Biografieën van Brutus en Alcibiades   21-10-2020

Harm-Jan van Dam

Kathryn Tempest, Brutus. De nobele samenzweerder. Vertaald door Roelof Posthuma. Utrecht: Omniboek 2019, ISBN 978-94-019-1506-9

David Suttard, Nemesis. Alcibiades en de val van Athene. Vertaald door Roelof Posthuma. Utrecht: Omniboek 2019, ISBN 978-94-019-1552-6

 

Uitgeverij Omniboek heeft de laatste jaren een mooi fonds opgebouwd van boeken over de klassieke oudheid, naast historisch werk over de middeleeuwen en latere periodes. Het bestaat uit Nederlandstalige boeken: de bekende oudheidkundige Jona Lendering publiceert er, bijvoorbeeld zijn Xerxes en, samen met vertaler Vincent Hunink, een boek over het visioen van keizer Constantijn. En daarnaast is er vertaald werk van ‘internationaal vooraanstaande historici’ (uitsluitend Engelstalige). Op de site van de uitgeverij is van alles te vinden over die historici en hun werk, maar wie zoekt naar namen van de vertalers moet vastberaden en geduldig zijn: ‘vertaler(s)’ levert geen hits op, ze worden niet genoemd bij de presentatie van de boeken en ook op bol.com ontbreekt geregeld de naam van Omniboeks vertalers. Alleen in de losse catalogi op de site van Omniboek voor najaar, zomer, voorjaar vind je de volledige gegevens.

Ik bekeek twee boeken uit 2019, twee biografieën van een persoon uit de klassieke oudheid, vertaald door dezelfde vertaler, in dit geval Roelof Posthuma.1 In dat jaar vertaalde hij voor Omniboek twee boeken van elk meer dan 400 bladzijden, in 2018 ook al twee, en volgens zijn website intussen meer dan 250 boeken. Het gaat me niet primair om kritiek op de vertaler; ik stel eerder een paar meer algemene problemen aan de orde die samenhangen met het vertalen van wetenschappelijke non-fictie. Bijvoorbeeld de vraag naar het beoogde publiek: bestaat dat uit de vakman die toch zijn vakliteratuur liever in het Nederlands dan het Engels leest? Of de befaamde geïnteresseerde leek, die dan veel vakkennis te verstouwen krijgt? Hoe ver gaat de vertaler (en hoe ver kan zij of hij gaan) in het toegankelijk maken van details voor de niet honderd procent ingevoerde lezer? Hoe goed moet de vertaler zelf thuis zijn in het onderzoek en tegelijkertijd een taalkunstenaar zijn? Hoe moet de vertaler omgaan met citaten en langere teksten uit andere talen die in de brontekst zijn opgenomen in de taal van die brontekst? In mijn voorbeeld gaat het om Griekse en Latijnse teksten die in het Engels zijn weergegeven in de Engelse brontekst, zonder het origineel. Maar dit vertaalprobleem speelt bij (semi-)wetenschappelijke non-fictie in allerlei talen en over allerlei onderwerpen; een nieuw Duits boek over zestiende-eeuwse schilderkunst kan veel verduitste citaten uit de Italiaanse contemporaine kunstenaarsbiografieën van Vasari bevatten. Het vertalen van vertalingen mondt makkelijk uit in onzin. Die algemene problemen laten zich goed illustreren aan non-fictie in een vakgebied met een lange staat van dienst, waarvan de precieze inhoud tegenwoordig voor veel mensen onbekend is.

Zoals gezegd, gaat het om twee biografieën van antieke personen, een Griek en een Romein, Alcibiades en Brutus. Alcibiades is de bloedmooie, flamboyante, steenrijke politicus en generaal uit de vijfde eeuw voor Christus die in zijn jonge jaren de filosoof Socrates vergeefs trachtte te verleiden. Met Alcibiades werd het Atheense imperium uitgebouwd, totdat het instortte na een mislukte militaire expeditie naar Sicilië onder zijn leiding. Alcibiades liep over naar Athenes tegenstander in de Peloponnesische oorlog, Sparta; toen hem daar de grond te heet onder de voeten werd, stelde hij zich onder de bescherming van de Griekse erfvijand, Perzië, keerde terug naar Athene waar hij opperbevelhebber werd, vluchtte later naar Thracië en werd in 404 uiteindelijk in het Perzische rijk gedood.

