Op een warme aprilavond in 2014 verzamelde zich in het Amsterdamse Bimhuis een curieus publiek. Vol zat de zaal niet, maar de andere aanwezigen leken elkaar grotendeels al te kennen en de sfeer was gemoedelijk. Meestal is het ongezien observeren van het publiek een van mijn favoriete nevenactiviteiten bij het bezoek aan een literaire avond, wat misschien boekdelen spreekt over mijn oppervlakkigheid – of mijn aandachtspanne. Maar toen ik eens goed om me heen keek voelde ik me een beetje een burgerlijke eend in de bijt, en dus verlegde ik mijn aandacht maar snel naar het podium.
Het onderwerp van de avond: de vader aller beatdichters, Allen Ginsberg. Met behulp van archiefbeelden en geluidsopnames en onder de jazzy begeleiding van het Mondriaankwartet werd zijn poëzie opnieuw tot leven gebracht. Vooral één onderdeel van de voorstelling maakte destijds indruk op me. Het was het moment waarop Joep Bremmers (vriend en biograaf van Simon Vinkenoog en huidige Ginsbergvertaler) en Eddie Woods (beatdichter, oprichter van het literaire tijdschrift Ins & Outs en de gelijknamige uitgeverij en boekwinkel) het podium betraden om samen Ginsbergs lange gedicht ‘Birdbrain!’ (‘Mafkees!’) voor te dragen. Dit ging er heel anders aan toe dan bij andere poëzievoordrachten die ik tot dan toe had bijgewoond. Woods en Bremmers lazen om de beurt een regel van dit politieke protestgedicht voor, waarbij de vertaalde regels – vanwege zowel hun letterlijkheid als de naturaliserende en moderniserende behandeling van verwijzingen naar politici, nieuwsbladen etc. – voor grote hilariteit zorgden. Gaandeweg begon Woods er bovendien lustig op los te improviseren, wat de vertaler er uiteraard toe dwong om ter plekke met nieuwe Nederlandse regels op de proppen te komen. Het resultaat was dat de vertaling in deze ludieke voordracht evenzeer een hoofdrol speelde als de Engelse tekst.Vertaling als performance dus – en op een manier waarin niet alleen de voorlopigheid van de vertaling werd benadrukt, maar ook die van het origineel.
Toen ik na afloop thuis in alle rust het boekje van Joep Bremmers doorbladerde dat ik in de pauze had aangeschaft, werd me duidelijk dat het hier niet ging om een unieke, op zichzelf staande gebeurtenis, maar om de reconstructie van een bijzondere ontwikkeling in de samenwerking tussen Ginsberg en zijn vertaler(s), een die te herleiden valt tot een specifieke historische (zij het weinig illustere) tijd en plaats: Nieuwjaarsdag 1983, in Hotel Britannia in Vlissingen.
De hechte vriendschap tussen de Amerikaanse dichter en zijn Nederlandse vertaler Simon Vinkenoog omspande op dat moment al meer dan twee decennia, en het mag geen verrassing heten dat Vinkenoog Ginsberg aan het begin van zijn Europese tour begeleidde. Bremmers beschrijft hoe de dichters en hun entourage, na het nieuwe jaar te hebben ingeluid bij Vinkenoog thuis in Amsterdam, naar Vlissingen afreisden voor een eerste optreden tijdens het nieuwjaarsfeest van Jeugd en Muziek.1 Hoe weinig bekend Ginsberg op dat moment was onder het jeugdige Zeeuwse publiek kan worden afgeleid uit de vooraankondiging van zijn optreden in de Provinciale Zeeuwse Courant: ‘Vanaf 21:30 uur zijn Alan Ginsberg [sic], Peter Orlovsky en Steven Taylor te beluisteren, drie “sound poets” uit Amerika met gitaar en banjo’.2 Wat de Beatgeneratie in Nederland betreft waren dit misschien wel hun meest ondergrondse jaren.
