig te worden zonder het goede te doen. Dat centrale idee van het verhaal komt bij Van Vleuten uiteraard ook naar voren (anders was het zelfs geen bewerking geweest), maar eerder in de gedaante van een algemeen kwaad geweten, zonder religieuze basis.
Waar weglating een cruciaal kenmerk van bewerkingen is, geldt dat niet voor toevoegingen, die zijn hoogst ongebruikelijk en eigenlijk taboe voor een werk dat een gelijkwaardige relatie wil aangaan met een gelijkluidend werk. In Het kerstavontuur van Ebenezer Scrooge komt een voor Van Vleuten kennelijk wezenlijke toevoeging voor, of misschien zou je ook kunnen zeggen uitvergroting. In het verhaal van Dickens wordt een groot deel van Scrooges harteloosheid impliciet verklaard uit het feit dat zijn zus Fanny van wie hij veel hield op jonge leeftijd is overleden, na de geboorte van haar zoon Fred (die desondanks zo’n beetje het vrolijkste personage uit de hele Carol is). In diverse passages wordt het verdriet van Scrooge om het verlies gedetailleerd beschreven. Zo ook bij Van Vleuten. Hij geeft ons zelfs een nawoord mee, dat bij Dickens ontbreekt, waarin hij op Fanny terugkomt. Hij maakt de verklaring expliciet: 'Zijn zusje Fanny was veel te vroeg overleden en hij miste haar zo erg dat hij er geen woorden voor kon vinden. In plaats daarvan werd hij boos op de wereld en iedereen om hem heen.' De loutering van Scrooge in ‘die ene kerst’ maakt zijn verdriet bespreekbaar, en 'thuis brandde hij iedere dag een klein kaarsje voor haar'.
De slotalinea luidt daarna: 'En als niemand dat laatste kaarsje heeft uitgeblazen, dan brandt het nu nog. Met die woorden had deze kerstvertelling ook kunnen eindigen. Maar een zacht gordijn van sneeuw is ook goed. Wie weet zat Fanny achter dat gordijn op haar broer te wachten…'
Deze alinea krijgt meer lading wanneer we ons realiseren (en ik denk dat hij daar toch wel op speculeert) dat Van Vleuten zelf een jongere zus heeft verloren, zoals hij uitgebreid heeft verteld in het tv-programma van Coen Verbraak ‘In de beste families’. Met zijn versie van A Christmas Carol heeft hij dus ook een kaarsje voor zijn eigen zus willen aansteken. Het lijkt me een zeer ontroerend gebaar, Dickens en Kerst waardig en binnen het kader van een bewerking alleszins gerechtvaardigd.