In mijn vroege lezersjaren was ik eerder een boekenlener dan een boekeneigenaar. Als trouwe bezoeker van de plaatselijke bibliotheek vond ik het jarenlang vanzelfsprekend in mijn boeken sporen van eerdere leeservaringen aan te treffen: pen- of potloodkrabbels, vingerafdrukken, vegen en kruimels van mysterieuze oorsprong en nu en dan zelfs een geplet insect. In combinatie met de uit voorzorg geplastificeerde kaften en prominente streepjescodes zorgde dit in mijn geval voor een lang uitgebleven waardering voor de ‘verpakking’ van intrigerend leesvoer. Waar echte boekenliefhebbers in vervoering kunnen raken bij de geur van versbedrukt papier, liet ik al op jonge leeftijd mijn eigen kruimels en ezelsoren achter. Het eerste boek dat ik aanschafte waarbij ik het gevoel had dat ik er voorzichtig mee moest zijn, was een verzameld werk van Milton uit 1880 dat ik elf jaar geleden opduikelde op een Engelse rommelmarkt, een ietwat beduimeld maar eerbiedwaardig in groen leer gebonden werk, versierd met gouden bloemetjes en zwartwitillustraties met priegelige onderschriften. Aan het papier zit helaas wel een ietwat beschimmeld luchtje, dus wat dat betreft geef ik toch nog steeds de voorkeur aan de geur van verse koffie of pas gemaaid gras.
Don Quichot door Gustave Doré
Ondanks mijn aanvankelijke gebrek aan eerbied geloof ik inmiddels dat het uiterlijk van boeken niet zomaar los kan worden gezien van hun inhoud. Conventies met betrekking tot dit uiterlijk, bijvoorbeeld literaire versus populaire boeken en poëzie versus romans, bepalen in niet onbelangrijke mate onze verwachtingen als we een onbekend werk voor het eerst van het schap tillen. Historisch gezien gaan veranderingen in uiterlijke conventies vaak gepaard met veranderingen op cultureel en literair gebied – bijvoorbeeld omdat een groter, diverser leespubliek vraagt om goedkopere uitgaves in grote oplage. In het grensgebied tussen uiterlijk en inhoud kan het doorbreken van uiterlijke conventies ook een manier zijn om stelling te nemen tegen een ‘verouderde’, conventionele literatuur en uiting te geven aan nieuwe opvattingen. De vraag rijst wat er te zeggen valt over veranderingen in het uiterlijk van boeken en historische ontwikkelingen op vertaalgebied. Dit is misschien eerder een vraag voor een vertaalwetenschapper dan voor een vrijdagscolumnist, maar hieronder wil ik toch kort een voorbeeld van een ontwikkeling aanstippen waarnaar mijn decoratieve negentiende-eeuwse Milton me nieuwsgierig heeft gemaakt.
