Vertaaldag  Archief

2025

2024

2023

2022

2021

2020

2019

2018

2017

2016

2015

2014

2013

Het Lexicon van Gevoelige Woorden

Het e-woord

Gys-Walt van Egdom

‘I want to defy
The logic of all sex laws
[…]
I'm a full grown man
But I'm not afraid to cry’

Beck, ‘Sexx Laws’

DIT, een journalistiek platform van de EO, publiceerde op 20 december 2023 de resultaten van een onderzoek naar de man in de moderne samenleving. Zestig procent van de ondervraagde mannen had het gevoel dat de mannelijkheid in de maatschappij van vandaag onder druk staat. Het onderzoek zette me uiteraard aan het denken. Zelf heb ik in 2011 korte tijd onderzoek gedaan naar de wijze waarop de vrouwelijke identiteit taalkundig werd geconstrueerd in Vlaamse vrouwenbladen. In die tijd leefde bij mij ook het gevoel dat een onderzoekje naar de ontwikkeling van ideeën rond ‘mannelijkheid’ in de media ook boeiend zou zijn. Niet dat ik de behoefte voelde om die ‘arme’ mannen een hart onder de riem te steken: ik was gewoon benieuwd naar de manier waarop mannen werden voorgesteld en hoe ze zichzelf zagen in tijden waarin identiteit niet langer als vanzelfsprekend wordt ervaren. Van een onderzoek naar het masculiene is het nooit gekomen, maar ‘Het lexicon van gevoelige woorden’ gunt me toch de ruimte om te reflecteren op een aspect van masculiene beeldvorming.

Binnen het vak Vertaalmethoden en -ethiek besteed ik al jaren aandacht aan twee buitengewoon gevoelige hoofdstukken uit de verhalenbundel Pippi langkous met al haar kleurige avonturen in een groot boek. Concreet vraag ik mijn studenten te reflecteren op vertaalethische problemen in dat boek. De ethische kwesties spatten van elke bladzijde, dus het is nooit moeilijk om de discussie op gang te brengen. Toch blijkt het elk jaar weer een hels karwei om te focus te verleggen van ‘het n-woord’ naar kwesties die vertalers in opleiding óók kunnen (of zouden moeten) prikkelen. Dit jaar was ik blij verrast toen ik zag dat de reflecties van de meeste studenten verrijkt werden met kwesties die geen verband hielden met de n-woordproblematiek1.

Onderwerp van de ethische reflectie was genderstereotypering. De brave buurkinderen van Pippi werden in menige reflectieopdracht op de rooster gelegd – figuurlijk uiteraard. In de hoofdstukken in kwestie moeten Tommy en Anneke namelijk afscheid nemen van hun grote vriendin, die haar vader op Taka-Tukaland gaat vergezellen. Het afscheid valt ze, zoals ook uit de volgende passage blijkt, erg zwaar.

Anneke had de hele ochtend al een brok in haar keel gevoeld. […] Ze begon te huilen […] langzamerhand al harder en harder.

‘Brul niet zo’, zei Tommy kwaad. […]

Het resultaat van zijn vermaning was een stortvloed van tranen bij Anneke. Ze schudde van het huilen! Tommy schopte tegen een steen […] Heus - als niemand het had kunnen zien, zou Tommy ook wel een deuntje willen huilen. Maar dat kon nu eenmaal niet. Hij gaf nog een schop tegen een steen. (1998, p. 139, [vert. Borgesius-Wildschut & Saskia Ferwerda])

Mijn studenten van de huidige lichting merkten op dat de reactie op het nakende afscheid kwalijk is: er is sprake van genderstereotypering. Toch viel mij onmiddellijk op dat Anneke in hun reflecties op de gendervoorstellingen de dans meestal wist te ontspringen. Het feit dat zij, om het in ongelukkige traditionele termen te vatten, als een ‘hysterisch wijf’ reageert, werd blijkbaar niet als kwalijk stereotyperend ervaren. Tommy daarentegen werd door mijn studenten tamelijk accuraat getypeerd als een jongen die heeft geleerd zijn emoties te onderdrukken en die bijgevolg verdriet omzet in agressie. Soms leidde dat echter tot wat ongenuanceerde analyses waarbij Tommy het gesocialmediatiseerde psychopathologische label ‘toxic masculinity’ kreeg toebedeeld. (Ik kon tijdens de beoordeling enkel besmuikt lachen.)

