Toen I Love Dick van Chris Kraus in 1997 verscheen werd het niet bepaald op jubelgezangen onthaald, een handjevol aficionado’s daargelaten. In de roman brengen Chris Kraus en haar echtgenoot Sylvère Lotringer een avond door met Dick _____ (wiens achternaam ‘onbekend’ blijft omdat de ‘echte’ Dick dreigde met een rechtszaak tegen Kraus wegens het schenden van zijn privacy). Na deze avond is Chris ervan overtuigd dat er iets is ontstaan tussen haar en Dick. Samen met Sylvère begint ze hem brieven te schrijven, die al snel dusdanig in hoeveelheid en beladenheid toenemen dat het onmogelijk wordt ze te versturen. Dick negeert hun contactpogingen, maar dat houdt Chris niet tegen. Dick schrijven verandert in iets anders; in zelfonderzoek, in een onderzoek naar de wereld waarin Chris leeft, werkt en kunst maakt, maar waarin vrouwelijke kunstenaars op de eerste plaats altijd als vrouwen worden gezien en niet als kunstenaars. Dick wordt een dagboek. Essayistische brieven gaan in een razend tempo afwisselend in op Chris’ inspiraties en onderzoeksinteresses – ze is bijzonder belezen – en anekdotes uit haar leven, die een beeld scheppen van het Amerika waarin zij leeft. Langzamerhand worden de brieven meer, ze worden een project, ‘performatieve filosofie’:
Als vrouwen erin gefaald zijn ‘universele’ kunst te maken omdat we gevangen zitten in het ‘persoonlijke’, waarom maken we dat ‘persoonlijke’ dan niet universeel en het onderwerp van onze kunst? (206)
Een briefroman dus, en hoewel dat genre doorgaans ‘ontzettend bourgeois’ is, doorbreekt I Love Dick alle geijkte kaders en doet het boek de literaire wereld nu internationaal schudden op haar grondvesten. Kraus’ roman wordt tegenwoordig gezien als een cultboek, als een uiting van nieuw, grensverleggend feminisme.
Tijdgebondenheid en intertekstualiteit
De brieven zijn metateksten: er wordt al in verwezen naar de roman/het eindresultaat dat die brieven (zouden kunnen) vormen. Verbonden met die metatekstualiteit is ook het spel met intertekstualiteit. In I Love Dick staan citaten die aan andere auteurs worden toegeschreven. Zo wordt er zogenaamd uit Dicks werk geciteerd, maar de betreffende passages komen eigenlijk uit Kraus’ latere roman Aliens&Anorexia – en op deze manier wordt de lezer geconfronteerd met een van de interessantste vragen die iedereen in de culturele wereld zichzelf voortdurend zou móéten stellen. Wie krijgt het woord en waarom? Wordt werk van Dick serieuzer genomen dan werk van Chris? Heeft Dick wel een publiek en Chris niet?
Uiteindelijk begonnen ook wij onszelf en elkaar deze vragen te stellen. Want ‘wie krijgt het woord en waarom’ (160)? Wat wordt vertaald en waarom (een vage echo van Gideon Toury, die het heeft over de selectiemechanismen binnen culturen)? Waarom wordt een boek uit 1997 pas in 2016 in het Nederlands uitgebracht? Waarom wordt het pas nu als relevant ervaren?
Wij, twee jonge witte vrouwen, hebben deze roman vertaald en schrijven daar nu, in 2016, een stukje over voor Webfilter. Wij, twee jonge vrouwen, kozen ervoor om het niet te hebben over de filosofe Simone Weil, maar over de filosoof Simone Weil. Om te spreken van witte en zwarte mannen en vrouwen in plaats van ‘blanke’ of ‘getinte’ mensen. Het Nederlandse vocabulaire golft mee op maatschappelijke stromingen die voor gelijkheid en feministisch bewustzijn ijveren: dat beïnvloedt onze vertaling in zekere mate.
Eind februari werden de vijf genomineerde vertalingen voor de Filter Vertaalprijs 2016 onthuld, onder andere op Facebook, waar werd gereageerd met de opmerking: ‘Wat een mannelijk geheel!’ Van de vijf oorspronkelijke werken was er maar één door een vrouw geschreven. En de acht vertalers die genomineerd werden waren allen man. Inderdaad opvallend, aangezien er overwegend vrouwen werkzaam zijn in het beroepsveld. Uit een onderzoek van de Vlaamse Auteursvereniging in 2011 blijkt dat destijds zowel in Nederland als Vlaanderen zes op de tien literair vertalers vrouw was (Kwakkel & De Haan 31). Verraadt dat een zekere vooringenomenheid, worden serieuze kunst en serieuze taal toch nog steeds voornamelijk als mannelijke aangelegenheden gezien?
