David Bellos, Is That a Fish in Your Ear? Translation and the Meaning of Everything. London: Particular Books, 2011. 390 pp. ISBN 978 1 846 14464 6
Niet voor niets siert een gele vis het omslag van de hardcoveruitgave van David Bellos’ boek Is That a Fish in Your Ear? Dat is de befaamde Babel Fish, afkomstig uit The Hitchhiker’s Guide to the Galaxy van Douglas Adams: een kleine gele vis die je alleen maar in je oor hoeft te stoppen om elke taal ter wereld te kunnen verstaan. Is That a Fish in Your Ear? is Bellos’ eerste boek over vertaling. Hij is zelf vertaler en is daarnaast als docent Frans en vergelijkende literatuurwetenschap verbonden aan Princeton University. Voor zijn vertalingen van het werk van de Albanese schrijver Ismail Kadare won hij in 2005 de Man Booker International Prize. Ook is een groot deel van de Engelse vertalingen van het werk van woordkunstenaar Georges Perec van zijn hand en schreef hij een biografie over deze Franse schrijver.
Bellos begint bij het begin: in het eerste hoofdstuk vraagt hij zich af wat vertaling eigenlijk is, en hij bekent meteen kleur: volgens Bellos zijn er zoveel vertalingen mogelijk als er vertalers zijn. Via schijnbaar onnozele vragen als ‘Is translation avoidable?’, ‘Why do we call it translation’ en ‘Is your language really yours?’ stipt hij talloze kernthema’s aan, zoals de vraag waar de term translation vandaan komt, discussies over de vertaling als vervanging van het origineel, het debat tussen voor- en tegenstanders van vervreemdend of domesticerend vertalen en de schijntegenstelling tussen ‘vrij’ en ‘letterlijk’ vertalen. Ook enigszins filosofische kwesties als ‘wat is betekenis eigenlijk?’ komen aan bod. Bellos verwijst daarbij naar een veelheid aan bronnen: de taaltheoretici Chomsky en Jakobson komen voorbij in de hoofdstukken over woorden en hun betekenis, denkers als Schleiermacher, Sapir en Whorf worden genoemd, maar er zijn ook talloze referenties aan (literaire) fictie zoals het genoemde liftershandboek van Douglas Adams. De door Bellos vertaalde Perec komt natuurlijk regelmatig ter sprake.
De vis duikt pas weer op in hoofdstuk 24, waarin Bellos het ingewikkelde systeem van simultaanvertalen bij vergaderingen van de VN beschrijft. De aanwezigen bij zo’n vergadering krijgen een apparaatje waarmee ze alle sprekers kunnen verstaan, welke taal die ook gebruiken. Ze zijn zich nauwelijks bewust van het bestaan van de tolken wier tekst uit de apparaatjes komt: deze blijven onzichtbaar achter geluiddichte, geblindeerde ramen. Achter de Babel Fish-achtige apparaatjes van de VN zitten echter wel degelijk mensen, een heleboel zelfs: bij elke vergadering zijn minstens twintig tolken aanwezig, die er volgens een ingenieus schema voor zorgen dat de tekst elke aanwezige zo snel mogelijk bereikt, in zijn of haar eigen taal.
De wereld van de VN-tolken is een van de vele werelden die Bellos in zijn boek blootlegt. De ondertitel is niet voor niets Translation and the Meaning of Everything, overigens weer een verwijzing naar het eerder genoemde liftershandboek, waarin beweerd wordt dat het informatie over álle wezens en planeten in het sterrenstelsel bevat. Ook Bellos doet het voorkomen alsof hij in zijn boek ‘alles’ wat ook maar te maken heeft met vertaling behandelt. De ook voor een boek van bijna vierhonderd pagina’s wel erg ambitieuze ondertitel heeft natuurlijk een ironische lading, maar Bellos stipt een groot aantal onderwerpen aan en haalt daar soms verbazingwekkende feiten bij. Zo vertelt hij in het hoofdstuk over tolken dat er in het Ottomaanse rijk geschreven archieven waren waar volgens sommigen zelfs dromen opgetekend werden (123), en kun je ‘blauw’ niet zomaar in het Russisch vertalen, omdat er in het Russisch alleen woorden voor ‘donkerblauw’ of ‘ lichtblauw’ bestaan (81).
