Een wetenschappelijk sausje    58-63

Winibert Segers
Gys-Walt van Egdom
Henri Bloemen

Hervertalingshypothese
Het artikel met de intrigerende titel ‘La retraduction comme espace de la traduction’ van Antoine Berman1 wordt vaak verbonden met de hervertalingshypothese (retranslation hypothesis). Een voorbeeld van die verbinding vinden we in het artikel ‘La transmission de l’étrangéité: traduire et retraduire Camus en suédois’ van Elisabeth Tegelberg:

Het uitgangspunt van dit artikel is de hervertalingshypothese, die Antoine Berman in 1990 heeft geïntroduceerd (zie Gambier 1994). Volgens die hypothese is er een verschil tussen de hervertaling van een literair werk, in een bepaalde taal, en de eerste vertaling. De trouw aan de boodschap van de brontekst is groter in de hervertaling dan in de eerste vertaling. De eerste vertaler heeft de neiging om de lezer te helpen, om het lezen te vergemakkelijken door de vertaling aan te passen aan de context van de doelcultuur. Maar door het begrijpen van de tekst gemakkelijker te maken, zal hij de tekst ‘normaliseren’, de tekst ontnemen zijn wezenlijke kenmerken ontnemen en de boodschap niet overbrengen. De hervertaler zal meer respect hebben voor de oorspronkelijke tekst, zal proberen zo trouw mogelijk aan de boodschap te zijn. Dat kan resulteren in een tekst die moeilijker te verteren is, minder ‘toegankelijk’, maar ook in een tekst die de bedoelingen van de auteur beter overbrengt. (Tegelberg 2014: 98)2

Tegelberg beweert dat Berman de hervertalingshypothese als eerste heeft geformuleerd. Dat is onjuist.3 Berman heeft de term ‘hypothèse de la retraduction’ nooit gebruikt. Bermans artikel reduceren tot die hypothese is een leesfout en een simplificatie.4Het is verrassend dat Tegelberg zo onzorgvuldig met Bermans artikel omgaat.

Misschien is de hervertalingshypothese een reducerende interpretatie van de volgende passage uit Bermans artikel:

In zijn West-östlicher Divan stelt Goethe drie wijzen van vertalen, drie tijden van het vertalen voor. De eerste wijze, de eerste tijd, is de intra- of juxtalineaire vertaling (woord voor woord) die een ruw idee (Goethe dixit) van het origineel geeft. De tweede wijze is de vrije vertaling, die het origineel aanpast aan de taal, literatuur, cultuur van de vertaler. De derde is de letterlijke vertaling, een vertaling die de culturele, tekstuele… ‘bijzonderheden’ van het origineel reproduceert. Een cultuur die zich in het vertaalavontuur stort, doorloopt, volgens Goethe, die cyclus. (Berman 2014: 27)5

Goethe maakt een onderscheid tussen drie manieren van vertalen: woord voor woord, vrij en letterlijk. In de hervertalingshypothese wordt een onderscheid gemaakt tussen twee manieren van vertalen: vrij (doelgericht) en letterlijk (brongericht). De eerste manier, het woord-voor-woord-vertalen, wordt weggelaten. Waarom dat gebeurt, is niet duidelijk. Is een hypothese die uit twee elementen bestaat gemakkelijker te toetsen dan een hypothese met drie elementen?

