Wie mijn recente zoekgeschiedenis bekijkt, zal zich afvragen of het wel goed met me gaat. Ik zocht op 'welke drug meest verslavend', 'NA-meetings', 'twaalfstappenplan' en 'heroïneverslaving'. Ik bekeek op YouTube scènes uit Christiane F., bestelde op Boekwinkeltjes.nl Op de rug van vuile zwanen van René (later: Renate) Stoute, korte (ervarings)verhalen van een verslaafde, en was hevig geïnteresseerd in documentaires waarin ex-verslaafden vertelden over hun afkickproces. Wie niet beter weet, zou denken dat ik een serieus probleem heb waar ik vanaf wil. Het probleem is echter niet dat ik zelf verslaafd ben, maar samenleef met twee verslaafden. Ze heten Oscar en Rebecca en bestaan alleen op papier – in Virginie Despentes’ nieuwste werk, de briefroman Cher Connard. Ik heet Carlijn, en ik heb een probleem. Ik voel me een buitenstaander in het boek dat ik vertaal.
Een introductie: Cher Connard voert drie personages ten tonele. Rebecca, een actrice van rond de vijftig die steeds minder werk aangeboden krijgt; Oscar, een schrijver die door een promotiemedewerkster van zijn uitgeverij wordt beschuldigd van MeToo-praktijken; en de bewuste promotiemedewerkster zelf, Zoé, die Oscar tien jaar na dato op haar feministisch blog out. Oscar beledigt Rebecca online door te zeggen dat het geen wonder is dat zo’n uitgezakte en uitgerangeerde vrouw als zij geen werk meer heeft. Wanneer Rebecca na de publieke affakkeling contact opneemt met Oscar, is hij in shock: hij had niet voorzien dat ze zou reageren. Er ontspint zich een mailwisseling, waarin Oscar zich overdreven nederig opstelt en Rebecca haar ergernissen uit. Tussen de mails door lezen we stukken van het feministische blog van Zoé.
Ik wil me nu concentreren op de correspondentie tussen Oscar en Rebecca. Niet lang nadat ze met elkaar in contact zijn gekomen, breekt de coronapandemie uit. Beiden maken de rekening op van hun leven. Oscar vraagt zich af hoe hij in een MeToo-zaak terechtgekomen is, en Rebecca probeert uit te vogelen wie ze is buiten haar carrière. De coronapandemie betekent ook dat hun sociale levens tot een halt komen. Rebecca en Oscar zijn afgesneden van de mensen met wie ze drank en drugs gebruikten. Wie zijn ze zonder eigenlijk? Willen ze wel zonder? Oscar ziet geen andere uitweg dan afkicken: alleen zo kan hij nog verder met zijn leven, dat mede onder invloed van de drank en een hele reeks verkeerde inschattingen naar de haaien is gegaan. Rebecca is er heilig van overtuigd dat iemand die zo goed tegen drugs kan als zij, toch moeillijk kan stoppen. Maar horen drugs niet bij een leven dat eigenlijk voorbij is?
Drank en drugs dus. In eerste instantie dacht ik dat ik niet helemaal grip kreeg op het boek omdat ik niet thuis ben in de terminologie. Natuurlijk – ik weet wat heroïne is en doet, en waarin het verschilt van cocaïne of wiet. Maar heel vaak worden in het Frans niet simpelweg 'héroïne' of 'cocaïne' gebruikt, maar bijnamen – 'la came', of 'schnouf'. 'La came' is een term die 'een verdovend middel' betekent, en vaak wordt gebruikt voor heroïne, maar niet altijd. Ik maak uit de context meestal wel op welk middel wordt bedoeld, maar wil ook niet invullen – eerst kwam ik uit bij 'stuff', maar dat blijkt toch meer een wiet-achtige connotatie te hebben. 'Dope' dan? Op de rug van vuile zwanen bevestigt die ingeving: heroïne wordt door ervaringsdeskundige Stoute inderdaad vaak dope genoemd. En het ligt ook weer dicht bij het algemenere 'doping'. Met 'schnouf' wordt cocaïne bedoeld, en het snuifaspect is in het Frans duidelijk aanwezig (spreek het uit, en je hoort het). Drukt het woord 'coke', wat ik had gekozen als vertaling, dat wel uit? Of kom je dan eerder uit bij 'poeder' (maar dat voelt te generiek), of 'sneeuw', waaruit je impliciet opmaakt dat het poedervormig is? Vervolgens kwam ik de mooie term 'être à la blanche' tegen – wat in eerste instantie bij deze drugsleerling wat verwarring opleverde. Het lijdt geen twijfel dat Rebecca het over heroïne heeft, maar bij witgekleurde drugs denk ik eerder aan cocaïne dan aan heroïne. Er blijkt wel witte heroïne te zijn, maar als ik vertaal 'ik zit aan het wit' – is het dan meteen duidelijk om welke substantie het gaat? Kan ik toch bij een kleur blijven én een term vinden die spreektalig genoeg is? 'Bruine suiker' – is dat wat? Het klopt wel, maar nu hoor ik Mick Jagger in mijn achterhoofd en ben ik opeens in de jaren zeventig. Rebecca is niet piepjong, en zal dus geen hele hippe termen gebruiken, maar 'bruine suiker' voelt gedateerd en ongeloofwaardig. Wat zeg je dan? 'Bruin'? Of is dat de term die de politie gebruikt, en bij gebruikers niet gangbaar is? Bij René Stoute kom ik de term 'junk' tegen – en dan niet in de betekenis van ‘verslaafde’, maar als verwijzing naar het middel. De verhalen van Stoute dateren uit de jaren tachtig, precies het decennium waarin Rebecca ook met heroïne in aanraking kwam. ‘Junk’ wordt het, voor nu.