De dichter en zijn vertaler namen plaats op het podium en na het zingen van een boeddhistische mantra opperde Vinkenoog dat ze ‘Birdbrain!’ zouden kunnen voordragen. Ginsberg had het gedicht in 1980 geschreven en Vinkenoog had het kort voor de voorstelling vertaald tot ‘Mafkees!’. Bij wijze van experiment besloten ze tot wat Bremmers een ‘pingpongvoordracht’ noemt:
Birdbrain writes and edits Time Newsweek Wall Street Journal Pravda Izvestia Le Monde Het Parool Expresso Il Journal Italia Unita
Mafkees schrijft en redigeert Time Newsweek Wall Street Journal Pravda Izvestia Volkskrant Telegraaf Parool en PZC
Birdbrain is Pope, Birdbrain is Premier, President, Commissar, Chairman, Senator!
Mafkees is Paus, Eerste Minister, President, Commissaris, Voorzitter, Senator!
Birdbrain voted Ronald Reagan President of the United States!
Mafkees koos Lubbers als Eerste Minister van de Nederlandse staten!3
Ze kregen het publiek aan het lachen en later op de avond droegen Ginsberg en Vinkenoog op dezelfde wijze het gedicht ‘Why I Meditate’ voor. Het succes van deze manier van voordragen zette Ginsberg ertoe aan om dit ook met zijn vertalers in andere landen zo te doen, en ‘Birdbrain!’ groeide tijdens de tour uit tot een van de meest succesvolle vaste onderdelen van zijn optredens.4
Ginsberg en Vinkenoog in het Musée Rimbaud in Charleville, Foto: Joep Bremmers
Waar het ‘Mafkees!’ betreft zou het voor de hand liggen de combinatie van ‘letterlijkheid’ en naturalisatie toe te schrijven aan het speelse, impromptu karakter van de voordracht, ware het niet dat gelijksoortige strategieën ook te vinden zijn in andere, eerdere Ginsbergvertalingen van Vinkenoogs hand. De eerste zelfstandige Nederlandstalige publicatie van Ginsbergs poëzie verscheen in 1966 bij De Bezige Bij: de door Vinkenoog vertaalde en samengestelde bloemlezing Proef m’n tong in je oor. Wie Ginsbergs baanbrekende gedicht ‘Howl’ in het Engels kent zal meteen al bij het lezen van de eerste alinea van de flaptekst merken dat hier iets bijzonders aan de hand is:
De dichter Allen Ginsberg, 40 jaar in 1966, die ook Amsterdam heilig heeft verklaard (zie in deze uitgave zijn
Voetnoot bij Howl), is een van de dichters, die de poëzie beschouwen als een verslag van de religieuze ervaring,
waarin de eenwording van vraag en antwoord wordt bereikt. Voorbij het woord, voorbij het noembare.
Elk mens een wereld, elke dichter een heelal: ‘One single specimen of Eternity – each of us poets.’5
Behalve over het esoterische enthousiasme van de flaptekstschrijver zal de hedendaagse Ginsbergliefhebber zich vooral verwonderen over een bewering in de eerste zin – de Amerikaanse brontekst van ‘Howl’ bevat namelijk geen enkele verwijzing naar de Nederlandse hoofdstad. Maar blader je naar de ‘Voetnoot’, dan prijkt daar inderdaad, tussen Seattle en Parijs, opeens ook ‘Heilig Amsterdam’. Deze opmerkelijke keuze van de vertaler wordt nergens besproken of verantwoord, al had Vinkenoog de dichter wel van tevoren in een brief op de hoogte gesteld van zijn toevoeging – waartegen Ginsberg blijkbaar geen bezwaar had, want ze is ook in de herdruk uit 1973 gehandhaafd.6 Ook in de andere vertaalde gedichten stuit je als lezer soms op keuzes die de gedichten expliciet in een Nederlandse context plaatsen. In ‘Psalm III’, een gedicht dat in de brontekstversie expliciet in Seattle is gesitueerd, wordt gerefereerd aan ‘Occidental and Washington’, de hoek tussen Occidental Avenue en Washington Street waar zich Occidental Square bevindt. In ‘Derde Psalm’ daarentegen gaat het om ‘het Westerplein en Washington’, een keuze die het gedicht niet alleen letterlijk verplaatst van een plein in Seattle naar een plein in Amsterdam, maar terloops ook de Nederlandse aan de Amerikaanse hoofdstad verbindt. Dit soort keuzes zijn incidenteel in de vertalingen, die over het algemeen de brontekst bijna woord-voor-woord volgen, maar toch ook onthullend waar het de visie van de vertaler betreft. Die zou je grofweg als volgt kunnen samenvatten: wat voor het Amerika van Ginsberg geldt, geldt evenzeer voor het Amsterdam – en daarmee het Nederland – van Vinkenoog.
