Valeria Luiselli (°1983) werd in Mexico-Stad geboren als dochter van een diplomaat. Ze verbleef achtereenvolgens in Costa Rica, Zuid-Korea, Zuid-Afrika, India, Frankrijk en Spanje. Na haar studie aan de Mexicaanse UNAM vestigde ze zich in New York, waar ze nog steeds woont. Ze schrijft afwisselend in het Spaans en het Engels, maar beschouwt Spaans als haar moedertaal. Zowel in haar essaybundel Valse papieren als in haar roman De gewichtlozen besteedt Luiselli veel aandacht aan vertalen. In haar zopas in het Nederlands gepubliceerde essay Vertel me het einde doet ze het relaas van haar ervaring als gerechtstolk. Hieruit ontstond een krachtige, geëngageerde tekst over de tragedie van de Centraal-Amerikaanse vluchtelingen in de V.S., waarin Luiselli veel bereikt met weinig woorden. Ze biedt context, laat getuigen aan het woord, verbindt hun verhaal met haar eigen migratiegeschiedenis en laat zien hoe cruciaal de rol van een tolk kan zijn.
Valeria Luiselli
Zomer 2014. De V.S., nog onder Obama, worden overspoeld door jonge migranten uit Midden-Amerika, met name uit Honduras, Guatemala en El Salvador. Met meer dan 80.000 zijn ze, op de vlucht voor het extreme bendegeweld in eigen land en hopend op de hereniging met familieleden in de V.S. Ze hebben de verscheurende keuze tussen leven met doodsangsten in hun vaderland, de misdaad ingaan door zich bij een van de bendes aan te sluiten of de hachelijke tocht door Mexico aanvatten – lopend, zwemmend, op illegale plekken overnachtend, liftend op goederentreinen en vrachtwagens. Dat laatste doen ze zonder begeleiding, ook al zijn ze pas acht, de leeftijd waarop de bendes hen rekruteren. Wanneer ze uitgeput in de V.S. aankomen, geven ze zich over aan de Border Patrol. Daarna wachten ze hun lot af in detentiecentra alvorens door een immigratierechtbank te worden gedagvaard. Als ze daar kunnen bewijzen dat ze ‘oorlogswonden’ hebben opgelopen, maken ze kans om te blijven, zo niet, worden ze uitgezet.
Terwijl deze immigratiecrisis uitbreekt, is Luiselli, samen met haar man en kinderen, zelf aan het wachten op haar green card. Ze weet dus hoe het voelt om een ‘non-resident alien’ te zijn – de term voor al wie niet uit de V.S. komt. In 2015 besluit ze om als vrijwillige tolk aan de slag te gaan bij de rechtbank voor immigratiezaken in New York. Ze zal het een jaar volhouden.
Op het eerste gezicht is haar taak eenvoudig: ze moet de nieuwkomers interviewen aan de hand van het intakeformulier en hun antwoorden uit het Spaans in het Engels vertalen. Maar al snel blijkt de praktijk minder vanzelfsprekend. De kinderen zeggen dingen die zich niet in een administratief keurslijf laten dwingen. Luiselli moet hun gehakkel stroomlijnen, het herschrijven in een ander register zodat een advocaat kan bepalen of ze voor een verblijfsvergunning in aanmerking komen. Maar het valt niet mee om van deze verwoeste levens een lopend verhaal te maken: ze hebben ‘geen begin, geen midden en geen einde’ (9–10). De titel van het boek verwijst naar de hardnekkige vraag van het vijfjarige dochtertje van Luiselli, dat wil weten hoe het met haar leeftijdgenoten afloopt. Maar haar moeder moet het antwoord schuldig blijven.