Bellos’ boek heeft ook zwakke punten. Soms zijn zijn conclusies wel erg kort door de bocht, over vertaalkritiek heeft hij bijvoorbeeld alleen maar te zeggen dat men meestal negatief is over vertalingen en dat er weinig ruimte is voor kritiek, met als conclusie: het is te ingewikkeld om een vertaling te beoordelen omdat er geen goede en foute keuzes bestaan. Hier had Bellos kunnen nuanceren door aan te geven dat dergelijke ongegronde negatieve kritieken doorgaans in kranten verschijnen, en er gelukkig wel een aantal wetenschappelijke tijdschriften bestaat dat aandacht besteedt aan vertaling.
Natuurlijk is er in een enkel handboek geen ruimte om alle genoemde kwesties (en nog veel meer) met diepgang te bespreken, maar voor een beginner in de vertaalwetenschap is Is that a Fish in your Ear? een uitstekende inleiding in alles wat met vertalen te maken heeft. Bellos’ heeft duidelijk hart voor zijn vak en bespreekt de thema’s die hij uitkiest met gevoel voor humor. Waar in discussies soms verontwaardigd gereageerd wordt op stellingen als ‘een vertaling kan het origineel niet vervangen’, blijft Bellos’ toon luchtig, ironisch: ‘It is a well known fact that a translation is no substitute for the original. It’s also perfectly obvious that it is wrong. Translations are substitutes for original texts. You use them in the place of a work written in a language you cannot read with ease’ (34). In het betreffende hoofdstuk vergelijkt hij de uitspraak eerst met uitspraken als ‘crime doesn’t pay’, waarvan iedereen weet dat ze niet waar zijn maar die dienen als waarschuwing of bevestiging voor de spreker, om vervolgens dieper op de kwestie in te gaan. Er zijn in de loop van de vorige eeuw verschillende pseudovertalingen verschenen, boeken die gepresenteerd werden als vertaling en dat niet waren, maar de lezers hadden niets in de gaten. Oftewel: de meeste lezers zijn helemaal niet in staat om een vertaling te onderscheiden van een origineel, het verschil is bij lange na niet zo duidelijk als de stelling beweert.
Voor iemand die al is ingewijd in de vertaalwetenschap en het een en ander gelezen heeft zijn de meeste besproken thema’s in Is That a Fish in Your Ear? eigenlijk bekend, en gaat Bellos vaak niet diep genoeg in op de problemen die hij aankaart. Toch weet hij vaak te verrassen met de invalshoek die hij kiest, of de referenties die hij gebruikt. In het tweede hoofdstuk maakt hij een inventarisatie van het aantal talen dat je zou moeten leren om met een groot deel van de wereldbevolking te kunnen praten (uiteindelijk zou je met zo’n vijf miljard mensen kunnen converseren als je negen talen spreekt: Chinees, Hindi, Arabisch, Spaans, Russisch, Urdu, Frans, Japans en Engels). Daarnaast bestaan er in het Japans – onder andere – aparte woorden voor een eerste versie van een vertaling, een letterlijke vertaling, en voor een vertaling van een vertaling (22-23), zijn er in sommige talen geen woorden voor links en rechts, maar wordt er over een ‘zuidwestelijk been’ gesproken (163), en zou ‘Un petit d’un petit s’étonne aux Halles’ volgens sommigen een Franse vertaling van ‘Humpty Dumpty sat on a wall’ kunnen zijn (32).
Is That a Fish in Your Ear? is, al met al, een prettige inleiding in de vele vraagstukken rondom vertalen. Verwacht geen diepgaande besprekingen van wetenschappelijke theorieën: hoewel Bellos grondig te werk gaat door bijvoorbeeld ook de meertaligheid in de wereld en het leren van tweede en derde talen te bespreken, en de kern van veel theorieën raakt, is er geen ruimte om ‘alles’ aan bod te laten komen, zoals de ondertitel belooft. Dat was waarschijnlijk ook niet Bellos’ bedoeling. Is That a Fish in Your Ear? is bovenal een boek waaruit Bellos’ liefde voor taal en vertalen spreekt. En zijn enthousiasme werkt aanstekelijk.