De definitie die Tegelberg van de hervertalingshypothese geeft, lijkt op het eerste gezicht heel helder, maar bekijken we die wat nader, dan vallen de vele vage termen op: ‘la fidélité au message du texte source’, ‘caractéristiques essentielles’, ‘les intentions de l’auteur’… De onderzoeker die de hypothese wil toetsen, zal problemen hebben met die termen. Het zijn geen operationele termen. Hoe meet je de trouw aan de boodschap van de brontekst? Wat zijn de wezenlijke kenmerken van de brontekst? Hoe kun je weten wat de bedoelingen van de auteur waren? De hervertalingshypothese kan worden getoetst als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

1 De hypothese moet worden geformuleerd in operationele, objectief meetbare termen.
2 De termen ‘brongericht vertalen’ en ‘doelgericht vertalen’, sleuteltermen van de hervertalingshypothese, moeten op meetbare wijze worden gedefinieerd. Er moeten zeer duidelijke criteria worden vastgelegd die bepalen of een vertaling brongericht dan wel doelgericht is.
3 De vergelijking vertaling-hervertaling moet zijn gebaseerd op betrouwbare en valide technieken. Een betrouwbare techniek is een consistente, objectieve, reproduceerbare techniek. Een valide techniek meet wat ze zegt te meten. De techniek zal de verhouding tussen vertaling en hervertaling moeten meten.6
4 Het verband tussen de resultaten van de vergelijking vertaling-hervertaling en de gehanteerde vertaalstrategie (brongericht – doelgericht) moet nauwkeurig worden bepaald.

Het onderzoek van Tegelberg beantwoordt niet aan de voorwaarden die we hebben aangestipt. Aan de hand van voorbeelden probeert Tegelberg aan te tonen dat de hervertaling van Camus’ L’étranger lexicaal en syntactisch dichter aanleunt bij het origineel dan de vertaling. Haar onderzoek bevestigt de hervertalingshypothese. Bij die conclusie kunnen we de nodige vraagtekens plaatsen, want de gehanteerde methode is bijzonder wankel.

Vergeten context
Een ander bezwaar tegen het onderzoek van Tegelberg is het vergeten van de context waarin de tekst van Berman zich situeert. Bermans tekst is nauwelijks leesbaar zonder de lectuur van ‘Die Aufgabe des Übersetzers’ (1923) van Walter Benjamin. Berman citeert Benjamin niet expliciet, maar de verbinding tussen ‘La retraduction comme espace de la traduction’ en ‘Die Aufgabe des Übersetzers’ is onmiskenbaar. De eerste alinea uit de tekst van Berman luidt als volgt:

‘Hervertaling als ruimte van de vertaling’ is het thema van deze bijdrage. De ruimte is de vervullingsruimte. Vertaling wordt wezenlijk gekenmerkt door het onvervulde. Enkel hervertalingen kunnen af en toe het vervulde bereiken. (Berman 2014: 26)7

Volgens Berman is een vertaling wezenlijk onaf, niet vervuld. Bij die gedachte kunnen we ons iets voorstellen. Na elke vertaling kan er een nieuwe, misschien betere, vertaling komen. Moeilijker te vatten is de gedachte dat enkel hervertalingen af, vervuld kunnen zijn. Waarom zou een eerste vertaling niet af, vervuld kunnen zijn? Waarom hanteert Berman het criterium van de vervulling om een onderscheid te maken tussen vertaling en hervertaling?

De term ‘espace d’accomplissement’ (‘Erfüllungsbereich’ / ‘vervullingsruimte’) vinden we ook in Benjamins tekst:

Daarin [= in de vertaling] groeit het origineel op tot in een als het ware hogere en zuiverdere sfeer van de taal, waarin het natuurlijk niet voor altijd kan leven en die het ook bij lange niet met alle delen van zijn gestalte bereikt, maar waarnaar het toch op een wonderbaarlijk indringende manier tenminste verwijst als naar de voorbestemde, ontzegde verzoenings- en vervullingsruimte van de talen. (Benjamin 2010: 69)8

Die twee passages zijn voorbeelden van de verbinding tussen Berman en Benjamin. Bermans tekst is geënt op die van Benjamin. Denk daarbij, onder andere, aan het thema van de geschiedenis (histoire / Geschichte), het thema van de openbaring (révélationOffenbarung) en aan het thema van het wezen, de essentie (essence / Wesen). Zowel Berman als Benjamin zijn op zoek naar het wezen van vertaling. Dat onderscheidt hen van de wetenschappelijke benadering die vertalingen als feiten beschouwt en de vraag naar het wezen niet meer stelt.

