Lucebert, The Collected Poems. Volume 4. A Bilingual Dutch/English Edition. Translated by Diane Butterman. København & Los Angeles: Green Integer, 2024. ISBN 9780940650060, USD 22,95.
Lucebert is intussen met geen mogelijkheid weg te slaan uit ons collectieve literaire geheugen. Je komt hem zo'n beetje elke week weer tegen. Een herfstgreep: Liesje Schreuders herlas zijn 'minnebrief aan onze gemartelde bruid indonesia' (De Groene, 11 september jl.) en kreeg daar ook commentaar op; Ton den Boon publiceerde op 15 september zijn Lucebert, de nar en zijn dubbelganger (bij uitgeverij De Weideblik); een maand daarvoor had Jan Oegema eveneens zijn eerdere Lucebertstudies tegen het licht gehouden in Keizersdrama: Lucebert opnieuw (Boom); Jos Joosten ten slotte schreef in een van zijn allesbehalve korte Facebookposts op 1 oktober jl. over Bertus Aafjes en de gevolgen van diens tirade, in 1953, tegen Lucebert. In drie van de vier gevallen ging het om de politieke houding van Lucebert, in het bijzonder om diens 'foute' keuzes in de oorlog. Vooral de post van Joosten is in dat opzicht leerzaam, omdat hij het tegen de vastgeroeste plaatsbepaling in opneemt voor Aafjes, wiens ‘ik heb het gevoel dat de SS in de Nederlandse poëzie is binnen gemarcheerd’ genuanceerder kan worden gelezen dan tot dan toe gebeurde. Alleen Den Boon is minder uit op ideologie en wijdt zich aan een andere, speelsere kant van Lucebert, die van de nar, een belangrijke persona in Luceberts teksten. Goed, Luceberts honderdste geboortedag moest worden gevierd en de conclusie mag gerust worden getrokken dat hij nog steeds lezers heeft op wier reacties je stuk voor stuk popelt in te gaan. Maar dat levert in dit geval zijpaden op.
Want ik wil stilstaan bij een zeer bijzondere Lucebertlezer, die zorgde voor de meest bijzondere publicatie van het afgelopen najaar, en dat is die van het vierde deel van het verzameld werk van Lucebert in Engelse vertaling. Diane Butterman tekende daarvoor (en voor de drie voorafgaande delen). Alle gedichten vertaalde zij dus, en dat is geen geringe prestatie. Net zo goed als de uitgave ervan – door Green Integer van Douglas Messerli (‘Pataphysics and Pedantry’ luidt de tweede naam van zijn uitgeverij) – niet gering is. In de reeks ‘international poetry’ van Green Integer staat Lucebert naast grootheden als onder meer Adonis, Paul Celan, Atilla József, Friederike Mayröcker, Rainer Maria Rilke en Tomas Tranströmer – naast Maurice Gilliams, wiens ‘collected poems’ ooit als The Bottle at Sea verschenen en vertaald en bezorgd werden door Marian de Vooght (2006). Piet Gerbrandy schreef een inleiding bij Luceberts Collected Poems, waarin hij de dichter voorstelt aan een internationaal publiek, wijst op de nuttige annotaties achterin en de vertaling een groot compliment geeft door te stellen dat zij aspecten van Luceberts Nederlands aan het licht brengt die moedertaalsprekers niet zo gauw zullen opmerken. De vertaalster kijkt in haar verantwoording met ‘nostalgia’ terug op vijftien jaar vertalen, een ‘demanding work’, zoals ze zelf zegt. Je kunt het je voorstellen. Vier delen! In heldere bewoordingen schetst zij in het afsluitende deel IV nogmaals de specifieke problemen bij het vertalen van deze poëzie: het extreem associatieve karakter ervan (‘which means that context can be submerged and meaning obscured’); het ontbreken van interpunctie; de noodzaak om samenvoegingen eerst te ontrafelen en te duiden voordat ze kunnen worden vertaald. Ze wijst bovendien op de verwantschap van Luceberts werk met muziek, ook uit de rijmen (wanneer die al voorkomen) spreekt een bepaalde muzikaliteit. Maar het gaat vooral om de muziek in de klankstructuur, de assonanties en de sonore woordenvloed die ontstaat door associatie.
