Over Audiovisual Translation and Media Accessibility at the Crossroads. Media for All 3 van Aline Remael, Pilar Orero & Mary Carroll (eds.)   16-12-2013

Simon Labate

Aline Remael, Pilar Orero & Mary Carroll (eds.), Audiovisual Translation and Media Accessibility at the Crossroads. Media for All 3. Amsterdam / New York: Rodopi, 2012. [Approaches to Translation Studies 36] 439 pp. ISBN 978-90-420-3505-8

Het belang van Audiovisual Translation Studies (AVT) valt allang niet meer te betwisten: ‘[it] has evolved into a discipline in its own right’ (p. 13). Inmiddels zijn er tientallen boeken en honderden artikelen geschreven over de vertaling van films, tv-series, documentaires en andere audiovisuele programma’s, met name over ondertiteling, dubbing en voice-over. Ook technieken als audiodescriptie – waarbij een vertelstem, tussen de dialogen en achtergrondgeluiden door, extra informatie geeft over dat wat vertoond wordt – krijgen steeds meer de aandacht van AVT-onderzoekers. Regelmatig worden er congressen georganiseerd zodat deskundigen, studenten en mensen uit de praktijk hun theorieën en resultaten met elkaar kunnen delen. In oktober 2009 vond de derde internationale Media For All-conferentie plaats aan de Artesis Hogeschool in Antwerpen. Deze bijeenkomst lag aan de basis van het boek Audiovisual Translation and Media Accessibility at the Crossroads.

Omslag Recensie Labate

Met deze bundel hopen de samenstellers het actuele AVT-onderzoek in kaart te brengen: ‘[this] diverse collection of contributions is not only living proof of the growing scope of the field, but also an insightful survey of the valuable and varied research fields of many of our colleagues’ (p. 11). Zoals de titel al aanduidt, wordt de nadruk gelegd op het verband tussen audiovisuele vertaling en een grotere toegankelijkheid van informatie en amusement in de media. De dynamiek die eigen is aan de activiteiten in deze sector, wordt grotendeels door de technologische vooruitgang bepaald, die zowel voor nieuwe toepassingen en praktische oplossingen zorgt als nieuwe onderzoeksonderwerpen en -methodes aanreikt. Onderzoekers gaan steeds vaker te rade bij andere disciplines zoals de psychologie of de computerwetenschap. Interdisciplinariteit en technologie openen aldus een aantal boeiende nieuwe perspectieven, en dat blijkt ook uit deze bundel. Het boek is ingedeeld in drie secties en bevat negentien bijdragen, die een groot aantal fenomenen analyseren vanuit uiteenlopende standpunten en invalshoeken.

Het eerste deel (‘Extending the Borders of AVT’) bestaat uit vier artikelen die verband houden met recente ontwikkelingen in de digitale technologie. In haar artikel ‘From Fan Translation to Crowdsourcing: Consequences of Web 2.0 User Empowerment in Audiovisual Translation’ bespreekt Minako O’Hagan het fenomeen van crowdsourced translations, dat wil zeggen vertalingen die gemaakt worden door vrijwilligers op het internet. Zij beschrijft de samenwerkende structuur van TED.com, een grote website die gefilmde lezingen met ondertitels ter beschikking stelt, en laat zien hoe er naar een steeds betere kwaliteit gestreefd wordt. In ‘Exploring New Paths towards Game Accessibility’ introduceert Carmen Mangiron het concept ‘Design for All’: zij pleit ervoor dat computerspelontwikkelaars van meet af aan rekening houden met de noden van gebruikers met cognitieve, visuele, auditieve of motorische beperkingen. Door de beperkte toegankelijkheid van computerspellen lopen deze laatsten een aantal voordelen mis van economische, maatschappelijke, educatieve en therapeutische aard. Junichi Azuma stelt een ander concept voor in ‘Graphic Emoticons as a Future Universal Symbolic Language’. Hij suggereert dat emoticons zo gemakkelijk te herkennen en te begrijpen zijn dat ze in moderne communicatiemiddelen ‘als een soort hulptaal zouden kunnen functioneren’. In de laatste paper uit dit deel, ‘Mapping Digital Publishing for All in Translation’, beschrijft Lucile Desblache de stand van zaken wat betreft online publicaties over vertalen. In dit ‘onderzoek over onderzoek’ claimt zij dat ‘because of their power of dissemination, online journals – and particularly open-access journals – are increasingly favoured by authors’ (p. 93).