De ruime hoeveelheid peritekst staaft deze interpretatie van de ‘vertalersintentie’. Naast de flaptekst, noten en beschrijvingen van de oorspronkelijke bundels bevat de bundel maar liefst vijf begeleidende teksten, drie van Ginsbergs eigen hand plus een interview, allemaal vertaald door Vinkenoog, en een uitgebreid vertalersnawoord – waarin op de vertaling zelf overigens niet wordt ingegaan. Het nawoord van Vinkenoog leest eerder als een manifest voor poëzie in de vorm van het gesproken woord, die wordt voorgesteld als niet minder dan het ultieme middel tot geestverruiming en bevrijding uit de sleur van de materialistische westerse maatschappij. Grenzen tussen landen, tussen kunstvormen, en tussen hoge en lage cultuur erkent Vinkenoog niet;
Laat de dichter tot je spreken. Hij is een stem. Luister naar de troebadoers, of zij nu Beatles, Jeftoesjenko, Ginsberg of Deelder heten. De dichter vertelt je uit eigen ervaring het enige ware verhaal. Hij is de pied piper, die je aan de pest ontrukt, hij is van het grootste nut, voor allen.7
Vinkenoog steekt zijn bewondering voor, en zijn interpretatie van, Ginsbergs werk bepaald niet onder stoelen of banken. De vereenzelviging gaat zo ver, dat zijn eigen poëtica in het nawoord zonder aarzeling ook aan Ginsberg wordt toegeschreven. Dit zou je kunnen zien als een recht dat Vinkenoog ontleende aan zijn innige vriendschap met de dichter, hun gedeelde opvattingen en hun ontegenzeggelijke wederzijdse beïnvloeding. Maar de cynische vertaalhistoricus kan evenzeer vaststellen dat Vinkenoog allerlei mogelijkheden aanwendde om de beeldvorming van Ginsberg in ons taalgebied te manipuleren, en om tegelijk daarmee zijn eigen werk en poëtica voor het voetlicht te brengen. Zijn rol als Ginsbergs vaste vertaler bood hem deze mogelijkheden in overvloed.
De (vertaal-)relatie tussen Vinkenoog en Ginsberg is in een aantal opzichten uniek en heeft zelfs tot een nieuwe vorm van vertalen geleid. Maar de manier waarop Vinkenoog zich als vertaler opstelt is denk ik niet zozeer uitzonderlijk, als wel kenmerkend voor een bijzonder slag dichter-als-vertaler.
Wie er de rijke vertaalgeschiedenis van ons kleine kikkerland op naslaat komt daarin regelmatig voorbeelden tegen van binnenlandse dichters die vertaling al dan niet doelbewust gebruiken als middel om zich te verbinden aan een buitenlands model, om een context te scheppen voor (de vernieuwende aspecten van) hun eigen werk, en om via peri- en parateksten en vertaalpolemieken niet zozeer hun ‘autonome’ vertaalpoëtica te verkondigen, als wel hun literaire opvattingen – waaraan hun vertaalopvattingen, zo die al ter sprake komen, niet zelden schatplichtig zijn. Een ander voorbeeld hiervan is de polemiek tussen Albert Verwey en Willem Kloos rond Verweys vertalingen van Shelley, met verve en in detail beschreven door Ton Naaijkens in zijn essay ‘De Slag om Shelley’, waarin vooral Kloos vertaalkritiek als dekmantel gebruikt om zich zijn grote buitenlandse voorbeeld (verder) toe te eigenen.8
Als poëzievertalers ook dichters zijn liggen bewondering en vertaallust, en manipulatie en toe-eigening regelmatig in elkaars verlengde. Op deze momenten raakt een vertaalgeschiedenis verstrengeld met een literatuurgeschiedenis. Je zou kunnen stellen dat juist de activiteiten van dichter-vertalers als Verwey of Vinkenoog daarom minder interessant zijn voor wie zich met de geschiedenis van het vertalen bezighoudt. De eigenlijke discussie rond vertaalopvattingen lijkt immers te worden vertroebeld of verdrongen door een literair discours. De vertaalpoëtica van de betrokken dichter(s) is, voor zover deze losstaat van hun literaire opvattingen, niet zelden weinig subtiel of ontwikkeld, zoals Naaijkens stelt, en ook in hun vertaalkritieken kunnen ze ‘de oudste koeien uit de sloot halen’.9 Tegelijkertijd laten de strategieën van Simon Vinkenoog zien dat deze ‘literaire vertroebeling’ de vertaalgeschiedenis van een buitenlandse auteur op allerlei manieren kan beïnvloeden. En is het ondenkbaar dat literaire opvattingen via dit soort kruisbestuivingen het vertaaldiscours binnensijpelen en op de lange termijn zelfs invloed uitoefenen op vertaalnormen die we graag als volledig autonoom willen zien?
