Met zachte drang ben ik op het spoor gezet van Ball, Hugo Ball. En als ik hem aantref, althans: volledig virtueel, bijvoorbeeld in mijn boekenkast, lees ik wat hij op 15 mei 1916 geschreven heeft en zijn actualiteit behield. Hij beweerde ‘dat er nog maar een paar onafhankelijke mensen zijn die voor andere idealen staan dan “oorlog” en “vaderland”.’ Overdreven misschien. Twee handelingen verrichtte hij om zich als onafhankelijke oorlogshater neer te zetten: midden in het neutrale Zürich richtte hij in de Spiegelgasse het Cabaret Voltaire op en lanceerde hij een tijdschrift waarvan de naam groter werd dan de acht afleveringen die uiteindelijk het licht zouden zien: Dada. Dada betekent gewoon niets, liet hoofdredacteur Tristan Tzara later weten. Hugo Ball (1886-1927) was samen met medestander en latere echtgenote Emmy Hennings (1885-1948) de drijvende kracht achter het bewuste cabaret waar literaire anarchie in tot dan toe ondenkbare vormen hoogtij vierde. De oorlog woedde voort, niet eens zo ver weg, maar werd tijdens het literaire varieté ontkend – voor even dus, tijdelijk en tegen beter weten in. De dadaïst Ball is een intrigerende, enigszins ongrijpbare figuur van wie Hans Driessen zaliger beweerde dat hij kunstenaar noch dichter was omdat het zijn primaire doel was ‘het “nee” te laten klinken tegen de massaslachting van de Eerste Wereldoorlog, in Balls ogen de gruwelijke apotheose van het kapitalisme’.1 Toch schreef hij en heeft hij befaamde dichtregels op zijn naam staan, ik noem ‘jolifanto bambla oo falli bambla’, wat een ‘schildering van een karavaan olifanten’ moet voorstellen. En kunstenaar is hij zeker als je de kledij meerekent waarmee hij in theater Voltaire ten tonele verscheen:
Rond de laatste eeuwwisseling verschenen bij het onvolprezen Vantilt te Nijmegen een aantal (ik denk acht) dadavertalingen. Marc Beerens was de verantwoordelijke uitgever, de vertalers waren Rokus Hofstede (tweemaal een bundel van Clément Pansaers) en vooral Jan H. Mysjkin, die zes vertalingen bijdroeg waaronder Hugo Balls Tenderenda de Fantast. Bij Tenderenda gaat het om teksten die een ondergronds (‘spookachtig’) bestaan leidden tot ze in de jaren zestig opdoken en postuum in 1967 werden gepubliceerd. Zowel Ball als mededadaïst Hans Arp noemde Tenderenda een roman, maar dat is er dan wel een die ingaat tegen alle wetten van het genre. Mysjkin, die alle dadapluimen verdient, tekende ook voor de uitgave Een avond in Cabaret Voltaire (Vantilt, 2003). Van Ball is daarin Een kerstspel opgenomen, bruïtistisch opgevoerd in kerstloze tijden (de première vond plaats op 3 juni 1916). De rollen werden gespeeld door zo’n beetje alle dadaïsten van naam, maar wie de ezel speelde (‘ia, ia, ia, ia, ia, ia, ia, ia, ia, ia, ia, ia, ia’) of de os (‘meuh meuh meuh meuh meuhm meuh meuh meuh meuh’) is niet bekend. Wel suggereert de tekst, in de vertaling van Jan Mysjkin, dat het ‘bèh, bèh, bèh, bèh, bèh, bèh, bèh, bèh’ uit de mond van Hans Arp is gekomen.
Een heuse roman – al is ‘heus’ geen veilig woord voor dada – publiceerde Ball in 1918: Flametti oder vom Dandysmus der Armen. Er bestaan talloze uitgaven van deze ‘autobiografische’ tekst in het Duits en wonderlijk genoeg is er geen Nederlandse vertaling van. Maar ineens is er nu wel een vertaling die Nederlandse trekken heeft: Flametti, or the dandyism of the poor, uitgegeven door het Rotterdamse kunstenaarscollectief dat opereert onder de naam Fucking Good Art.2 Opvallend genoeg was die vertaling in het Engels al eens verschenen.3 Vertaler Catherine Schelbert won er een prijs mee. Nu heeft de vertaling, en daarmee Ball, een nieuw leven gekregen dankzij een nieuwe, mooi vormgegeven uitgave: een ‘read-along paperback’ (zeg: meeleesboek) samen met een langspeelplaat (‘10-inch vinyl record’). Boek en plaat zijn de fysieke delen van een luisterboek of hoorspel (‘audiobook/radio play’) dat zes uur en veertig minuten duurt en waar je toegang toe krijgt via een QR-code op het boek.4 De audiovertaling is aangekleed door Robert Hamelijnck en Nienke Terpsma samen met Nina Hitz en diverse andere musici. Je beluistert een spektakel. Ik heb zelden een vertaling beleefd die met zoveel liefde, toewijding en artistieke zorg omgeven is als deze. Een beminde vertaling is het, een gekoesterde. Werd elke vertaling maar zo omarmd. ‘Five years: it took five years and it was worth it!’ laat de vertaalster, die zelf haar tekst voorleest, op een bijgevoegde boekenlegger weten. ‘Worth it because it gave me the privilege of tagging along with two people […] whose optimism, energy, devotion, generosity, creativity, openness, musical audacity, flexibility – I’d better stop.’