Een andere belangrijke vraag: wordt het direct flauw gevonden als twee vrouwen de man-vrouwverhouding van genomineerden in hun beroepsveld onder de loep nemen? Het is een onderwerp dat Chris Kraus ook onderzoekt in I Love Dick, waarin ze concludeert dat het ‘bij de meeste “serieuze” fictie nog steeds draait om de meest volledige uitdrukking van de subjectiviteit van één persoon’ en dat deze persoon altijd een man is (Kraus 68). Vrouwelijke taal is anders. Vrouwen zijn empatisch en invoelend. Vrouwen kunnen alleen maar over hun emoties schrijven. Vrouwen zijn vertalers maar geen auteurs. Nu is dit licht overtrokken, maar er is geen ontkomen aan: deze (veelal) onuitgesproken ouderwetsigheden worden nog steeds gedacht. Dat blijkt: niet alleen uit de weerklank die Chris Kraus’ werk nu vindt, maar ook uit discussies rond boeken als Vrouwen schrijven niet met hun tieten.
Tieten en dumb cunts
In I Love Dick wordt het vrouwelijke geslachtsdeel – vagina, poesje, spleet, scheur, tut, kut – direct verbonden aan het heersende maatschappelijke beeld dat hysterie vrouwelijk is. Kraus toont aan dat deze sociale werkelijkheid weerslag vindt in de talige werkelijkheid. In een commentaar op een van Chris’ brieven schrijft Sylvère dat die een punt mist. Alle ‘bibberige kleine dingetjes’ die hij ‘zo aandoenlijk’ vond, knijpt ze kapot: ‘Het is niet de Suffe Kut-Exegese die hij had verwacht’ (Kraus 24) – geen zachtheid of gezwijmel dus, maar harde woorden. Weer zien we wat er ‘verwacht’ wordt van vrouwelijke literatuur.
Het vrouwelijke geslachtsdeel wordt van oudsher onlosmakelijk in verband gebracht met irrationaliteit en emotionele instabiliteit, met andere woorden, typisch vrouwelijke aandoeningen. In de Oxford English Dictionary lezen we dat de betekenis van het Engelse woord ‘cunt’ inderdaad is verschoven: eerst verwees het simpelweg naar vrouwelijke genitaliën, later werd het ook gebruikt als scheldwoord voor (sletterige, promiscue) vrouwen en inmiddels zelfs voor ‘despised, unpleasant, or annoying place[s], thing[s], or task[s]’. Een impotente man is ‘cunt-beaten’, een man met syfilis ‘cunt-bitten’ en een man die zich verlustigt aan een vrouw is ‘cunt-struck’.
Wanneer Kraus het woord ‘cunt’ gebruikt, klaagt zij de maatschappij aan. In de voetsporen van kunstenaars als Hannah Wilke, die ze bewondert, eist ze een plek op voor de vrouwelijke seksualiteit die gestript wordt van verbloemende connotaties en simpelweg als naakte waarheid wordt gepresenteerd. Fijn voor ons als vertalers, want wat dekt in het Nederlands de lading van ‘dumb cunt’ of ‘dumb cunt exegesis’? Veel opties leken niet wenselijk, want de vertaling moest tegelijkertijd serieus gezegd plausibel zijn, maar ook ironisch, én ritmisch goed klinken. Is vagina te klinisch en daarmee te afstandelijk, niet voldoende ‘in your face’? Is poesje te geseksualiseerd? Zo veel woorden zijn denigrerend, vulgair, worden wel door mannen maar niet door vrouwen gebruikt, maken mensen oncomfortabel. Het ging erom een woord te vinden dat het ding bij haar naam noemt zonder dat er een rookgordijn wordt opgetrokken, en dat vrouwen zich kunnen toe-eigenen, op dezelfde manier als Kraus dat uiteindelijk doet. We kwamen uit op suffe kut, waarin het grove woord kut (wat een veelzijdig woord: te gebruiken als zelfstandig naamwoord, bijvoeglijk naamwoord, tussenwerpsel en zelfs als werkwoord (‘zit niet zo te kutten’)) wordt gecombineerd met het subjectieve ‘suf’, waardoor de nutteloosheid van de vrouw wordt onderstreept. Want wat is een vrouw anders dan een suffe kut – wie zit er op haar mening te wachten? Of vindt u dit soms slap gelul?
Bibliografie
Kraus, Chris. 2016. I Love Dick. (vertaald door: Evi Hoste & Anniek Kool). Amsterdam: Lebowski Publishers (Los Angeles: Semiotext(e), 1997).
Kwakkel, Richard en Martin de Haan. 2011. Dagelijks brood: arbeidsmarktpositie van boekvertalers in het Nederlandse taalgebied. Amsterdam: Nederlandse Taalunie. PDF.
Evi Hoste (1987) studeerde onder andere historische taal- en letterkunde en literary studies in Gent voor ze naar Amsterdam verhuisde. Ze is redacteur bij Uitgeverij Jurgen Maas, freelancer voor verschillende algemene uitgeverijen en literair vertaler. I Love Dick is al enkele jaren een brandende obsessie. Het is haar eerste boekvertaling.
Anniek Kool (1990) is junior docent aan de Universiteit Utrecht en literair vertaler. Anniek vertaalde Narcopolis van de Indiase schrijver Jeet Thayil en ontving hiervoor een mentoraatbeurs van het Nederlands Letterenfonds. Samen met Evi Hoste vertaalt ze I Love Dick van Chris Kraus voor Lebowski Publishers. Daarnaast vertaalt Anniek regelmatig voor literaire tijdschriften en voor culturele festivals zoals Crossing Border en Literaire Meesters.