Vincenza Minutella, Reclaiming Romeo and Juliet: Italian Translations for Page, Stage and Screen. Amsterdam: Rodopi, 2013. [Approaches to Translation Studies 38] 264 p. ISBN 978 90 420 3734 2
Het roemruchte verhaal van Romeo en Julia is tegenwoordig onlosmakelijk verbonden aan de naam Shakespeare, maar de Italianen kennen het verhaal al veel langer. In hun eerste versie van het verhaal heetten de geliefden alleen Mariotto en Ganozza. Het stuk van Shakespeare vindt pas echt een plaats in Italië in de achttiende eeuw bij het verschijnen van de eerste vertaling ervan. Met het tweetal uit Verona wordt nogal wat gerommeld. In het ambitieuze Reclaiming Romeo and Juliet: Italian Translations for Page, Stage and Screen (hierna afgekort tot Reclaiming) kijkt Vincenza Minutella naar de verschillende vormen van vertalen. Het alom bekende verhaal van Romeo en Julia, de starcrossed lovers, leent zich goed voor kritisch onderzoek naar de verschillen tussen het traditionele vertalen van teksten en adaptaties bedoeld voor opvoering (zoals theater en film). Aan de hand ervan valt goed te illustreren hoe doelculturen deze vertalingen ontvangen en beïnvloeden. Minutella laat in Reclaiming zien hoe het verhaal van Romeo en Julia zijn wortels heeft in de Italiaanse folklore en via omwegen en hervertalingen van Shakespeares Romeo and Juliet zijn herintrede deed in Italië. Italiaanse vertaalopvattingen fluctueerden sterk door de jaren heen en Minutella laat in een achttal casestudy’s zien hoe de verschillende vertalingen (in de breedste zin van het woord) van Romeo and Juliet in Italië gerecipieerd werden.
Vertalen is adapteren
In het eerste hoofdstuk licht Minutella de theoretische basis van zijn onderzoek toe en schetst zij een duidelijk kader voor de lezer, of liever, zij verwijdert het kader rond het begrip vertaling, zodat dit vrijwel allesomvattend wordt: ‘This study rejects the idea of one fixed interpretation, and the notion of faithfulness to an original, as all translation involves interpretation and manipulation and is influenced by the context in which it takes place’ (Minutella 17). Minutella omzeilt zo de discussie over de precieze grens tussen vertaling en adaptatie, want zij beschouwt iedere vertaling als een adaptatie: vertaling is immers een creatieve interpretatieve daad waarin de brontekst toegeëigend wordt (37). Minutella sluit zich aan bij André Lefevere, die vertalen als rewriting ziet: ‘applying the term “rewriting” to all translations enables us to surpass the limitations and fuzziness of the term “translation”’ (21). Het brede begrip van vertalen noemt Minutella acculturation, kort gezegd ‘referring to those processes whereby the culture of a society is modified as the result of contact with the culture of one or more other societies’ (22).
De lezer is gedwongen in deze terminologie mee te gaan. In eerste instantie had ik daar enige moeite mee, omdat de discussie door deze brede conceptualisering van het vertalen dreigt te vervagen. Minutella geeft tegelijkertijd aan dat er bij de verschillende media wel degelijk verschillende conventies heersen. Daarom moet de vertaler soms uiteenlopende strategieën toepassen om zijn doeltekst goed te laten functioneren in de doelcultuur (Minutella 45). Daarbij kun je denken aan traditionele problemen op tekstueel niveau (hoe gaat een vertaler om met woordgrapjes en lyriek?), maar ook aan de rol die opvoerbaarheid (performability) speelt bij theaterproducties. Tijdens het lezen van Reclaiming wordt wel duidelijk waarom Minutella voor het overstijgende concept van vertalen kiest. In het geval van het verhaal van Romeo en Julia is er een breed scala aan intralinguale vertalingen (herformulering in dezelfde taal, zoals bij de verschillende versies van het Italiaanse volksverhaal over Romeo en Julia), interlinguale vertalingen (vertalingen in andere talen) en intersemiotische vertalingen (waar andere media aan te pas komen, zoals theater en film). Deze vertalingen beïnvloeden elkaar regelmatig en verschaffen de lezers intertekstuele verbanden (Jakobson 2010: 288). Door het concept vertalen te verbreden kan er gelijktijdig over deze drie vormen van vertalen gediscussieerd worden, maar een duidelijkere thematisering van de verschillende benaderingen met betrekking tot verschillende media had de lezer wel geholpen.
Als de doelcultuur je leeftijd bepaalt…
Na de bovenstaande overwegingen kan de sprong naar het tweede hoofdstuk gewaagd worden. Dit hoofdstuk is gewijd aan de verspreiding van het verhaal van Romeo en Julia en de invloed van doelculturen op dit verhaal. De tragische liefdesgeschiedenis bestaat al eeuwen: de eerste geschreven variant dook tegen het eind van de vijftiende eeuw op, lang voor Shakespeares adaptatie eind zestiende eeuw (54). In Italië circuleerden meerdere varianten op het verhaal, waarvan sommige zelfs een happy ending kenden. In de zestiende eeuw werd Matteo Bandello’s versie in het Frans vertaald, waarna er in 1562 een Engelse vers-vertaling verscheen van Brooke (59). Een concreet voorbeeld van de invloed van verschillende doelculturen op het verhaal is Julia’s wisselende leeftijd. In Italië was achttien rond 1530 een geschikte leeftijd om te trouwen en dus was Julia achttien. In Brookes tekst werd Julia op zestienjarige leeftijd uitgehuwelijkt, bij Shakespeare op de rijpe leeftijd van veertien: eind zestiende eeuw mocht er in Engeland al vanaf twaalfjarige leeftijd getrouwd worden (61). In filmadaptaties van Shakespeares Romeo and Juliet werd Julia’s leeftijd vaak opgehoogd en aangepast aan die van de uitverkoren actrices.