Vanaf ongeveer de jaren dertig van de negentiende eeuw zorgden nieuwe grafische technieken voor de opkomst van geïllustreerde uitgaves in Europa. De uitvinding van de lithografie en de houtgravure maakten dat illustraties voor het eerst binnen korte tijd massaal konden worden gereproduceerd, een proces dat in de loop van de eeuw steeds verder werd verfijnd, met als gevolg een ware ‘beeldrevolutie’.1 De allereerste geïllustreerde populaire weekbladen en tijdschriften zien het licht in Engeland en vinden al snel navolging in Nederland.2 Ook geïllustreerde non-fictieboeken vinden steeds gretiger aftrek in het tijdperk waarin de empirische (natuur)wetenschap hoogtij viert en wetenschappelijke en technologische mogelijkheden steeds meer tot de verbeelding spreken. Met geïllustreerde romans, die soms in goedkope delen werden uitgebracht (of in feuilletonvorm in tijdschriften verschenen, waarbij auteurs zelfs expliciet opdracht kregen om elke aflevering te voorzien van een passage die zich leende voor illustratie), hoopten uitgevers bovendien ook een massapubliek te interesseren dat nog niet geheel, maar wel in toenemende mate geletterd was.3
Op literair gebied beïnvloedden deze ontwikkelingen de internationale boekenmarkt. Voor een klein taalgebied als het Nederlandse gold dat het voor uitgevers vaak goedkoper was om clichés (reproducties van houtgravures) van buitenlandse makelij aan te schaffen dan om oorspronkelijke gravures te laten maken. Illustraties in tijdschriften en boeken werden hierdoor in belangrijke mate geïmporteerd uit buurlanden met een grotere letterenmarkt, waarbij de begeleidende teksten in sommige gevallen zelfs van secundair belang werden geacht.4 In 1887 schrijft Arie Kruseman in zijn Bouwstoffen voor een geschiedenis den Nederlandschen boekhandel dat, zodra er ‘nieuw plaatwerk’ verscheen, Nederlandse uitgevers zich ‘haasten [...] daarvan afgietsels machtig te worden en het in gebonden of ongebonden vertaling onzen landgenooten aan te bieden’.5 De geïmporteerde clichés waren volgens Kruseman vooral uit Frankrijk afkomstig, ‘en onder dezen die van één kunstenaar bij voorkeur’: Gustave Doré.6
De gelaarsde kat volgens Gustave Doré in Les Contes de ma mère l'Oye
Gustave Doré was de ware internationale sterillustrator van de tweede helft van de negentiende eeuw. Hij was zijn carrière op jonge leeftijd begonnen als illustrator bij een satirisch tijdschrift en tekenaar-cum-schrijver van beeldverhalen. In 1854, tweeëntwintig jaar oud, boekte hij zijn eerste succes met literaire illustraties, bij Gargantua en Pantagruel van François Rabelais (verzameld onder de titel Œuvres de Rabelais). Vanaf dat moment tot aan zijn dood wijdde hij zich naast schilderen en beeldhouwen aan het illustreren van boeken, waaronder een groot aantal werken uit de westerse canon. Onder zijn iconisch geworden werk zijn illustraties bij Dantes La Divina Commedia (1861-68), Charles Perraults Contes de ma mère l'Oye (1862), Cervantes’ Don Quixote (1863), Miltons Paradise Lost (1866) en de Bijbel. Zijn productiviteit is legendarisch, en zijn oeuvre bestaat volgens voorzichtige schattingen uit meer dan elfduizend illustraties.7 Volgens een andere bron was het Dorés ambitie om de complete westerse canon te illustreren – toen hij stierf in 1883 was hij bezig met de eerste schetsen voor de toneelstukken van Shakespeare.8
Dorés sterstatus als illustrator lijkt de uitgave van (her)vertalingen van door hem geïllustreerde werken in meerdere Europese landen sterk te hebben aangewakkerd.9 Van de geïllustreerde La Divina Commedia verschenen volgens Kruseman naast een Franse en Italiaanse uitgave vertalingen in Nederland, Spanje, Engeland, Amerika, Rusland, Zweden en Duitsland, en van Don Quixote naast Spaans en Frans ook vertalingen in Amerika, Engeland, Duitsland, Portugal, Oostenrijk en Rusland. Andere vertalingen verschenen in Polen en Hongarije. Ook in Nederland verschenen tal van door Doré geïllustreerde vertalingen van canonieke werken. Kruseman noemt vertalingen van Dantes Divina Commedia, Baron von Münchhausen, Miltons Paradise Lost, La Fontaines Fables en Michauds Histoire des Croisades. Van La Divina Commedia verschenen in dezelfde periode zelfs twee vertalingen met illustraties van Doré, één van J.J.L. ten Kate (De Hel, 1875) en één van J.C. Hacke van Mijnden (De komedie van Dante Alighieri, 1867-1873, uitgebracht als drie afzonderlijke delen). Beide vertalingen zijn volgens de ondertitel in de ‘oorspronkelijke dichtmaat’ opgesteld en rechtstreeks vertaald uit het Italiaans. Dichter-predikant Ten Kate verzorgde naast Dantes Hel in hetzelfde decennium de door Doré geïllustreerde vertaling van Miltons Paradise Lost (1875) en van La Fontaines Fables (1871). Kruseman rept van nog ‘een menigte andere werken’, wat doet vermoeden dat dit lijstje vertalingen allerminst volledig is.10 Een online zoektocht in de KB-catalogus levert onder andere een veelheid aan bewerkingen en ‘navertellingen’ op die voorzien zijn van Dorés illustraties, vaak bewerkingen voor kinderen, en vanaf 1885, twee jaar na het overlijden van Doré, een aantal poëzievertalingen van Alfred Tennyson.