Brutus geldt als leider van de samenzweerders die Julius Caesar vermoordden op 15 maart 44 voor Christus. Hij is de man tegen wie Caesar NIET de woorden gebruikte die zoveel mensen kennen: ‘ook gij Brutus’. Want 1) het Latijn kent, net als het huidige Engels, geen beleefdheidsvorm voor de tweede persoon enkelvoud, dus waarom ‘gij’? 2) Caesar zei geen ‘Brutus’, maar ‘kind’ of ‘zoon’, 3) Caesar sprak op dat moment volgens de meeste bronnen geen Latijn maar Grieks, ‘kai su, teknon’, ‘ook jij, kind’, 4) het is meer dan waarschijnlijk dat hij helemaal niets zei toen hij door 23 messteken werd omgebracht. Dat denkt zijn nuchtere biograaf Suetonius in elk geval, en ik ook.

De twee hoofdpersonen verschillen enorm, of in elk geval het beeld dat latere generaties zich van hen gevormd hebben: de kameleontische, exhibitionistische Alcibiades en de ondoorgrondelijke tirannenmoordenaar Brutus, voor eeuwig in die rol gestold, al was hij ook filosoof, bestuurder, generaal en redenaar. En ook de stijl van de twee vertaalde boeken waarom het hier gaat loopt uiteen: David Stuttard, Nemesis. Alcibiades en de val van Athene en Kathryn Tempest Brutus. De nobele samenzweerder. Alleen al het verschil in titel (ook in het Engels) spreekt boekdelen: een pakkende kreet, Nemesis, gevolgd door uitleg met persoonsnaam, versus een zakelijke titel, Brutus, met ondertitel –waarin ‘nobel’ zowel aristocratisch betekent als hoogstaand. En David Stuttard kan op zich zeker als een ‘vooraanstaand historicus’ beschouwd worden. Maar de afgelopen jaren werkte hij als onafhankelijk onderzoeker, en trefwoorden waarmee hij, ook in het VK, wordt aangeprezen zijn ‘oprichter van een theatergroep’, ‘befaamd verteller’, ‘toegankelijk’. Kathryn Tempest daarentegen heeft een universitaire aanstelling en publiceerde al eerder een geleerd boek over dezelfde historische periode.

De twee boeken verschillen dan ook enigszins van elkaar in hun aanpak – ik ben veel beter thuis in het Rome van de eerste eeuw voor Christus dan in het Griekenland en Perzië van vier eeuwen daarvoor en dat beïnvloedt mijn oordeel wel.2 Stuttards Alcibiades is weliswaar voorzien van vele voetnoten en literatuurverwijzingen, maar presenteert zich vooral als verhaal: het boek opent met de spectaculaire dood van de hoofdpersoon, het is spannend geschreven, met zinnen die soms bestaan uit één woord zoals ‘Sicilië’ of ‘chaos’, terwijl in langere zinnen juist elk zelfstandig naamwoord één maar meestal twee of meer bijvoegelijke naamwoorden krijgt, waardoor het geheel een tamelijk overladen karakter heeft. Natuurlijk weet Stuttard heel veel van zijn onderwerp, maar op zijn aanpak is ook wel kritiek mogelijk. Zo interpreteert hij in mijn ogen, en niet alleen de mijne, veel te vaak en te rechtstreeks Atheense komedies en tragedies als verwijzingen naar de historische werkelijkheid en ziet hij in elk fictief personage een Alcibiades. Als hij wil illustreren hoe een echte veldslag tussen zwaarbewapende Griekse krijgers verliep, citeert hij uit een tragedie de beschrijving van een duel tussen twee vorsten vol toespelingen op het epos, alsof dat hetzelfde is. Vaak geeft hij na een Griekse eigennaam tussen haakjes quasi-veelzeggend de etymologische betekenis ervan, alsof wij zouden schrijven ‘Harm (generaal)’, ‘Désirée (de begeerde)’. Het contrast tussen Grieks en Perzisch is nogal zwaar aangezet en ik ben er niet zeker van dat meer recente inzichten verwerkt zijn. Heel in het algemeen lijkt dit boek niet veel toe te voegen aan de al enkele decennia bestaande kennis over het onderwerp. Maar dat wil het ook niet, en dat levert een paradox op, waarover zo meteen meer.