De tweede sectie (‘Interpreting Sight and Sound’) verzamelt bijdragen die nieuwe uitdagingen voor onderzoek en praktijk zoeken in meer gevestigde AVT-disciplines als live subtitling en audio description. In ‘Quality in Live Subtitling: The Reception of Respoken Subtitles in the UK’ analyseert Pablo Romero-Fresco de perceptie van live ondertitelde programma’s ten behoeve van Britse doven en slechthorenden. Uit zijn vragenlijst blijkt onder meer dat de zenders nauwkeuriger rekening zouden moeten houden met de wensen van deze gebruikers, bijvoorbeeld wat de kwaliteit van de live ondertitels en de congruentie tussen beeld en vertaling betreft. Juan Martínez Pérez gaat dieper in op dit probleem in zijn artikel ‘Applying a Punctuation-based Segmentation to a New Add-on Display Mode of Respoken Subtitles’. Hij stelt vast dat het moeilijk is om de live geproduceerde mondelinge vertaling op een makkelijk leesbare manier op het scherm te presenteren en daarom pleit hij voor een efficiënter gebruik van segmentering en interpunctie. In ‘Experimenting with Characters: An Empirical Approach to the Audio Description of Fictional Characters’ legt Nazaret Fresno uit hoe de resultaten van haar onderzoek naar de beschrijving van personages professionals kan helpen om die taak op een doeltreffender manier uit te voeren. Zo zijn persoonlijkheid en gedrag twee van de belangrijkste karaktertrekken die de toeschouwers in staat stellen om mentale beelden van de personages te vormen. ‘Audio Description Made to Measure: Reflections on Interpretation in AD based on the Pear Tree Project Data’, het artikel van Iwona Mazur en Agnieska Chmiel, gaat over dezelfde vertaaltechniek. Aan de hand van een experiment met beschrijvende woorden zoals bijvoeglijk naamwoorden en bijwoorden, reflecteren de auteurs over de variabele niveaus van subjectiviteit en objectiviteit die professionals kunnen gebruiken al naargelang de situatie. De laatste bijdrage in dit deel, ‘The In-vision Sign Language Interpreter in British Television Drama’, van de hand van Alex McDonald, analyseert de performance van zichtbare gebarentaaltolken en de manier waarop deze door de gebruikers gepercipieerd worden. De auteur betreurt het dat tolken vaak geen rekening houden met de specifieke vertaalsituatie (een audiovisuele vertaling) en hun werk onvoldoende voorbereiden. Ook hij geeft suggesties voor een doeltreffender aanpak.

Sectie 3 (‘The Discourses of Audiovisual Translation’) gaat vooral over ‘traditionele’ vormen van AVT en AVT-onderzoek, waaronder dubbing, ondertiteling en corpusonderzoek. De tien artikelen in dit deel zijn gegroepeerd in drie hoofdstukken. Het eerste, ‘AVT Classics Revisited’, bestaat uit twee bijdragen met suggesties voor een betere toepassing van de technieken van voice-over en boventiteling. In ‘Voice-over or Voice-in-between? Some Considerations about the Voice-over Translation of Feature Films on Polish TV’ verwerpt Monika Woźniak de vooroordelen tegen voice-over en stelt ‘voice-in-between’ als nieuwe richtlijn voor. Zoiets houdt in dat de vertaling zo min mogelijk overlapt met de originele stemmen, zodat de toeschouwer zowel via de voice-over als via de originele soundtrack informatie krijgt. Anita Vervecken beschrijft in ‘Surtitling for the Stage and Directors’ Attitudes: Room for Change’ hoe boventitels (vertalingen voor live toneelstukken en opera’s) gemaakt worden. Aangezien de timing waarop die boventitels verschijnen afhangt van het tempo van de uitvoeringen, is het zeer belangrijk dat de regisseur goed samenwerkt met de boventitelaar tijdens het vertaalproces.

Het tweede hoofdstuk, ‘Bilingualism, Multilingualism and Its Consequences’, bevat vier bijdragen die zich richten op fenomenen die verband houden met meertaligheid. Zo maakt Henrik Gottlieb een diachronische studie van Deense ondertitels in ‘Old Films, New Subtitles, More Anglicisms?’. Aan de hand van een zeer gedetailleerde typologie van anglicismen toont hij aan dat moderne ondertitels relatief minder sporen van Engelse woorden en constructies bevatten. Dominique Bairstow en Jean-Marc Lavaur hebben bij Franse studenten drie soorten onderzoek uitgevoerd over ‘Audiovisual Information Processing by Monolinguals and Bilinguals: Effects of Intralingual and Interlingual Subtitles’. Zij bestuderen de invloed van verschillende ondertiteltypes op de verwerking van informatie, afhankelijk van de taalvaardigheid van iedere deelnemer. In ‘Heterolingualism in Audiovisual Translation: De Zaak Alzheimer’ richt Anna Vermeulen zich op de strategieën die de Spaanse vertalers gebruikt hebben om deze bekende Vlaamse film te dubben en te ondertitelen. Terwijl vreemde talen een belangrijke rol spelen in het verhaal, verdwijnen deze in de Spaanse versie, net als regionale varianten trouwens; ook de culturele verwijzingen zijn aan het Spaanse publiek aangepast. Vincenza Minutella voert een gelijksoortig onderzoek uit in ‘You Fancying Your Gora Coach Is Okay with Me: Translating Multilingual Films for an Italian Audience’. Zij bestudeert een aantal Engelstalige films door allochtone regisseurs, identificeert analoge tendensen als in Vermeulens artikel en betreurt het dat het profiel van de personages vaak veranderd wordt.

