Vertaaldag  Archief

2024

2023

2022

2021

2020

2019

2018

2017

2016

2015

2014

2013

Het Lexicon van Gevoelige Woorden

het v-woord

Gys-Walt van Egdom

Da dialect. Vanaf na wil ik da ni mier horen. 
Vanaf na wil ik da er ier op den buro allieën nog Ao En weur geklapt. 
Kleir?
(Eigen kweek)1

In november mocht ik samen met Fedde Van Santen tijdens het werkcongres van de Vlaamse Auteursvereniging een praatje houden. Schoorvoetend ging ik aan de slag met een onderwerp dat mijn collega-spreker mij door de spreekwoordelijke strot had geramd. Het onderwerp van ons praatje kwam duidelijk naar voren in de titel: ‘Algemeen Beschaafd (Vlaams-)Nederlands’. 

Ik heb die titel zelf als tenenkrommend ervaren, maar zou in deze context zelfs durven spreken van een affrontelijke titel. De drieletter ‘ABN’ is al veertig jaar niet meer salonfähig in het Nederlandse taalgebied, omdat de ‘B’ zou kunnen suggereren dat taalgebruikers van varianten van het Nederlands niet ‘beschaafd’ zijn. Bovendien is de noemer ‘Vlaams’, zoals blijkt uit de rijke bijdragen aan De vele gezichten van het Nederlands in Vlaanderen (De Sutter [red.] 2017), hoogst problematisch: hét Vlaams bestaat niet. Toch hebben we de titel behouden: met een provocerende titel trek je makkelijk de aandacht van je publiek.

U merkt het al: het gevoelige woord van deze bijdrage is dus ‘Vlaams’. Waarom zou ik dit v-woord opnemen in een ‘Lexicon van Gevoelige Woorden’? Omdat ik mij verbaas over de dynamiek in het Nederlandse literaire veld. We merken de laatste jaren dat er fel wordt gestreefd naar een inclusievere en diversere samenleving. Ook in het Nederlandse literaire veld worden er steeds meer initiatieven ontplooid om diversiteit en inclusiviteit te bevorderen. Te denken valt aan de plotse aanwezigheid van gevoeligheidslezers en denktanks, aan vertaalprojecten die specifiek gericht zijn op loopbaanontwikkeling voor vertalers met verschillende achtergronden en natuurlijk aan de studiedagen die rond diversiteit en inclusie worden georganiseerd. Toch zien we dat de positie van de Vlaming en van Vlaamse taalvarianten geen thema is dat breed wordt uitgemeten in het hedendaagse debat over diversiteit en inclusie. 

Met Fedde heb ik, weliswaar pre(di)kend voor eigen parochie, getracht om een duit in het ‘wokezakje’ te doen. ‘Beschaving’ kreeg tijdens ons praatje een dubbele lading. We hebben de taalvariatie-misstanden op de vertaalmarkt aan de kaak willen stellen door een experimentje op te tuigen op basis van een corpus van 20 vertaalde werken. De helft van de werken was geproduceerd door Nederlandse vertalers, de andere helft voor Vlaamse vertalers. Saillant detail: de samenstelling van het corpus verliep niet vlekkeloos… door schaarste aan Vlaamse literair vertalers. Door de woordfrequentie van de twee subsets (Nederlands en Vlaams) met elkaar te vergelijken, hebben we de ‘keywords’ van de corpora kunnen aanwijzen.

Wat viel er op aan de Vlaamse keywordlijst? Ondanks de beperkte omvang van de twee corpora (tweemaal 1 miljoen woorden) konden we een Vlaamse vingerafdruk ontwaren. Vlamingen onderscheiden zich van Nederlanders door:

  1. Een rijker geschakeerd palet aan voornaamwoorden (met name bezittelijke en aanwijzende voornaamwoorden);
  2. Een grotere verscheidenheid aan bijwoorden;
  3. Een beperkter gebruik van voegwoorden;
  4. Een opvallend hoge frequentie van ‘algemene termen’ om mensen aan te duiden (persoon, mens, men…);
  5. Een opvallend hoge frequentie van het werkwoord ‘moeten’.

Al deze factoren lijken dus te wijzen op verbaal-syntactische vlaamsismen in het Nederlands van Vlaamse vertalers. Zo wijzen de voornaamwoorden op een groter bewustzijn van genus en de bijwoorden en voegwoorden op lichte variatie in zinsbouw. Toch schittert één woordgroep door afwezigheid. De keywordlijst van de ‘Vlaamse’ vertalingen bevatte geen enkel woord met het label ‘BE’ (Belgisch-Nederlands). Dat is op opmerkelijk, omdat Van Dale over dit label zegt:

Belgisch-Nederlandse varianten zijn niet fout. Woorden en uitdrukkingen die in dit woordenboek zonder enige verdere markering opgenomen zijn, behoren tot de standaardtaal in België en worden in het publieke domein algemeen gebruikt (2015).

Vlaamsismen zijn dus alleen latent aanwezig. Het lijnenspel in de vingerafdruk van de Vlaamse vertaler is dus niet bepaald geprononceerd. Dat is, zeker in het licht van de woke- of beschavingsbeweging, een heel spijtige zaak. De Vlaamse vertaler die erin slaagt een voet tussen de grachtenpanddeur te krijgen, lijkt stevig ‘geïndoctrineerd’2, pleegt veelvuldig zelfcensuur en slaat de blik neer als die weer eens op de vingers wordt getikt door een ‘Hollandse’ redacteur of persklaarmaker. 

Het v-woord lijkt met recht een gevoelig woord. Dat praatje in Antwerpen en dit ‘Lexicon’ bieden me de mogelijkheid om de uitgeverswereld andermaal (maar helaas ook ten overvloede) te attenderen op de randstedelijkheid van hun uitgaven. Daarom, uitgevers, redacteuren en persklaarmakers altegaar, sluit ik deze column af met een pleidooi voor de diversifiëring van het literaire veld door middel van de inclusie van de ‘unapologetically’ Vlaamse vertaler. 

 

Noten
1
Graag bedank ik Miet Ooms voor de orthografische correctie van het citaat.
2 Het woord ‘geïndoctrineerd’ werd tijdens ons interactieve praatje veelvuldig door Vlaamse vertalers in de mond genomen.