Brutus van Tempest is in mijn ogen een voortreffelijk werk van hoge wetenschappelijke kwaliteit, dat ik van harte zou aanraden aan studenten die bezig zijn aan een masterscriptie op het terrein van Latijn, oude geschiedenis of oudheidkunde, aan promovendi, (universitair-)docenten en collega’s van de auteur. Tempest beheerst niet alleen de antieke bronnen en de secundaire literatuur (inclusief de Franse en Duitse), maar brengt onze kennis ook verder. Daarbij zijn de sterkste punten dat zij heel goed laat zien hoe Romeinse aristocraten een carrière konden maken binnen een cultuur die gebaseerd was op familie(verhoudingen) en reputatie, door zichzelf naar een ideaalbeeld te boetseren. En daaruit volgend hoe beeldvorming, politieke slogans en een gebrek aan onpartijdige data het ons onmogelijk maken om te zien wat het ‘eigenlijke’ karakter van een persoon is, of wat iemand als Brutus ‘echt’ gedreven heeft. We moeten accepteren dat we van dit verre, vreemde verleden, ook als er relatief veel bronnenmateriaal is zoals de bijna dagelijkse brieven van Cicero, veel niet kunnen kennen of begrijpen. En vooral dat elke tijd zijn eigen beelden schept van het verleden en van onze voorgangers.

Tempest heeft haar boek toegankelijk willen maken voor iedereen ongeacht zijn startkennis en saai is het zeker niet. Maar het lijkt toch vooral besteed aan een publiek dat (semi-)wetenschappelijk bezig is met de oudheid of eventueel met geschiedenis, een groep die in het Angelsaksische taalgebied veel groter is dan in Nederland. Ik vraag me af of er voor deze vertaling wel een Nederlands publiek is, ondanks het loffelijke streven van de uitgever: ‘we vinden het belangrijk om diepgang te bieden [...]’. Wie de materie genoeg beheerst om iets te hebben aan dit boek, leest het waarschijnlijk liever in het Engels. Paradoxaal genoeg zou dat betekenen dat een spannend vertelde tamelijk goede samenvatting zonder veel nieuws (Alcibiades) eerder een vertaling verdient,3 en dus meer lezers bereikt, dan een strikt wetenschappelijk, diepgaand en vernieuwend boek dat ook geïnteresseerde leken een actueel beeld van de oudheid biedt (Brutus). Dat is treurig, maar geldt evengoed voor niet-vertaald werk.

Maar nu eindelijk over de vertaling zelf, en hier vooral over Brutus van Tempest. Het eerste obstakel, waar ik eigenlijk de meeste problemen verwachtte, is door uitgever en vertaler in het algemeen voortreffelijk genomen: het hele apparaat van de klassieke studiën, vol afkortingen van tijdschriften en bronnenpublicaties, verwijzingen die uit vele getallen bestaan, bibliografie (alleen bij Tempest), appendices, chronologie, kaartjes, eigennamen, een omvangrijk en precisie vereisend werkje, is in beide vertalingen prima verzorgd. Maar natuurlijk niet geheel foutloos en vooral niet altijd consequent: ik kan me er nooit erg over opwinden, maar de transcriptie van Griekse eigennamen en woorden in Nemesis is nogal inconsequent, zonder toelichting; de geografische namen op de kaartjes zijn meestal antiek, en soms toch modern (Syracuse, Athene; Germanië naast Gallia), maar er is wel, en terecht, verschil gemaakt tussen de Griekse en de Romeinse kaartjes. Het is slordig dat de vertaler in een boek over de moordenaar van Julius Caesar als familienaam van Brutus tweemaal Julius in plaats van Junius geeft, en dat hij de belangrijke historicus Ronald Syme verandert in Robert.4 Het valt te prijzen dat Posthuma in Brutus vaak achter de afkorting voor een antiek geschrift de eerste keer de volledige titel zet, zoals ‘Plin. Ep. (Plinius de Jongere, Epistolae)’; misschien zou dan daarachter ook nog ‘Brieven’ handig zijn geweest? (Voor classici zouden deze afko’s gesneden koek moeten zijn; in het origineel worden alleen de afkortingen voor de meest frequente bronnen, een stuk of dertig, vermeld.) Maar dit gebeurt niet altijd, en het gaat ook niet altijd goed: in twee opeenvolgende noten citeert Posthuma Plato’s Politeia en De Republiek van Plato. Dat is hetzelfde werk en hij heeft de afkorting Pol. die staat voor het geschrift Politikos, verkeerd aangevuld; zo zijn ook de Ep. van Horatius niet de Epoden, maar de Epistulae.