In die ‘Aufgabe des Übersetzers’ is het woord ‘Neuübersetzung’ (hervertaling) niet te vinden. Maar in zijn tekst behandelt Benjamin het thema van de hervertaling wel. Hij beschouwt vertalingen als getuigenissen van het voortleven (Fortleben) van een origineel.

[…] in zijn voortleven, dat zo niet zou mogen heten als het niet verandering en vernieuwing van het levende was, verandert het origineel. Er bestaat een narijping ook van de vastgelegde woorden. Wat in de tijd van de auteur een tendens van zijn dichterlijke taal geweest mag zijn, kan later afgedaan hebben, immanente tendensen kunnen zich nieuw uit het gevormde verheffen. Wat toen jong klonk, kan later versleten klinken, wat toen gebruikelijk klonk, later archaïsch. Het wezenlijke van zulke veranderingen en van de even voortdurende betekenisveranderingen te zoeken in de subjectiviteit van de nageborenen in plaats van in het eigenste leven van de taal en haar werken, zou betekenen – zonder voorbehoud tegen zelfs het grofste psychologisme – grond en wezen van een zaak te verwisselen, strenger uitgedrukt nog, een van de machtigste en meest vruchtbare historische processen uit onmacht tot denken te loochenen. En ook al wilde men de laatste pennentrek van de auteur tot de doodsteek van het werk maken, dan zou dat die dode theorie van de vertaling toch niet redden. Want zoals de toon en de betekenis van grote dichtwerken in de loop van de eeuwen volledig veranderen, zo verandert ook de moedertaal van de vertaler. Ja, terwijl het woord van de dichter in de zijne blijft duren, zo is ook de grootste vertaling gedoemd in de groei van haar taal op, in de vernieuwde onder te gaan. Ze is er zover van verwijderd van twee gestorven talen de dove vergelijking te zijn dat het haar onder al haar vormen als het eigenste toekomt de narijping van het vreemde woord, de weeën van het eigen woord op te merken. (Benjamin 2010: 67–68)9

Maar ondanks de grote gelijkenissen tussen Benjamin en Berman zijn er toch fundamentele verschillen. Berman is minder radicaal dan Benjamin. Volgens Berman is de vervulling mogelijk – hervertalingen kunnen het vervulde bereiken –; volgens Benjamin is dat absoluut onmogelijk: de vervullingsruimte is ontoegankelijk.

Bovendien lijkt Berman met ‘accomplissement’ naar de vervulling van het origineel zelf te verwijzen; de reeks hervertalingen lijken naar een immanente vervollediging te streven. Bij Benjamin verwijst het ‘Erfüllungsbereich’, dat hij ook ‘Versöhnungsbereich’ noemt, naar het eindstadium van een dynamiek die in de talen en hun beweging aanwezig is. Alle talen bewegen naar die beloofde, onbereikbare ruimte toe. Een literair werk beheerst die taalbeweging niet, maar wordt erdoor beheerst. De taalbeweging zorgt ervoor dat nieuwe betekenissen en tendensen in een werk optreden; ze zorgt er ook voor dat vertalingen ten onder gaan.

Benjamin zegt expliciet dat de grootste vertaling in de taalbeweging op-, ondergaat. Dat is ook een fundamenteel verschil met Berman, die zegt dat grote vertalingen de tand des tijds wel doorstaan.

Benjamin verdedigt, onder andere, de volgende stellingen:

1 De vertaling is geen weergave van de boodschap van de brontekst.
2 De vertaling is een gedesubjectiveerd proces, een proces waarin de auteur, de lezer en de vertaler geen plaats hebben. 