Toch beseft Luiselli dat haar opdracht als tolk in essentie daarop neerkomt. Haar transcriptie kan geen mechanische weergave zijn maar moet het materiaal ordenen en interpreteren, er een retorisch sterk verhaal van maken. Het is voortdurend balanceren op een slap koord, want hoewel haar beroepsplicht neutraliteit voorschrijft, weet ze wat er van haar verslag afhangt: hoe erger de dingen die het kind heeft meegemaakt, hoe groter de kans op rechtsbijstand. Er is een mismatch tussen de feiten en de procedure: ‘het kind een filmrol met beelden; de tolk-vertaler een ietwat verouderd apparaat om die rol op de juiste manier af te draaien’ (13). In tegenstelling tot de ervaringen waar ze naar peilen, zijn de vragen koel en zakelijk. Vaak kunnen de kinderen ze niet beantwoorden. Ze weten gewoon niet waar hun vader of moeder zich bevindt en hebben geen idee wanneer ze aan hun reis begonnen zijn. Op de vraag ‘Waarom ben je hiernaartoe gekomen’ antwoordt een klein meisje: ‘Omdat ik ergens wilde aankomen’ (108). Sommige vragen, zoals ‘is je op je reis naar de Verenigde Staten iets overkomen wat je bang maakte of pijn heeft gedaan’, maken trauma's los, en vergen psychologische competenties van de tolk. Vooral tijdens hun doortocht door Mexico hebben de kinderen vaak brutale misdaden ondergaan: 80% van de meisjes wordt onderweg verkracht, velen worden ontvoerd om op papaverplantages te werken, of ze vallen in handen van criminele bendes. Zelfs verdwijningen of moorden zijn geen uitzondering.
Het vertaalproces is complex en gelaagd, en de emotionele impact van het werk op de tolk zwaar. Luiselli veroordeelt de tactloze behandeling van kwetsbare minderjarigen door de V.S., maar schaamt zich ook voor haar afkomst. Uitgerekend de Mexicanen die zelf zo vaak slachtoffer zijn geweest van de harde Noord-Amerikaanse migratiepolitiek gedragen zich nu als cynische daders tegenover de Centraal-Amerikaanse burgers die door hun land trekken. Veelzeggend is dan ook wat er in Luiselli omging toen ze haar oorspronkelijk in het Engels geschreven reportage op verzoek van Uitgeverij Sexto Piso in het Spaans vertaalde: haar tekst werd dubbel zo lang omdat ze zich ging vastbijten in dat Mexicaanse traject van de kinderen. Door de grotere gevoelswaarde die het Spaans voor haar heeft, ontstond er een nauwere affectieve betrokkenheid, en van de weeromstuit ook een diepere verontwaardiging over de weinig fraaie rol van Mexico.
Luiselli’s grootste troeven zijn de urgentie van haar verhaal en de wijze waarop ze objectieve feiten vervlecht met subjectieve ervaring. De kinderen achter de statistieken krijgen een stem en een gezicht. Bovendien wordt duidelijk dat de exodus van deze jonge vluchtelingen geen ‘Bijbelse plaag’ is, zoals sommige Amerikaanse kranten beweren, en evenmin het uitvloeisel van een louter lokaal fenomeen, maar het resultaat van een onontwarbare transnationale problematiek. Bendes als de Mara Salvatrucha, berucht om hun moorden, afpersing, drugssmokkel en mensenhandel, zijn in zowel Centraal-Amerika als de V.S. op grote schaal actief. Ze ontstonden in de jaren tachtig van de vorige eeuw mede als gevolg van de desastreuze inmenging van de regering Reagan in de Midden-Amerikaanse burgeroorlogen. Het hele continent heeft bijgevolg boter op het hoofd.
Onlangs is een tweede editie van Tell Me How It Ends verschenen met acht postscripta over het Trump-tijdperk. Op deze tweede editie is de Nederlandse vertaling gebaseerd. Al staan de zaken er voor Latino’s momenteel lamentabel voor, toch geeft Luiselli zich niet gewonnen. Ze wil geen medelijden opwekken, maar het emotionele kapitaal van haar jaar als tolk omzetten in concrete actie. Intussen hebben haar studenten aan de New Yorkse Hofstra University TIIA opgericht, wat staat voor Teenage Immigrant Integration Association. Ze nemen initiatieven om van de jonge migranten weerbare burgers te maken. Het lijkt weinig, maar je moet ergens beginnen.
Vertel me het einde. Een essay in veertig vragen. Uit het Engels vertaald door Fiep van Bodegom en Merijn Verhulst. Amsterdam: Das Mag & Uitgeverij Karaat, 2017.
Het overige werk van Valeria Luiselli werd uitgegeven bij Karaat.