Bij Latijnse en Griekse termen en begrippen gaat het iets vaker mis: classici spreken van consulaat en triumviri, maar voor een algemeen publiek lijkt me Posthuma’s keuze voor ‘consulschap’ en ‘triumvirs’ prima. Maar een ‘wasmasker’ doet wel erg aan een wastafel, wasmachine of gasmasker denken, ‘ethische filosofie’ zou ik moraalfilosofie of ethiek noemen en ‘sofistische geleerden’ moeten ‘sofisten’ zijn of ‘sofistische filosofen’ of ‘de zogeheten sofisten’. ‘Oude teksten’ en ‘oude bronnen’ zijn amateuristische termen voor antieke bronnen; vreemd genoeg gebruikt Posthuma vrijwel nooit het woord ‘antiek’, voor vakgenoten juist de normale term. En een bepaalde redevoering van Demosthenes staat algemeen bekend als de Kransrede, of Over de krans, niet als Over de kroon. En wie dit ook beweert, de dronken oude satyr Silenos is niet half man-half paard. Wat het ‘talismanachtige schild van Achilles’ (Nemesis 71) is, kan ik niet raden; het is in elk geval een onjuist adjectief voor dat iconische schild uit Homerus’ Ilias waarop het hele epos en het hele leven zijn uitgebeeld. Domweg onjuist zijn woorden als ‘auspices’ (moet zijn auspicia), ‘symposiae’ (moet zijn symposia), ‘praetor urbanis’ (urbanus), ‘periochiae’ (periochae, vaker wel correct), ‘Grammatici et Rhetoribus’ (De grammaticis et rhetoribus), ‘het populus’ (de populus; ‘populus’ = het volk, in het Latijn niet onzijdig. Des te vreemder dat elders staat ‘het volk die’).