Misschien legt het vertaalprobleem dat ik heb met het veel voorkomende ‘la défonce’ / ‘se défoncer’ het beste bloot waar mijn gevoel van ongrijpbaarheid vandaan komt. Sec betekent het ‘drugsgebruik’, ‘drugs gebruiken’, ‘zich drogeren’. Wanneer Oscar en Rebecca het in de mond nemen, steekt daar vaak een gevoelswaarde achter – eigenlijk verwijzen ze met ‘la défonce’ vooral naar het effect dat die drugs sorteren. ‘Drugs gebruiken’ klinkt mij dus wat te klinisch in de oren. In het werkwoord défoncer zit bovendien een ontkenning van iets anders (dé-, ont-). Défoncer betekent, als je het ontleedt, ont-bodemen, iemand de grond onder de voeten wegnemen. Het drukt, als ik René Stoute en Rebecca uit Cher Connard volg, precies uit wat drugs doen: je geen illusies meer maken.
'Hij [de verslaafde] kan zich geen mens voelen zonder z’n junk. Dat onder andere maakt hem een outcast en wanneer hij stoned is en in de juiste stemming, kan hij zich goed voelen bij die gedachte. Er niet bij te horen. Er buiten te staan, zonder gemis.'1
'Au fond, les vrais drogués le font parce qu’ils ont envie de ressembler à rien. À l’héro ou au crack, ce qu’on cherche, c’est ne pas oublier qu’on n’est jamais que des merdes. En le devenant, on dit au monde entier – vous vous croyez meilleurs? Vous vous leurrez. En se démontant, en se disjonctant, c’est aux autres qu’on dit qu’on les méprise. Leurs efforts pathétiques pour se tenir un peu debout.'2
De junk zoekt naar de uitzonderingspositie en voelt zich daar (soms) goed bij. Hij richt zichzelf te gronde ('défoncer' betekent ook kapotmaken) om maar niet bij de massa te hoeven horen. Drukt 'high worden' – de meest voor de hand liggende vertaling in het Nederlands – dat wel even goed uit? Ja, je zweeft weg uit de realiteit, maar het voelt zachter aan. Het voelt alsof 'high worden' en 'high zijn' enkel het moment beschrijven waarop de drugs werken, terwijl 'défoncer' effect en nasleep tegelijkertijd uitdrukt: je bent tijdelijk weg van de aarde, maar de drugs maken je óók kapot. Is het erg dat het Nederlands die tweeledigheid mist? Het Frans is vaak polysemischer dan het Nederlands; dat blijkt hier maar weer.
Zo wik en weeg ik me door deze vertaling heen. Oscar en Rebecca zij niet de eerste personages met wie ik geen ervaringen deel - en ze zullen niet de laatste zijn. Ik denk terug aan Louise, het hoofdpersonage uit Les méduses n’ont pas d’oreilles, dat ik vorig jaar vertaalde. Louise is slechthorend en zal waarschijnlijk helemaal doof worden. Ik ben horend, maar toch voelde ik mij geen buitenstaander – maar dat had er alles mee te maken dat Adèle Rosenfeld, de schrijfster, de lezer deelgenoot wilde maken van de ontreddering van haar hoofdpersonage. Goed haar best deed om voor ons invoelbaar te maken wat het is om afhankelijk te zijn van lichtval om te kunnen horen, hoe eenzaam de wereld is als je niet aan een gesprek kunt deelnemen. Bij Despentes lees ik als een soort voyeur mee in een mailwisseling en word ik niet actief betrokken in de situatie die mij vreemd is. Maar dat betekent niet dat ik Rebecca en Oscar niet wíl begrijpen. Dat is het hele punt van vertaler zijn: je moet je personages willen begrijpen, leren kennen, zo goed mogelijk weergeven. Het kan soms veel tijd kosten om tot het passende vocabulaire te komen als je niet kunt bogen op ervaring. Maar dat is wat we doen, tot de bodem gaan, soms de bodem bereiken, en soms geen bodem meer onder onze voeten voelen. Ik voel me bij tijd en wijle in dit vertaalproces ook 'défoncée'. De buitenstaander, de ontbodemde. Misschien is dat eigenlijk precies wat mij met Oscar en Rebecca verbindt, en wat mij aan Despentes bindt.
Noten
1 René Stoute, Op de rug van vuile zwanen, Amsterdam: De Arbeiderspers 1984, p. 24
2 Virginie Despentes, Cher Connard, Paris: Grasset, 2022, p. 58.
Vert. [Echte verslaafden zijn verslaafd omdat ze de schijn niet willen ophouden. Het hele punt van horse of crack is dat je jezelf eraan herinnert dat je nooit méér zult zijn dan een zak stront. Door daar daadwerkelijk in te veranderen, zeg je tegen de rest van de wereld – denken jullie dat jullie beter zijn? Jullie vergissen je. Wie zichzelf kapotmaakt, wie zichzelf de vernieling in helpt, zegt tegen de rest: ik veracht je. En je sneue pogingen om jezelf overeind te houden.]