Het derde hoofdstuk van Section 3 heet ‘AVT, Film Language and Corpora’. Het bevat vier artikelen die de resultaten bespreken van het onderzoek van twee grote corpora. Maria Pavesi analyseert in haar bijdrage ‘The Enriching Functions of Address Shifts in Film Translation’ de vertaling van aanspreekvormen aan de hand van het Pavia Corpus of Film Dialogue. De keuze tussen ‘tu’ (informeel) en ‘Lei’ (formeel) in het Italiaans kan relevante informatie verschaffen, bijvoorbeeld over de interpersoonlijke relaties tussen personages, terwijl het Engelse ‘you’ dergelijke pragmatische onderscheidingen niet kan maken; de vertaler moet dan ook goed opletten en gebruikmaken van contextuele aanwijzingen. Veronica Bonsignori, Silvia Bruti en Silvia Masi maken gebruik van hetzelfde corpus om de begroetingsformules in Engelstalige films en hun Italiaanse gedubde versies te behandelen. Zulke uitdrukkingen hebben veel socio-pragmatische betekenissen; de auteurs stellen een trend vast naar grotere precisie in recentere vertalingen. Maria Freddi geeft een overzicht van Engelse en Italiaanse woordclusters in ‘What AVT Can Make of Corpora: Some Findings From the Pavia Corpus of Film Dialogue’. Het blijkt dat clusters in de vertaling veel meer variatie vertonen dan in originele teksten, wat inhoudt dat er in de gedubde teksten minder herhalingen voorkomen. Catalina Jiménez en Claudia Seibel, ten slotte, behandelen in ‘Multisemiotic and Multimodal Corpus Analysis in Audio Description: TRACCE’ een verzameling van zo’n driehonderd geannoteerde audiobeschrijvingen in het Spaans. Zij laten zien hoe die verzameling scripts tot stand is gekomen, hoe ze ingedeeld is, hoe de tekstfragmenten geannoteerd zijn, enz.

De meeste artikelen in het boek brengen verslag uit van empirisch onderzoek, al dan niet gebaseerd op experimenten. Het is jammer dat de bundel niet ook enkele bijdragen van meer expliciet theoretische of didactische aard bevat. Een paar bijdragen lijken enigszins van het centrale thema van het boek af te wijken (vooral het paper over de toegankelijkheid van vertaalwetenschappelijke publicaties) of vallen wat zwakker uit (met name de allerlaatste, die eerder een beschrijving van een corpus geeft dan het onderzoekspotentieel van dit corpus in de praktijk geïllustreerd wordt).

Jammer ook dat het boek alleen een namenregister bevat; een zaakregister zou de lezer bij de thematische verkenning van het boek geholpen hebben. Meer in het algemeen staat de formele presentatie van het boek helaas niet op het peil van zijn inhoudelijke verdiensten. Er is aanzienlijke variatie wat betreft spelling (we treffen de ‘audiodescription’, ‘audio-description’ en ‘audio description’ naast elkaar aan), de lay-out van tabellen, of het gebruik van terugvertalingen. Ik noteerde tientallen tikfouten, van dubbele spaties tot meer storende fouten als ‘againfor’ (21), ‘interpreters fails’ (200), ‘interpreters plays’(202) of het fout spellen van een auteursnaam in de kopregel van een artikel (‘Mazu’ voor ‘Mazur’).

Audiovisual Translation and Media Accessibility at the Crossroads geeft nochtans in meer dan 400 pagina’s een breed overzicht  van de huidige stand van zaken in het domein van de audiovisuele vertaling. Elk belangrijk deeldomein ervan wordt behandeld in ten minste één artikel. Het boek illustreert zo de rijkdom en de levendigheid van dit veld, en de vele mogelijkheden voor verder onderzoek. De thematische indeling van het boek is evenwichtig en vergemakkelijkt vergelijkingen tussen verwante types van onderzoek. Vertalers, onderzoekers en studenten zullen veel baat hebben bij dit boek, dat als een standaardreferentie ongetwijfeld zijn plaats zal vinden naast eerdere werken als Gambier & Gottlieb (2001), Orero (2004), Díaz Cintas & Remael (2007) en Díaz Cintas et al. (2010).


Bibliografie
Díaz Cintas, Jorge & Aline Remael (eds.). 2007. Audiovisual Translation: Subtitling. Manchester: St. Jerome.
Díaz Cintas, Jorge, Anna Matamala & Josélia Neves (eds). 2010. New Insights into Audiovisual Translation and Media Accessibility. Media for All 2. Amsterdam / New York: Rodopi.
Gambier, Yves & Henrik Gottlieb (eds.). 2001. (Multi) Media Translation. Concepts, Practices, and Research. Amsterdam / Philadelphia: John Benjamins.
Orero, Pilar (ed.). 2004. Topics in Audiovisual Translation. Amsterdam / Philadelphia: John Benjamins.

 

Simon Labate heeft een master in de taal- en letterkunde van de KU Leuven en werkt nu als FNRS-aspirant aan de Universiteit van Namen. Zijn onderzoek gaat over de representatie van de oorlog via (vreemde) talen in Amerikaanse en Britse films over de Tweede Wereldoorlog en hun Franse gedubde versies.