Dit is, naast de lof voor de omgang met de parateksten, typisch klein gefrik. Ik heb meer bezwaren tegen Posthuma’s gebruik van vertalingen, zijn niet-gebruik van vertalingen en zijn vertaling. Allereerst zijn omgang met de in beide boeken in het Engels vertaalde Griekse en Latijnse teksten. De Engelse auteurs citeren standaard het Engels van de tweetalige Loeb-deeltjes, sommige recent, andere met een vertaling van soms bijna honderd jaar oud. In Nemesis zijn antieke teksten opgenomen als motto boven elk hoofdstuk en ook elders. In de Nederlandse vertaling zijn die grotendeels overgenomen uit bestaande vertalingen. Dat is verstandig, want de vertaler daarvan heeft er langer en beter over nagedacht dan de vertaler van een historisch boek waarin die citaten voorkomen. Bovendien moet die vertaler, die niet goed genoeg Grieks en Latijn kent om daaruit zelfstandig te vertalen, anders via het Engels als tussentaal vertalen. Maar in Nemesis ontbreekt elke verantwoording of bronvermelding van de gebruikte vertalingen. Enig zoekwerk levert op dat citaten uit Homerus genomen zijn uit de poëzievertaling van Patrick Lateur, maar afgedrukt als proza, en van Aristofanes uit die van Marietje d’Hane-Scheltema; er is een archaïsche vertaling van Sofokles gebruikt en moderne van Plato en Euripides; van vier motto’s was, denk ik, geen bestaande vertaling te vinden. Voorin Brutus staat een ‘Aantekening van de vertaler’ waarin Posthuma meedeelt dat hij voor de vertaling van Latijnse en Griekse citaten voor zover mogelijk gepubliceerde Nederlandse vertalingen heeft geraadpleegd, die zijn opgenomen in een lijst aan het eind. Voor het overige heeft hij het Engels van Tempest vertaald. Zo’n lijst ontbreekt echter in het boek. Ook hier wordt, op een heel enkele uitzondering na, geen bron voor Nederlandse vertalingen gegeven, tot aan het motto van hoofdstuk zes, en met name de twee laatste hoofdstukken, zeven en acht, waar plotseling talrijke Nederlandse vertalingen en vertalers aangegeven worden, ook van eerder zonder bron geciteerde antieke auteurs. Zo bijvoorbeeld van het werkje dat Tempest door het hele boek heen ongeveer het vaakst citeert, de biografie van Brutus door de Griekse veelschrijver Plutarchus.5 Toch gebruikt Posthuma blijkbaar al veel eerder die vertaling, gezien een bijna onbegrijpelijke zin ‘“beide mannen werden gedreven door de vorming in dezelfde worstelschool als het ware”, zegt Plutarchus’ (p. 25). Het ‘als het ware’ staat niet bij Tempest. Dat suggereert sterk dat dit de vertaling is van Janssens (die ik niet kan raadplegen), terwijl Van Rooijen veel begrijpelijker vertaalt ‘ze traden beiden als het ware uit een en hetzelfde trainingskamp de grootste gevechten tegemoet’. Inderdaad is ‘als het ware’ bedoeld om die worstelschool of dat trainingskamp als metafoor te kwalificeren.

De vertalingen van antieke bronnen die kennelijk via het Engels zijn gegaan, zijn niet altijd geslaagd, maar misschien is de reden dat Posthuma soms ongenoemde bronnen citeert: hoe komt hij bijvoorbeeld aan de vertaling ‘de tempel van Saturnus’ in het motto van hoofdstuk 5, terwijl Tempest en Loeb het over de tempel van Wealth hebben, in het Latijn Ops (Overvloed, een vruchtbaarheidsgodin)? Maar deze tamelijk onbegrijpelijke zin uit een brief van Cicero is een vertaling van Tempests Engels: ‘onze hoop voor jou is een res publica waarin je de nagedachtenis aan je twee illustere huizen kunt hernieuwen en uitbreiden’. Ik zou zeggen: ‘voor jou hopen we op een staatsbestel dat het je mogelijk maakt de faam van je beide prominente families te vernieuwen en zelfs te vergroten’. ‘Moet een man de bevrijder duchten als hij zelf een verheven positie heeft?’ Dat is een onjuiste vertaling uit een brief van Cicero in de vertaling van Tempest: ‘should a man beware of the liberator in case that man himself is elevated?’

Maar tot mijn verbazing viel me de ‘gewone’ vertaling van de lopende Engelse tekst misschien nog het meest tegen, die in mijn ogen veel te veel anglicismen en ongemakkelijke wendingen herbergt: ‘paragraaf’(moet zijn: alinea), ‘karakter’ in een toneelstuk (moet zijn: personage), literaire kritiek (literary criticism: literatuurwetenschap), vijandelijke traditie (vijandige), redenaars houden ‘toespraken’ (redevoeringen), ‘jaloers afschermen’, in Nemesis ook ‘jaloers in stand houden’ (‘jealously’: angstvallig), Tempest wil ‘een significante bijdrage leveren’, iets heeft zijn ‘significantie verloren’ (is betekenisloos geworden), ‘welwillende politieke invloed’ (Nemesis: ‘benevolent’: gunstig, positief), Appius’ ‘enge kringen’ (‘close circle’), ‘een relatie wordt verzekerd’ (‘assured’: gewaarborgd), ‘imperiale macht’ (‘imperial power’: bedoeld is ‘imperium’, of macht over leven en dood), ‘iemand iets in het gezicht smijten’ (‘throw in his face’: voor de voeten werpen), ‘seksuele inclinaties’ (voorkeuren, neigingen), in beide boeken ‘draaien en wendingen (‘twists and turns’), Caesar heeft Brutus als consul ‘geoormerkt’ (‘earmarked’, in het Nederlands alleen voor geld), vragen die Cicero ‘teisterden’ (‘plagued’: kwelden, bezighielden). In Nemesis trouwens wordt de pestepidemie die in Athene heerste consequent vertaald als ‘de plaag’ (the plague = pest). Ik denk dat in de ondertitel ‘de edele samenzweerder’ beter de dubbelzinnigheid van ‘noble’ (status en karakter) had weergegeven dan ‘nobele’.

