Vertaaldag  Archief

2024

2023

2022

2021

2020

2019

2018

2017

2016

2015

2014

2013

Zomerfanfare à la Van Ostaijen

Isabelle Bambust

Aan mijn grootvader Camiel Bambust (1909-1950), die bugel speelde.

17.26_illustratie1 (2)

In de middelbare poësisklas van ’t jaar 1989 kregen we in groepjes een podium om gedichten rond ‘stad en platteland’ aan elkaar te rijgen. Mijn oog viel op de muzikale spetter ‘Boere-charleston’ van Paul van Ostaijen. 

We repeteerden ons scenario over de middag op een zolderkamer van het schoolgebouw. De eerste verzen van ‘Boere-charleston’ reciteerde ik staande op een met vilt beklede kubus. Het vers ‘en wie Gaston met zijnen basson’ moest volgens het choreografische plan gepaard gaan met een sprong vanop de kubus in de richting van het publiek. Die oefening bezorgde ons keer op keer een slappe lach om u tegen te zeggen. 

Toen ik door de prachtige heruitgave van Van Ostaijens Bezette stad wandelde – bedankt Hans De Meester! – moest ik weer aan die oncontroleerbare heerlijke proestbuien denken. En zo kreeg ik zin om ‘Boere-charleston’ in het Frans te vertalen. 

Verwijzend naar de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren, lichtte het Paul van Ostaijengenootschap mij in over het feit dat er van ‘Boere-charleston’ drie versies bestaan. Het gaat om twee versies in handschrift en één versie die in februari 1928 in Avontuur werd gepubliceerd. De versie uit de Verzamelde gedichten volgt de versie van Avontuur. Verder heeft het genootschap geen weet van een Franse vertaling van ‘Boere-charleston’.

Dit is dus de tekst waarop ik mijn voorstel tot vertaling in het Frans baseer:

Boere-charleston

Tulpebollen bolle tulpen tulpetuilen
rozetuilen
boererozen boerewangen boerelongen
boerelongen ballen wangen
wangen ballen bekkens
ballen bolle bekkens
bugel en basson – o hop!
         wie heeft er de kleine bugel gezien
         wie heeft er de grote bugel gezien
         en wie Gaston met zijnen basson
         Marie-Katelijne Marie-Katerien
want dit is geen pavane of geen sarabande meer
dat is geen gigue of geen allemande meer
en geen wals
         dat is ’nen charleston
         ’nen boerecharleston
         van Gaston op zijnen basson
En wie heeft er de kleine bugel gezien
en wie heeft er de grote bugel gezien
en wie Gaston met zijnen basson
De kleine bugel zit in ’nen rozetuil
bij Rozalie
         de grote bugel zit in de sjees
bij Melanie
         Marie-Katelijne Marie-Katerien
         En Gaston
die zit ‘In de Ton’ ik vraag u pardon
         Bolle wangen ballen bekkens
         bugel en basson

17.26_illustratie2


En dit is mijn voorstel tot vertaling:

 Charleston contadin

Bulbes de tulipes boules de tulipes trousse de tulipes
trousse de roses
roses de contadins joues de contadins bronches de contadins
bronches de contadins baller pommettes
pommettes baller cymbales
baller cymbales bombées
bugle et basson – oh hop!
         qui aurait vu le petit bugle
         qui aurait vu le grand bugle
         et qui Gaston avec son basson
         Marie-Cathline Marie-Catherine
car ceci n’est plus une pavane ni une sarabande
non plus une gigue ou une allemande
ni une valse
         c’est un charleston
         un charleston contadin
         de Gaston à son basson
Et qui aurait vu le petit bugle
et qui aurait vu le grand bugle
et qui Gaston avec son basson
Le petit bugle est dans une trousse de roses
chez Rosalie
         le grand bugle est dans le charreton
chez Mélanie
         Marie-Cathline Marie-Catherine
         Et Gaston
Il est ‘Au Flacon’ je vous demande pardon
         Pommettes bombées cymbales baller
         bugle et basson

 Eén grote ‘poempapa-kermisboerefanfare’ is wat ik zie. De intrede van het gedicht vormt een ware ritmische storm. De eerste vier verzen houden onafgebroken de maat 4/4 aan met opeenvolgende tellen ‘zwaar-licht-halfzwaar-licht’. Er zijn mogelijkheden om dit strikte ritme ook in het Frans na te leven. Zo schreef ik eerst voor bijvoorbeeld het eerste vers ‘[bulbes] tulipa [boules] tulipa [trousse] tulipa’. Dit zijn drie perfecte maten van 4/4. Enerzijds vond ik die Latijnse benaming voor tulp een pluspunt. De lettergreep ‘pa’ past goed in het fanfaregeluid. Naderhand liet ik het Latijn varen. De verwetenschappelijking van de tulp strookte niet met het poempapa-gebeuren. Het gaat hier immers niet – zoals het gedicht later zelf stelt – over een (meer verhevene) sarabande of allemande of gigue of pavane. Ook leidde de focus op een streng na te volgen ritme tot een verlies aan betekenis. Inderdaad, dit eerste vers ‘[bulbes] tulipa [boules] tulipa [trousse] tulipa’ zou voor de Franstalige lezer niet meer zijn dan een opeenstapeling van woorden, die hij dan zelf zou groeperen om er iets anders in te vinden. Concreet ziet de lezer ‘bulbes’ en dan ‘tulipa’, en kan hij daar zelf dan de bulbes de tulipes, de ‘tulpebollen’ in vinden. Dit terwijl bij Van Ostaijen werk’lijk alles gaaf blijft in dit eerste vers. Én het ritme, én de betekenis. 