Dorés gevallen engelen in Paradise Lost
Ook vandaag de dag sieren illustraties van Doré nog weleens vertalingen, bewerkingen of heruitgaven van klassiekers; zijn beelden van een dromende Don Quichot, Dante in het vagevuur en Miltons gevallen engelen zijn zelf tot de canon gaan behoren. De invloed van Dorés verbeelding is nog steeds voelbaar. Had Doré zijn succes te danken aan betere grafische technieken en een toegenomen Europese vraag naar ‘toegankelijke’ klassiekers in vertaling? Anders gezegd, was hij ‘gewoon’ de juiste man op het juiste moment? Of is er (ook) sprake van een invloed in omgekeerde richting? Aan de hand van een vluchtige verkenning lijkt het goed mogelijk dat de illustraties van Doré zo populair waren dat ze invloed hadden op de keuze van werken die in de tweede helft van de negentiende eeuw in Nederland, maar ook elders (her)vertaald werden. Dorés tijdgenoot Kruseman lijkt daar ook zo over te denken: ‘Door de geniale opvatting en meesterlijke behandeling zijner teekeningen heeft hij invloed gehad op de kunst- en letterkundige ontwikkeling van de geheele beschaafde wereld’.11
Het verhaal van Doré geeft hoe dan ook stof tot nadenken over de relatie tussen het uiterlijk van boeken en vertaalstromen. De illustraties in mijn eigen geïllustreerde Milton blijken bij nader inzien helaas niet van Doré, maar van ene Thomas Seccombe te zijn, die duidelijk ietsje minder ophad met Miltons duistere verbeelding – de inhoudsopgave wordt gesierd door een eekhoorntje op een boomtak en de zeer verheffende introductie wordt gevolgd door een slaperig ogende uil. Gelukkig zijn Miltons verzen er niet minder mooi om.
Noten
1 Van Lente, D. 1993. ‘Illustratietechniek’, in: H.W. Lintsen (ed.), Geschiedenis van de techniek in Nederland. De wording van een moderne samenleving 1800-1890. Deel II. Zutphen: Walburg Pers. pp. 255-277. 255.
2 Van Lente, op. cit. 258; 264-265.
3 Van Lente, op. cit. 255.
4 Van Lente, op. cit. 269.
5 Kruseman, A.C. 1887. Bouwstoffen voor een geschiedenis van den Nederlandschen boekhandel gedurende de halve eeuw 1830-1880. Deel II. Amsterdam, P.N. van Kampen & zoon. 417-418.
6 Kruseman, op. cit. 418.
7 Hawkins, Jeremy Allan. 2014. ‘Gustave Doré & Skewed Perspective.’ Michigan Quarterly Review Blog. <https://sites.lsa.umich.edu/mqr/2014/06/gustave-dore-skewed-perspective/>
8 Knudde, Kjell. 2017. ‘Gustave Doré.’ Lambiek Comiclopedia. <https://www.lambiek.net/artists/d/dore_gustave.htm>
9 Kruseman, op. cit. 418-419.
10 Kruseman, op. cit. 419.
11 Kruseman, op. cit. 418.
Reageren? info@tijdschrift-filter.nl.