Onlangs bezochten wij een indrukwekkende tentoonstelling over Pieter Bruegel de Oude. We waren ervoor naar Wenen gereisd, want daar had het Kunsthistorisches Museum naar aanleiding van de 450ste verjaardag van de dood van de meester bijna dertig schilderijen en de helft van de nog bestaande tekeningen samengebracht. Een breed internationaal publiek stroomde in groten getale toe.
Pieter Bruegel, De terugkeer van de jagers
Het was dan ook uniek om de precisie en deskundigheid te ervaren waarmee Bruegel vijf eeuwen geleden de typische landschappen in het Pajottenland, dat zich vooral uitstrekt in de huidige provincie Vlaams-Brabant, afbeeldde. Ook wanneer je kijkt naar zijn volkse taferelen met thema’s als het boerenleven en kinderspelen of naar de manier waarop hij de seizoenen weergaf, lijkt het alsof dit alles zich net zo goed hier en nu zou kunnen afspelen. Bij een van Bruegels meesterwerken, ‘De Toren van Babel’, was een kunstenares ter plaatse bezig aan een replica. Millimeter voor millimeter bestudeerde zij het schilderij om zich een weg te banen door elk detail van dit fenomenale werk, om er anno 2019 haar eigen invulling aan te kunnen geven. En ook waar wij getuige waren van de allegorische prentenreeksen De zeven hoofdzonden en De zeven deugden, was voelbaar hoe actueel Bruegels thema’s ook nu nog zijn.
Pieter Bruegel, Gulzigheid
Al dat moois in Wenen aanschouwde ik met heel bijzondere ogen, namelijk vertalersogen. Dat komt doordat de periode waarin ik mijn passie voor het vertalen hervatte, ongeveer gelijk liep met het moment waarop ik ging wonen in de streek waar Bruegel grotendeels zijn inspiratie haalde. Zo dacht ik terug aan een van de reflectiecolleges1 tijdens mijn recente literaire vertaalopleiding, waar we het hadden over ‘narijpen’. Om aan te tonen dat een literair werk verder leeft na de laatste pennenstreek, zochten we toen naar een passende metafoor. De vergelijking met wijn kwam eerst in ons op, maar bleek niet zo gelukkig. Immers, wijn wordt niet ‘rijp’ geoogst en kan dus ook niet narijpen in het vat. De druiven worden geplukt, waarna er een proces plaatsvindt om een vloeistof te verkrijgen waar stoffen aan toegevoegd worden. Die vloeistof met additieven kan in het vat aan een geheel nieuw leven beginnen. We kunnen het daarom in dat geval hebben over rijpen, maar niet over narijpen.
De vergelijking met de tomaat bleek relevanter. Groen geplukt, gaat ze in de keuken na enkele dagen over in rood. Daar komen geen additieven bij kijken en ook groeien doet ze niet meer. Het oogsten is niet het einde van haar leven, maar een beginpunt van iets nieuws. Ze hangt nu niet meer af van haar voedingsbodem en gaat een eigen leven leiden. Dat dat doet ze in haar fase van narijping.
Iets gelijkaardigs gebeurt bij werken als die van Bruegel, en ook bij literaire werken en hun vertaling. In Wenen stelde ik vast dat de landschappen en taferelen van toen in wezen nog dezelfde zijn: de heuvels zijn niet verplaatst en ook toen waren er al stroken bos, afgewisseld met weidse velden en open ruimte. En toch kun je onmogelijk zeggen dat we nu ‘dezelfde’ landschappen zien als die waarvan de mensen toen getuige waren. In de loop van de tijd hebben er kleine verschuivingen plaatsgevonden en zijn stromen en rivieren verdiept of opgedroogd. Onder invloed van weers- en klimaatomstandigheden kunnen precieze liggingen veranderd zijn. Het landschap is eeuwen geleden al ontstaan, maar heeft daarna door zichzelf en in zichzelf een evolutie gekend , niet door menselijk toedoen, maar door veranderingen die eigen zijn aan de natuur, het landschap zelf. Dit proces was al eeuwen bezig voordat wij ons hier vestigden, gaat door in de enkele decennia waarin wij hier vertoeven en zal nog eeuwen blijven doorgaan, ook wanneer de mensheid er alweer heel anders uit zal zien.