Ik kon beslist ook kiezen voor zo’n effen ritme met een beter behoud van betekenis. Ik moest daarbij enkel bereid zijn om het ritme per vers te wijzigen. In het eerste vers wordt het drie keer ‘één-twee-drie/één!’ of ‘zwaar-licht-licht-zwaar’. Het tweede vers vindt een ritmische symmetrie terug. Het kan als één maat van vier worden gelezen (‘zwaar-licht-halfzwaar-licht), of als twee maten van ‘één-twee’ (‘zwaar-licht’ en ‘zwaar-licht’). Het derde vers vertoont een vast doch wat onregelmatig ritme van drie keer ‘zwaar-licht-licht-licht-zwaar’. Dit is meteen de reden waarom ik ‘wangen’ hier met ‘joues’ vertaal en (nog) niet met de muzikalere pommettes. Al bij al zie ik in het gebruik van ‘joues’ ook een voordeel, omdat het verwarring met het werkwoord jouer (spelen) kan scheppen, wat dan weer aanleunt bij de muziek. De verwarring wordt echter vlug opgelost. Allereerst is er in dit derde vers voor ‘joues’ geen betekenis van ‘spelen’ weggelegd (althans niet onder die schrijfwijze). Ten tweede zit de lezer, wanneer hij aan de ‘boerelongen’, de ‘bronches de contadins’ komt, al door en door in het lichamelijke en zal hij de ‘joues de contadins’ naar betekenis juist kunnen inschatten. Ik raak ook steeds meer overtuigd van die maat ‘zwaar-licht-licht-licht-zwaar’. Ik ben namelijk tevreden over die telkens zware eindlettergreep op ‘-dins’ die het ‘fanfare-koperharde’ goed weergeeft. Het vierde vers heeft eerst nog eens een ‘zwaar-licht-licht-licht-zwaar’, om daarna tot het einde van het zesde vers over te gaan tot een opeenvolging van tweeledige ‘licht-zwaar’-maten. Die ‘licht-zwaar’-maten komen in het voorlaatste vers weerom op de proppen. En het laatste vers is ‘zwaar-licht-licht-licht-zwaar’.

Alle voorgaande opties ter vertaling van ‘boere-’ smolten als sneeuw voor de zon toen dat prachtige klankvolle italianisme ‘contadin’ (met ‘o’ en ‘a’ en '-din') mij voor de geest kwam. Het kan als adjectief en als substantief worden gebruikt. 

Het woord ‘ballen’ betekent ‘balleren’ of ‘dansen’ en kan dus door het Franse baller worden vertaald. Baller is een oude vorm voor danser en sauter.

De ‘tuil’ vertaal ik door ‘trousse’ met behoud van de beginletter t. Bij de passage ‘dans une trousse de roses chez Rosalie’ kan het woord gebeurlijk ook een of andere trousse, bijvoorbeeld een trousse de toilette, van Rosalie oproepen. 

Bij de vragen zoals ‘wie heeft er de kleine bugel gezien’ kies ik in het Frans voor het gebruik van de voorwaardelijke wijs. Het gebruik van de conditionnel zorgt voor een leuke stijlbreuk. De voorwaardelijke wijs maakt namelijk dat de twee vragen in een beleefdheidsvorm worden gesteld. En daarmee staan ze in een mooi contrast tot bijvoorbeeld ‘Gaston op zijnen basson’ of ‘Gaston met zijnen basson’. 

‘In de sjees bij Melanie’ omvat het mooie binnenrijm ‘sjees-Melanie’. In de Franse vertaling heb ik het moeten laten gaan, omdat ik geen Franse ‘sjees’ vond die bij de Franse Mélanie paste. Ik ben echter even blij met de charreton die als een geschenk uit de hemel viel en die nu beregoed samen danst met de ‘charleston’. 

Er rest ons ook nog Gaston die zich ‘In de Ton’ bevindt. Gaston zit dus op café. ‘Au Flacon’, ‘In de Fles’, behoudt het rijm en is bovendien een aanvaardbare benaming voor een café. 

‘Tulpebolle bolle tulpen’… Even twijfelde ik nog of ik van bloem zou veranderen en dus de tulp zou lossen. En waarom moest het een bloem zijn? En waarom al die aandacht voor die bollen? Achteraf schaam ik me voor die onbezonnen gedachte. Want, zo bedacht ik naderhand, al die in de hoogte geheven koperen klankbekers vormen natuurlijk één groot tulpenveld, met daaronder een tweede horizont van opgezwollen blazende boerekoppenbollen. En welke andere bloem dan de tulp heeft zo’n mooie rechtopstaande klokvorm, en is ook nog een bolplant? 

Maar het ene ‘bolle’ is het andere niet. Bij de ‘bolle tulpen’ schrijf ik ‘boules de tulipes’, terwijl ik voor de ‘bolle bekkens’ en voor de ‘bolle wangen’ respectievelijk ‘cymbales bombées’ en ‘pommettes bombées’ gebruik. Inderdaad, met ‘boules de tulipes’ beleeft de lezer ook de betekenis van de ‘hoofden’ van de tulpen, die dus de hoofden, de bolle koppen, van de fanfareboeren zijn.

En zo duikel ik de zomer in. Et qui aurait vu le bugle de Camiel… 

 

Isabelle Bambust (Isabelle.Bambust@UGent.be) is verbonden aan de rechtsfaculteit van de Universiteit Gent. Zij doet onderzoek rond taal en recht.