Ook afgezien van anglicismen leest de tekst soms enigszins moeizaam: ‘het is ongetwijfeld waar dat we ...’ (een onhandig begin van de zin ‘To be sure ...), het geluk ‘dat hij met het oog op zijn eigen carrière een conventionele en bevoorrechte startpositie had’ (‘that he had the more conventional and privileged start to life when it came to his own career’), ‘op zijn zwaard vallen’ (in het zwaard). Omslachtig is ook ‘Met het oog op de naam van staatsrechtelijke correctheid die de zaak opleverde en de verleiding van de oproep om de senatoriale partij te vertegenwoordigen, was de uiteindelijke beslissing van mannen als Brutus en Cicero misschien niet verrassend’ (‘Given the cloak of constitutional correctness the cause donned and its appeal to represent the senatorial side, the final decision of men like Brutus and Cicero was perhaps unsurprising’). Het Engels geeft misschien wel aanleiding tot de tautologische en vreemde vertaling ‘een revolutionaire opstand onder leiding van de misnoegde patriciër ...’ (‘a revolutionary uprising led by the disgruntled patrician ...’), maar juister zou zijn ‘een onverwachte revolte onder leiding van de verbitterde (ontevreden) patriciër ...’.

Ik zou dit zonder veel moeite kunnen uitbreiden, maar ik hoor ook zelf wel, met enig misnoegen, mijn schoolmeesterachtige toon. Zoals gezegd, Brutus telt bijna 400 bladzijden en er staat veel goeds in, ook idiomatische en goed gevonden vertalingen en bewerkingen van het origineel, en dat geldt misschien nog wat meer voor Alcibiades waar de lossere toon Posthuma nog iets beter lijkt te liggen. Er is duidelijk zorg besteed aan de parateksten van beide uitgaven, op tamelijk hoog niveau. Een uitgesproken manco in alle twee is gebrek aan respect voor andere vertalers. En met meer tijd en geduld zou het resultaat verbeterd kunnen worden: zo hadden idealiter ook in de hoofdstukken 1-5 van Brutus de vertalingen die in 6-8 zijn gebruikt verwerkt kunnen worden, een expert had kunnen meelezen of vragen kunnen beantwoorden over technische details, het Engels had doordachter en minder op de automatische piloot kunnen worden vertaald. De dichter Horatius raadt aan je werk zo’n jaar of negen te laten liggen; dat wil geen enkele uitgever. Maar een paar maanden langer had geen kwaad gekund.

 

Noten
1 Deze recensie werd grotendeels in het voorjaar van 2020 geschreven en bewerkt in oktober.
2 Tenzij uitdrukkelijk anders vermeld gaan mijn opmerkingen daarom over Brutus.
3 Volgens Jona Lendering is de overtreffende trap van vertaalde ‘kwakhistorische’ boeken Perzisch vuur van Tom Holland. In die categorie valt Alcibiades niet, al prijst Stuttard Hollands Persian Fire uitbundig aan (p. 339, noot 13).
4 De onjuiste verwijzing naar Quintilianus’ Opleiding tot redenaar in noot 69 op p. 353, waar ‘23’ moet zijn ‘123’, staat al in het origineel.
5 Waarom in de niet altijd even positief beoordeelde versie van Gerard Janssen (2009) en niet in de iets oudere (2007) van Hetty van Rooijen is niet duidelijk.