Italiaanse vertaaltendensen
Romeo and Juliet werd pas in de achttiende eeuw rechtstreeks in het Italiaans vertaald, na een lange traditie van vertalingen via het Frans. De algemene vertaaltendens in Italië was doelcultuurgericht: Shakespeare mocht compleet herschreven worden omdat ‘had Shakespeare lived in [our] own time and country, he would have avoided that type of language’ (71). Zelfs in de negentiende eeuw, toen de Italiaanse vertalers brontekstgerichter te werk gingen, domineerden de voorkeuren van de doelcultuur. De sonnetten in Romeo and Juliet (waarmee Shakespeare soms zijn jambische pentameter afwisselt), de metaforen en het poëtische taalgebruik werden vaak achterwege gelaten. Redenen hiervoor? ‘The characters say very few and frivolous things’ (84). ‘[I]t is ‘a ridiculous speech’ (85) wordt gezegd over een sonnet van Lady Capulet. Minutella laat zien dat vooral het petrarkisme en het scabreuze taalgebruik van Shakespeares werk in vertaling verloren gingen. In Chiarini’s vertaling uit 1906 verdwenen de schuine woordgrapjes omdat ze volgens hem ‘onvertaalbaar’ waren (98). Naarmate Shakespeare een vastere plaats innam in de literaire canon werden de vertalingen trouwer aan de brontekst. Vanaf 1940 verdwenen de seksuele verwijzingen in de brontekst vaak niet meer, maar werden ze zelfs explicieter gemaakt.
Op de bühne, op het doek
Minutella geeft in twee hoofdstukken acht casestudy’s van intersemiotische vertalingen van de liefdesgeschiedenis. Vanaf 1930 ontstond de vraag naar vertalingen die speciaal voor theater waren gemaakt met het oog op performability (107). De meeste theaterteksten werden in hun geheel vertaald, maar door de beperkt beschikbare tijd werden naderhand vaak scènes weggeknipt. Deze keuzes wijzen volgens Minutella niet alleen op restricties die het medium theater oplegt, maar ook op de ideologie van de betreffende regisseur (124). Zo laat Minutella zien dat Salvini in 1937 in zijn theaterstuk voor een gecanoniseerde, geromantiseerde interpretatie van Romeo and Juliet kiest, waarbij de obsceniteit vrijwel verdwijnt, terwijl Scaparro het stuk in 2000 moderniseert en spreektalig, seksueel getint taalgebruik juist sterker aanzet; in 1990 doorspekt Vacis het werk van Shakespeare met oud-Italiaanse tradities (160). Ook filmadaptaties laten de invloed van de Italiaanse doelcultuur zien. Halverwege de twintigste eeuw neigden de meeste producenten ernaar Romeo and Juliet te moderniseren, zodat het universele conflict in het verhaal de problematiek van de samenleving in de doelcultuur reflecteert. Ook in Nederland is hier een voorbeeld van te vinden: in 2001 regisseerde Theo van Gogh de televisieserie Najib en Julia, over de onwaarschijnlijke liefde tussen een Haags hockeymeisje en een Marokkaanse pizzakoerier. In een van de Italiaanse films speelt het conflict zich af in Palermo tussen Sicilianen en Afrikaanse immigranten (205).
Per casestudy stipt Minutella aan hoe de verschillende bewerkingen zich conformeren aan de heersende normen in de Italiaanse maatschappij van die tijd, of juist niet. Minutella kiest er in Reclaiming voor om eerst haar theoretisch kader uiteen te zetten, gevolgd door de algemene vertaaltendensen in de Italiaanse doelcultuur. Pas daarna gaat ze gedetailleerd in op haar casestudy’s. Dit heeft voor- en nadelen. Door de behandelde theorieën op haar casestudy’s toe te passen geeft Minutella de lezers een goed onderbouwd, overzichtelijk en gedetailleerd beeld van een aantal Italiaanse theater- en filmadaptaties. Minutella had de verschillende tendensen en theorieën echter ook kunnen illustreren aan de hand van concrete voorbeelden uit haar casestudy’s. Hierdoor had de lezer het grote aantal verwijzingen naar personen in de eerste drie hoofdstukken wellicht makkelijker kunnen plaatsen en de gemaakte vertaalkeuzes kunnen vergelijken met de heersende normen in de doelcultuur.
Een verrijking voor de vertaalwetenschap
Minutella laat deskundig zien dat Italiaanse vertalingen sterk beïnvloed werden door stilistische, politieke, sociale en economische invloeden van de doelcultuur. Om een compleet beeld van de verspreiding en adaptatie van Romeo en Julia te krijgen moet er door meerdere brillen worden gekeken. Het is fascinerend om te zien hoe Minutella de verschillende vertaalrichtingen, de invloeden en de overweldigende hoeveelheid informatie arrangeert. Romeo and Julietzal bij iedere lezer iets anders oproepen, omdat iedere lezer het verhaal vanuit een andere bril en context bekijkt. Door Minutella’s werk te lezen besef je hoe rijk en wijdverspreid dit verhaal eigenlijk is en wordt de tragedie nog gelaagder dan ze al is.
Bibliografie
Jakobson, Roman. 2010. ‘Enkele linguïstische aspecten van het vertalen’, in: Ton Naaijkens e.a. (eds.), Denken over vertalen. Tekstboek vertaalwetenschap. Nijmegen: Uitgeverij Vantilt. p. 287-292.