Hoe dit proces zich ook bij literaire teksten voltrekt, werd ik gewaar bij het bestuderen van een literair werk dat lang voor onze tijd tot stand is gekomen. Neem bijvoorbeeld de in 2002 herwerkte uitgave van Van den vos Reynaerde. In het midden van de dertiende eeuw, toen Willem, die zichzelf introduceert in de eerste verzen maar over wie verder weinig bekend is, zijn dierenepos schreef, gebeurde de overlevering ervan uitsluitend mondeling. Pas met de intrede van de boekdrukkunst in de Lage Landen in de vijftiende eeuw kon een breder publiek het ook zelf, in stilte, gaan lezen en werd ook schriftelijke overlevering mogelijk.
Neemt de moderne lezer deze editie van 2002 ter hand, dan is hij, net als de bezoeker van eeuwenoude landschapsschilderijen, getuige van een heus narijpingsproces. Immers, de taal zelf heeft een evolutie doorgemaakt, die zich beetje bij beetje heeft voltrokken, maar die er wel toe leidt dat het hedendaagse Nederlands er heel anders uitziet dan het Middelnederlands waarin de oorspronkelijke tekst werd gesteld. Voor een goed begrip blijken de hertaling in hedendaags Nederlands en de verduidelijking van vele passages erg nuttig.
Het narijpingsproces is behalve op het vlak van de taal zelf ook voelbaar bij de ontvangers, het luister- of leespubliek, en in het hele maatschappelijke bestel. We zien dat de pure essentie, het wezen van de tekst nog steeds dezelfde is als zeven eeuwen geleden. De auteur legde de laatste hand aan een afgewerkt geheel: een verhaal dat sindsdien een eigen leven is gaan leiden, waarnaar tot op vandaag veelvuldig wordt verwezen en dat ook in andere taalgebieden weerklank kent. Vandaag lijkt dit dierenepos, dat evenzeer een verhaal over de rechtsgang is als over de kracht van taal en hoe ze kan worden misbruikt, meer dan ooit actueel. In de hedendaagse samenleving zijn tal van ‘vossen’ te vinden, naar analogie met de hoofdfiguur, vol sluwe streken en listen om anderen in de val te lokken. De motieven voor het handelen van de figuren uit dit middeleeuwse verhaal kunnen nog steeds dienen als metafoor voor het menselijke functioneren, en zullen dat blijven doen.
Het is een kleine sprong van hertaling in de eigen taal naar vertaling in een vreemde taal. Een literaire tekst wordt gekenmerkt door gelaagdheid en stelt universele vragen of laat kwesties van alle tijden aan bod komen. Hij is daarom in staat om in een geheel nieuw tijdperk aan een vers leven te beginnen, net zoals elke andere vorm van grote kunst dat kan. Narijping is een van de vele manieren waarop literatuur generaties kan overleven. Dankzij vertaling kan het proces van narijping beginnen, dat essentieel is voor haar voortbestaan buiten de oorspronkelijke geografische of linguïstische grenzen.
Noot
1 Bij prof. Henri Bloemen en prof. Winibert Segers, KU Leuven.
Bibliografie
Bouwman, A. en B. Besamusca. 2002. Reynaert in tweevoud, Deel I: Van den vos Reynaerde. Amsterdam: Bert Bakker.
Oberthaler, E. e.a., onder directoraat van S. Haag. 2018. Bruegel, De hand van de meester, Kunsthistorisches Museum Wien / Hannibal. [De tentoonstelling liep van 2 oktober 2018 tot 13 januari 2019.]
Reageren? info@tijdschrift-filter.nl.