Kent de Engelstalige wereld Lucebert? Ik kijk in de fameuze en omvangrijke anthologie van Jerome Rothenberg en Pierre Joris (Poems for the Millenium, 1998) en daarin is hij vertegenwoordigd met twee gedichten (vertaald door Peter Nijmeijer). Diane Butterman vertaalde alles – en had dus geen excuus als zij op de harde muur van de onvertaalbaarheid stuitte. De annotaties lichten dat soms toe: ‘The word vertrek in the poem’s title [‘gedicht vertrek in de tijd’, vertaald als ‘poem departing over time’, tn] can mean “room” or “depart”. In view of the poem’s nostalgic stance the latter interpretation was chosen.’1 Overigens is de hele annotatie bij dit gedicht nuttig, ook voor de Nederlandse lezer, zoals Gerbrandy benadrukt, want wie weet zo gauw dat ‘boenen’ en ‘baard’ verwijzen naar twee bestaande personen en twee gebouwen in het Noord-Hollandse Bergen?2
Neem zo’n gedicht als ‘herman gorter op een eerste dag in mei in de jaren tachtig’ en je ziet welke enorme afstand een vertaler moet overbruggen om een lezer in Amerika en de rest van de Engelstalige wereld de mogelijkheid te bieden het gedicht enigszins in zijn greep te krijgen. De eerste mei geeft enig houvast, maar je zult niet klakkeloos arbeiderstrots projecteren op de eerste de beste naam die valt, een naam die je ook niets zegt: Gorter? Dat die man in de allereerste regel ‘een kale westfriese kop’ heeft moet je ook maar aannemen (zij het op wankele basis: wie weet loopt er nog een tweede figuur rond). Interessant is de constatering dat er in de bovenstaande redenering niet eens vertaalproblemen zijn opgedoken. Gorter, a first of may, a bald westfrisian head: het kan gewoon. Het gaat om een vertellend gedicht waarin verder op dat hoofd wordt ingezoomd. Het prijkt blijkbaar boven een bontkraagje, waarvan rondverteld werd dat het ooit aan de tsaar toebehoorde:
in the photo a bald west frisian head
a pharaoh’s head gone astray in the marshy delta
jutting out above a fur collar about which people then
whispered: that was once the tsar’s collar
because upon lenin’s orders and in the party’s
interest it was thought that our poet pottered
about here in crown jewels but the way he stares out
over us and above everything so yearningly is never how
a shady dealer would look forward to eternity’s future3
Het gedicht gaat dus over een dichter, kan een Amerikaanse lezer nu concluderen, ene Gorter, die een aansprekende kop gehad moet hebben, communistische sympathieën koesterde en al dan niet rondsnuffelde in de kleren die de Romanovs moesten achterlaten in Sovjet-Rusland.
Je wordt in de Butterman-uitgave overigens op twee manieren verder op weg geholpen. Door luttele ingrepen van syntactische aard zorgt ze ervoor dat de ontbrekende interpunctie in het Engels minder gevoeld wordt dan in het Nederlands. Bovendien volgt aan het eind van het boek nadere informatie over dit gedicht waaruit de lezer in ieder geval kan opmaken dat ‘mei’ in het geval van Gorter geen toeval is of een terloops gebezigd woord. Je merkt aan de vertaling dat het gedicht heel precies is gelezen – en vast ook voorgelezen – en aan de annotatie voorts dat er nog veel meer extra gelezen is dan alleen de poëzie. Dat is een enorm karwei, waaraan ook een aantal meelezers debet is, en iedereen moet een hele bibliotheek lucebertiana bij de hand gehad hebben. Alle verdere toespelingen op Gorter in het desbetreffende gedicht kunnen zo getraceerd en genoemd worden (zoals daar zijn: Menschheit, ‘De arbeiders dringen zich aan de trog der kennis’, ‘De dag gaat open als een gouden roos’ en De School der Poëzie). Zo krijgt de aandachtige lezer een eerste context geboden en is de weg vrijer voor hem om invulling te geven aan zijn leeservaring. Die krijgt nu alle kansen om dat te doen met de hele Lucebert: vier imposante delen in het Engels waarin het vooral opvalt hoe verhelderend deze vertalingen kunnen werken – een topprestatie van Diane Butterman.
Noten
1 De vertaling is mij ook lief vanwege een verwijzing naar de ‘niemandsroos’ van Paul Celan door Lucebert. Diane Butterman kiest daarvoor John Felstiners vertaling ‘no-one’s-rose’.
2 De kunstverzamelaar Piet Boendermaker (1877-1947) en de voormalige directeur van het Stedelijk Museum C.W.H. Baard. De gebouwen zijn de galerie van Boendermaker, in 1928 geopend door Baard, en het huis van de Luceberts, dat Boendermakerhof heette. In zekere zin wordt het gedicht in het Engels ontlast van toespelingen, die je inside kunt noemen, en krijgt het zo een algemenere betekenis.
3 Het is dus zinvol meteen de Nederlandse versie bij de hand te hebben, althans het begin van dit lange gedicht: ‘op de foto een kale westfriese kop / een in de moerasdelta waarvan men toen / fluisterde: dat was eens het kraagje van de tsaar / omdat in opdracht van lenin en ten behoeve / van de partij onze dichter hier zou scharrelen / in kroonjuwelen maar zoals hij staart over / ons en alles uit zo hunkerend kijkt nooit / een sjacheraar uit naar de toekomst der eeuwigheid’.