Door de toevoegingen, manipulatie en presentatie zijn de Ginsbergvertalingen van Vinkenoog in allerlei opzichten ‘normdoorbrekend’ te noemen. Hij lapt gangbare noties aangaande de wenselijke verhouding tussen vertaling en origineel immers regelmatig aan zijn laars. Als poëzievertaler kun je dat aanstootgevend, amusant of inspirerend vinden, al naargelang je vertaalopvattingen – en misschien ook je literaire voorkeuren. Tegelijkertijd wortelen de rebelse vertaalstrategieën schijnbaar minder in een vertaaldebat, maar zijn ze eerder een uitvloeisel van een al even rebels-speelse literaire levenshouding die alle hiërarchische verhoudingen op cultureel gebied wil doorbreken. Die levenshouding heeft de jaren zestig uiteindelijk niet lang overleefd. Voor de experimentele ‘performance-vertaling’ – of ‘vertaalperformance’? – lijkt, afgezien van die ene mooie aprilavond in Amsterdam, hetzelfde te gelden, al is een heropleving van de pingpongvoordracht natuurlijk nooit uitgesloten. Wie geïnteresseerd is geraakt in dit bijzondere stukje vertaalgeschiedenis kan zich ondertussen storten op het verslag van Joep Bremmers in Ik en mijn plasje (de titel verwijst naar een gedicht van Ginsberg dat is opgedragen aan Simon Vinkenoog). Hierin wordt een even minutieus als levendig beeld geschetst van de weken die Allen Ginsberg begin jaren tachtig met zijn vertaler doorbracht.
Noten
1 In: Bremmers, Joep, Ik en mijn plasje. Allen Ginsberg in Vlissingen, Middelburg: De Drvkkery, 2013.
2 Geciteerd in: Bremmers 2013, p. 53.
3 Geciteerd in: Bremmers 2013, p. 58.
4 Geciteerd in: Bremmers 2013, p. 58.
5 In: Ginsberg, Allen, Proef m’n tong in je oor, vertaling Simon Vinkenoog, Amsterdam: De Bezige Bij, 1966.
6 In: Ginsberg, Allen, Howl, Kaddisj en andere gedichten, vertaling Simon Vinkenoog en Joep Bremmers, samenstelling, aantekeningen en verantwoording Joep Bremmers, Utrecht: Uitgeverij IJzer, 2012, p. 81.
7 Vinkenoog, Simon, ‘De vertaler aan het woord’, in: Ginsberg, Allen 1966, p. 127.
8 Naaijkens, Ton, ‘De Slag om Shelley’, in: De Slag om Shelley en andere essays over vertalen, Nijmegen: Vantilt 2002, pp. 177-200.
9 In: Naaijkens 2002, p. 178.
Bibliografie
Bremmers, Joep. 2013. Ik en mijn plasje. Allen Ginsberg in Vlissingen. Middelburg: De Drvkkery.
Ginsberg, Allen. 2012. Howl, Kaddisj en andere gedichten. Vertaling Simon Vinkenoog en Joep Bremmers. Utrecht: Uitgeverij IJzer.
Ginsberg, Allen. 1966. Proef m’n tong in je oor. Een keuze uit de dichtbundels Howl, Kaddish en Reality Sandwiches alsmede enkele andere teksten. Vertaling Simon Vinkenoog. Amsterdam: De Bezige Bij.
Naaijkens, Ton. 2002. De Slag om Shelley en andere essays over vertalen. Nijmegen: Vantilt.
Reageren? info@tijdschrift-filter.nl.