Vertaalkritiek tijdens de Poolse Verlichting    58-59

Jan IJ. van der Meer

Abstract: Vertaling van een artikel door de eerste Poolse romanschrijver, ook literatuur- en vertaaltheoreticus, de achttiende-eeuwer Ignacy Krasicki. In zijn ‘Over het vertalen van boeken’ (1803) geeft hij opvattingen die representatief zijn voor het vertaaldiscours in het Polen van de latere achttiende eeuw met zijn vooral didactisch en normatief karakter.

In de achttiende eeuw nam in Polen, net als in de meeste Westeuropese landen, de belangstelling voor vertalingen enorm toe. De periode van de Verlichting viel in Polen min of meer samen met de regering van vorst Stanisław August Poniatowski (1764-1795) en wordt gewoonlijk als het Stanisław-tijdperk aangeduid. In het Poolse Stanisław-tijdperk maakten vertalingen en adaptaties van buitenlandse literaire werken zelfs het overgrote deel van de totale literaire productie uit. Met de sterke groei van het aantal vertalingen ging een toenemende belangstelling voor vertaalkritiek gepaard, die in deze periode voor het eerst op systematische grondslagen beoefend werd. Theoretische teksten over vertalen ontstonden ten dele uit de behoefte zich te verzetten tegen het erbarmelijke niveau van veel van de eigentijdse vertalingen. Deze waren soms zo slecht dat ‒ zoals een van de vertaaltheoretici uit die tijd, de jezuïet en pedagoog Piramowicz, beweerde ‒ men ze alleen kon begrijpen als men de taal beheerste waaruit ze waren vertaald.1 Veel meer dan op het bekritiseren van specifieke vertalingen concentreerde het Poolse vertaaldiscours uit de Verlichting zich echter op het formuleren van algemene regels en normen voor het vertalen, hetgeen strookte met de sterk didactische inslag van alle cultuuruitingen in het Stanislaw-tijdperk. Ook literatuur stond vrijwel geheel in het teken van dit overheersende didactische programma; het literaire ‘systeem’ en het systeem van educatie waren nauw met elkaar verbonden. Het is dan ook niet verwonderlijk dat zowel pedagogen en taalgeleerden (de jezuïeten Piramowicz, Włodek en Pilchowski, de leden van de piaristen-orde Golański, Kopczyński en Narbutt) als auteurs van literaire werken (Krasicki, Bohomolec, A.K. Czartoryski) theoretische en kritische verhandelingen over vertalen publiceerden. De eersten deden dat vooral in handboeken voor scholen, de laatsten in voorwoorden bij hun literaire werken, in losse publikaties en in de indertijd zeer populaire morele tijdschriften, in het bijzonder het sterk op het Engelse tijdschrift The Spectator geïnspireerde Monitor (1765-1785). Het uniforme karakter van deze verhandelingen is vooral te verklaren uit het feit dat beide groepen, de pedagogen en de literaire auteurs, onder sterke invloed stonden van Franse classicistische en achttiende-eeuwse ‘verlichte’ teksten over vertalen, van Batteux en Dubos tot Voltaire en Marmontel, en niet te vergeten de uitspraken over vertaling in de Encyclopédie van Diderot en de zijnen. Maar de theoretische teksten uit het Poolse ‘verlichte’ vertaaldiscours waren in het algemeen veel normatiever van aard dan de Franse voorbeelden.

Een van de literaire auteurs die tevens als vertaaltheoreticus werkzaam was, is Ignacy Krasicki. Krasicki wordt vandaag de dag in het algemeen tot de meest prominente schrijvers van het Poolse verlichtingstijdperk gerekend. Behalve een literair oeuvre, dat onder andere de eerste moderne Poolse roman, een aantal fabels en andere satirische werken omvat, heeft hij een grote hoeveelheid literatuurkritische publikaties in Monitor en andere tijdschriften, alsmede een vertaling van de Ossian-liederen op zijn naam staan. Van Krasicki’s publikaties over vertalen wordt in de Poolse secundaire literatuur vaak zijn in 1772 in Monitor verschenen artikel aangehaald. Zeker even belangrijk is het artikel dat in 1803, twee jaar na zijn dood, is verschenen en dat hieronder in vertaling volgt.2 Het is naar mijn mening het meest representatief voor hoe er tijdens het Stanislaw-tijdperk door de Poolse pedagogen en literaire auteurs over vertalen werd gedacht. Men vindt in deze tekst vrijwel alle thema’s terug die in het vertaaldiscours in deze periode actueel waren. Zo maakt het artikel gretig gebruik van de indertijd zowel bij Franse als Poolse vertaaltheoretici populaire vergelijking tussen vertalers en kopiïsten in de schilderkunst, verlangt het van de vertaler een grote kennis van de cultuur waarvan de brontekst deel uitmaakt, hekelt het anachronismen in vertalingen van oude teksten en keert het zich tegen het gebruik van tussenvertalingen.3 Met de Franse Encyclopedisten deelt Krasicki de afkeer van de zogenaamde ‘traduction littérale’ (in het Pools: tłumaczenie gramatyczne). Ook karakteristiek is de sterke nadruk die hij legt op het feit dat elke taal over zeer specifieke stilistische, fraseologische en syntactische eigenschappen beschikt, die te allen tijde gerespecteerd behoren te worden. In Krasicki’s relativerende opmerkingen met betrekking tot Homerus en Horatius kan men ten slotte zelfs een echo van de opvattingen van de modernen uit de Franse Querelle des anciens et des modernes ontdekken.

Ik heb Krasicki’s tekst op een enkele plaats ingekort. Het einde, dat zeer specifiek op de Poolse literatuur betrekking heeft, is weggelaten.

 

[Lees hier verder. Ook de noten behorende bij bovenstaand artikel zijn te vinden onder 'Over het vertalen van boeken', de vertaling van Krasicki's tekst.]