De vertaling was onderdeel van een live performance door Local Jungle (Nina Hitz, cello en stem, en Vilbjørg Broch, stem en elektronica)5; Flametti werd daarnaast gepresenteerd als geluidskunst of geluidsinstallatie (sound installation) in het Grand Palais te Bern. Misschien lijkt de tekst van Ball daarmee naar de achtergrond te verdwijnen, maar dat is niet het geval, zeker niet als je kijkt naar de zorgvuldigheid en kracht die de vertaling kenmerken.6 Het is wel een curieus verhaal: Flametti runt een vaudevilletheater, betaalt zijn jodelaars, evenwichtskunstenaars en ander artiestenvolk mondjesmaat uit, gaat uit vissen en zorgt zo dat hij en zijn mensen ook wat te bikken hebben. Intussen verschijnt de een na de andere hilarische figuur ten tonele. ‘Een donkere satirische komedie over een verarmd vaudevillegezelschap en de opkomst en ondergang van de directeur Max Flametti, een figuur van tragische proporties die verstrikt raakt in zijn onontkoombare zelf,’ zeggen de makers. Wat bovenal overkomt is het leven in een bijzonder levendige uitgaanswijk met haar excentrieke, levenslustige bewoners die voortdurend lijken te worden opgejaagd door agenten, ambtenaren en deurwaarders. Drugs, drank en dada tieren welig op de ‘complexe, conflictueuze, niet-professionele, rommelige en vergeten humus van een scene’ die meer dan honderd jaar geleden in Zürich hoogtij vierde – in tijden van oorlog.
Noten
1 ‘Nawoord’ bij Hugo Ball, De vlucht uit de tijd. Vertaald door Hans Driessen. Nijmegen: Vantilt, 2016, p. 348.
2 Zie https://www.fuckinggoodart.nl/Archive/fga29.html, waar ook het motto zichtbaar wordt: ‘in selfless service to our community’.
3 Wakefield Press, Cambridge, M.A., 2014.
4 Een proeve van een halfuur is te beluisteren via https://www.fuckinggoodart.nl/fga44_flametti/index.php.
5 Klopt niet, laat Nienke Terpsma van fuckinggoodart weten na de column gelezen te hebben: 'Het ging anders: we gebruikten (met toestemming) een paar heel korte fragmenten van opnames die ik jaren geleden gemaakt had tijdens een optreden van Nina en Vilbjørg. Die voorstelling had niets met Flametti te maken! Het geluid paste gewoon lekker in de muziek die wijzelf met Nina samen hadden gemaakt, omdat de cello van Nina er in terug komt, maar dan samen met de heel theatrale prachtige stem van Vilbjørg. Dat had de muziek net nog nodig, die hoge vocale felheid. Het zijn stukjes van een paar seconden vaak. Ook het kerkorgel, en de muziek van Klaas Hekman en Wei Wei hebben we zo uit het wild gevangen. We waren gewoon altijd klaar om “echte Flamettimuziek” en geluiden te vinden, en die op te nemen en (als we toestemming kregen natuurlijk) te gebruiken in de soundscape.’
6 Ik heb een paar kleine steekproeven genomen door het Duits (te vinden op https://www.projekt-gutenberg.org/ball/flametti/index.html) naast het Engels te leggen. Verder is de toon goed en coherent en is er voor de hondsmoeilijke (Zwitserse, tijdgebonden) woorden een overtuigende oplossing gevonden. Voorbeelden zeggen ook niet alles, maar ‘don’t let the bedbugs bite!’ voor ‘angenehmer Flohbiß’ vermaakte me zeer (het blijkt, aldus mijn zegsvrouw, te gaan om een bekende wens voor het slapengaan, tegen kinderen gezegd). De eerste zin is al een hele tour: ‘Flametti zog die Hosen an, spannte die Hosenträger und brachte durch mehrfaches Wippen der Beine die etwas straff ansetzende Hosennaht in die angängigste Lage.’ Dat wordt dit: ‘Flametti pulled on his pants, fixed his suspenders, and wriggled back and forth to adjust the rather snug seam.’