Opmerkelijker werd de inhoud van de reflecties op het moment dat er gevraagd werd na te denken over mogelijke en wenselijke oplossingen voor vertaalethische problemen. De genderstereotypering was een kwalijke zaak, daar was iedereen het wel over eens. Kinder- en jeugdliteratuur dient ter vermaak, maar het genre vertolkt ook een opvoedkundige functie: een een-op-eenvertaling zou traditionele genderrollen maatschappelijk kunnen bestendigen. (In mijn hoofd was Tommy al verworden tot de Andrew Tate van de kinderfictie.) De mogelijke oplossingen die door de studenten als de meest wenselijke naar voren werden geschoven, verschilden sterk. Een zeldzame student die Annekes ‘hysterie’ had beschreven, opperde dat een omdraaiing van de genderrollen wel zou kunnen werken: Tommy zou dan huilen, Anneke boos zijn. Een aantal studenten zocht ook daadwerkelijk naar een manier om de reacties simpelweg af te vlakken: de scherpe randjes eraf! Een enkeling voelde de nood om het gedrag van Tommy in de lopende tekst als het ware te ‘femsplainen’, door aan te geven dat de arme jongen nooit geleerd had om zijn emoties op een gezonde manier te uiten. Meerdere studenten kozen er echter voor om het buurjongetje een normale reactie aan te meten: hij moest zijn verdriet gewoon kunnen uiten.2

Persoonlijk kon ik nog het meeste begrip opbrengen voor de verzachtende vertaling waarin de echte uitspattingen werden weggelaten. Maar mijn mening over de gewenste oplossing is allerminst interessant. Het meest saillant vond ik immers de norm(alis)erende redeneringen.3 Als ik kijk naar de maatschappelijke ontwikkelingen die plaatsvinden, dan merk ik dat veel initiatieven, zeker initiatieven in de culturele sector, gericht zijn op het vieren van (onze) verschillen. Als het echter aankomt op emotie in Pippi Langkous, dan zien we dat er allerminst sprake is van een lofzang op het (onherleidbare) verschil. De mening die menig student leek te verkondigen, luidde: je kan ook gewoon normaal doen. Zelfs het feit dat we in deze klassieker van doen hebben met twee kleine kinderen, wezentjes die ‘emotiebeheersing’ of ‘-regulatie’ (zoals de ontwikkelingsppsychologen dit fenomeen plegen te noemen) nog onder de knie moeten krijgen, doet blijkbaar niet ter zake. Gewoon normaal doen.

Door de confrontatie met de norm(alis)erende redeneringen, met de onvermoede gevoeligheid van het e-woord (emotie), werd ik teruggevoerd naar Charles Darwins onvolprezen The expression of the emotions in man and animals (1872). Hierin vertelt Darwin over zijn bezoekjes aan de dierentuin van Londen. Hij ging steevast naar het adderverblijf en hield daar een tijdje halt. In het boek beschrijft hij hoe de adder steeds een poging ondernam om hem te bijten. Darwin had gemerkt dat hij telkens schrok van de aanval, maar realiseerde zich ook dat het beestje achter glas zat. Daarom had hij zich voorgenomen om voortaan stokstijf te blijven stilstaan (‘with the firm determination of not starting back if the snake struck at me’). Zijn wil en zijn ratio bleken echter geen enkele grip op zijn reactie te hebben: steeds weer schrok hij op het moment dat de slang aanviel (‘I jumped a yard or two backwards with astonishing rapidity’). Darwin was onder de indruk van de kracht van de niet-rationele oerreactie van de mens, dat emotionele instinct om te vluchten, te vechten of te bevriezen.  

Natuurlijk gaat de gelijkenis met Darwins adderexperiment in de context van Pippi Langkous niet helemaal op. Toch meen ik te kunnen vaststellen dat zowel Darwin als mijn studenten een poging doen om de reactie op een onaangename situatie te ‘normaliseren’. Darwin erkent echter dat rationaliseren in deze situatie weinig zin heeft. In de reflecties op Pippi Langkous wordt er echter volhard: als het afscheid tussen Pippi en haar buurkinderen nadert, dient de ratio te zegenvieren. De rede leert: tranen moeten geplengd. Blijkbaar mogen kinderen niet lezen dat mensen emoties op verschillende manieren verwerken.

 

Noten
1 Zie Kosters, Onno. ‘Tere zielen – vertalen voor jonge lezers’, In: Filter 30:4, pp. 114-124.

2 DIT informeerde ook naar de kernmerken van man-zijn. Eenenveertig procent van de ondervraagden gaf aan dat ‘emoties uiten’ mannelijk is, terwijl drieëntwintig procent onderdrukking van emoties juist als mannelijk typeerde.

3 Ik gebruik het woord ‘normaal’ heel bewust. Als ik naar het afscheid tussen Pippi en haar buurkinderen kijk, dan meen ik vooral een tweeledig hechtingspatroon te ontwaren. In de hechtingstheorie wordt het onderscheid gemaakt tussen veilige en onveilige hechting. In de meeste ontwikkelingspsychologische handboeken die ik in mijn vertaalcolleges gebruik, staat steeds helder aangegeven dat het onderscheid tussen veilig en onveilig niet gelijkstaat aan het onderscheid tussen normaal en abnormaal. Onveilige gehechtheid is geen pathologisch beeld, geen anomalie.