Die stellingen botsen met de definitie die Tegelberg geeft van de hervertalingshypothese. In haar definitie spelen de termen ‘boodschap van de brontekst’, ‘auteur’, ‘lezer’, ‘vertaler’ een zeer belangrijke rol. Voor Benjamin levert een studie van vertalingen die aan de subjecten rond vertaling een beslissende rol toekent geen wezenlijke kennis op.

Wetenschap
Tegelbergs interpretatie of instrumentalisering van Bermans werk is geen opzichzelfstaand gegeven. Het heeft er, zeker de laatste jaren, alle schijn van dat de vertaalwetenschap zich ‘La retraduction comme espace de la traduction’ heeft toegeëigend.10

Wij betreuren deze toe-eigening, omdat we ervan overtuigd zijn dat Bermans gedachtegoed zich niet met een wetenschappelijk spreken over vertalen laat verenen. Berman verwoordt de tegenstelling tussen zijn aanpak en de wetenschappelijke aanpak heel mooi in ‘Au début était le traducteur’:

Er kan zeker een objectief, wetenschappelijk spreken over vertaling bestaan (en het bestaat), een spreken dat uitloopt op ‘methodologieën’. Er kan eveneens op een discursieve (niet strikt theoretische), ‘essayistische’ en zelfs, in het uiterste geval, ‘speculatieve’ manier over vertaling worden gesproken. Het objectieve spreken wordt door het wetenschappelijke kader beperkt; het gevaar van het ‘essayistische’ spreken is het gebrek aan grenzen. Beide zijn waarschijnlijk de twee tegenpolen van de hedendaagse kennis over vertaling. Mijn natuur en temperament hebben me bij het ‘essayistische’spreken over vertaling gebracht. (Berman 2001: 18)11

De hervertalingshypothese is een poging om het spreken over vertaling te verwetenschappelijken, te objectiveren. Het spreken over vertaling wordt in het keurslijf van de wetenschap geperst. Het eenvoudige drietrapsschema ‘hypothese – toetsen van de hypothese – bevestigen of afwijzen van de hypothese’ wordt toegepast. Alle vertalingen en hervertalingen kunnen door dat vleesmolentje worden gehaald. Berman biedt in ‘La retraduction comme espace de la traduction’, in zijn oeuvre, weerstand tegen die methodische benadering. Bermans spreken over vertaling botst met het wetenschappelijke spreken. Zijn spreken is, net als dat van Benjamin, een speculatief, tastend, behoedzaam spreken. Daarom is het jammer dat er over dit discours een empirisch sausje wordt gegoten. 

 

Noten
1 De Nederlandse vertaling van Bermans artikel ‘Hervertaling als ruimte van de vertaling’ verscheen in Filter, 21:3, p. 26–29. 
2 ‘Cet article prend son point de départ dans l’hypothèse de la retraduction, lancée par Antoine Berman en 1990 (vgl. Gambier 1994) et qui soutient que la retraduction d’une œuvre littéraire, dans une langue donnée, se distingue de la première traduction pour ce qui est de la fidélité au message du texte source. Selon cette hypothèse, le premier traducteur tend à aider le lecteur, à lui faciliter la lecture en adaptant la traduction au contexte de la culture cible ; tout en rendant ainsi la compréhension du texte plus aisée, il risque pourtant de « normaliser » le texte, le privant de ses caractéristiques essentielles, voire de ne pas transmettre son message. Le retraducteur, par contre, est censé être plus respectueux du texte d’origine, tentant d’être aussi fidèle que possible à son message. Il peut en résulter un texte plus difficile à digérer, moins « accessible », mais en même temps un texte qui transmet mieux les intentions de l’auteur.’
3 Ook in het artikel ‘La retraduction, retour et détour’ van Yves Gambier, dat Tegelberg expliciet vermeldt, komt de term ‘hypothèse de la retraduction’ niet voor. Tegelberg verwijst niet naar Andrew Chesterman die in ‘A Causal Model for Translation Studies’ de term ‘retranslation hypothesis’ gebruikt en als volgt definieert: ‘Later translations (same ST, same TL) tend to be closer to the original than earlier ones’ (Chesterman 2000: 23). Voor Chesterman is hervertaling een eentalig proces. De taal van de vertaling en de taal van de hervertaling zijn dezelfde. Ook de brontekst moet dezelfde zijn. Dat botst met Bermans hervertalingsconcept:

We moeten het concept ‘hervertaling’ nauwkeurig definiëren. Een hervertaling is niet alleen een nieuwe vertaling van een tekst die al is vertaald. Amyots vertaling van Plutarchus is een duidelijk voorbeeld. Amyot heeft Plutarchus hervertaald. Maar voor hem werd Plutarchus in het Frans slechts gedeeltelijk vertaald en over het algemeen uit het Latijn of het Italiaans. Amyot heeft dus in zekere zin een eerste vertaling van Plutarchus gemaakt. Een eerste vertaling omdat bepaalde teksten niet waren vertaald. Een eerste vertaling omdat de brontaal van Amyots vertaling het Grieks is. Toch kunnen we van een hervertaling spreken omdat er een nieuwe vertaling is van een werk, zelfs als een deel van dat werk nog niet werd vertaald. Het volstaat dat een tekst van een auteur al werd vertaald opdat de vertaling van andere teksten van die auteur de ruimte van de hervertaling binnentreedt. Om die reden is Baudelaires vertaling van Poe een hervertaling. (Berman 2014: 27)

([…], il faut ici préciser le concept même de retraduction. Celle-ci ne qualifie pas seulement toute nouvelle traduction d’un texte déjà traduit. Prenons, pour illustrer cela, l’exemple du Plutarque d’Amyot Ce traducteur a bien retraduit Plutarque. Mais cet auteur, s’il avait déjà été traduit en français, ne l’avait été que partiellement et, en règle générale, à partir du latin ou de l’italien. Amyot a donc d’une certaine manière fait une première traduction de Plutarque. Première par rapport aux textes, dont certains n’avaient pas été traduits, première par rapport à la langue de départ, le grec. Néanmoins, on peut parler ici de retraduction, dès qu’il y a une nouvelle traduction d’une œuvre, même si on a affaire à une partie de cette œuvre qui n’avait pas, elle, été encore traduite. Il suffit qu’un texte d’un auteur ait déjà été traduit pour que la traduction des autres textes de cet auteur entre dans l’espace de la retraduction. C’est pour cette raison que le Poe de Baudelaire est bien une retraduction. (Berman 1990: 3–4))

4 Tegelberg houdt geen rekening met een groot deel van Bermans artikel (1990: 5–7), waarin de begrippen ‘kairos’ – het gunstige ogenblik – en ‘défaillance’ – de tekortkoming – worden uitgelegd. De weglating van het deel – misschien wel het belangrijkste deel van het artikel – over ‘kairos’ en ‘défaillance’ kan worden verklaard door het feit dat die begrippen niet te rijmen vallen met de hervertalingshypothese. Je zou kunnen stellen dat het hervertalingshypothese-onderzoek door deze omissie in het verlengde is komen te liggen van het traditionele normenonderzoek, waarin een ietwat gekunsteld onderscheid tussen adequaatheid en aanvaardbaarheid wordt aangehouden. In onderzoek als dat van Tegelberg wordt er simpelweg nagegaan welke normen er aan de vertaling en de hervertaling ten grondslag liggen en wordt de hypothese bevestigd of verworpen op grond van een normvergelijking: indien de hervertaling als adequaat wordt getypeerd, of alleszins als ze adequater dan de eerste vertaling (b)lijkt te zijn, dan kan de hypothese worden bevestigd; indien het tegenovergestelde het geval is, dient de hypothese te worden verworpen.
5 ‘[…] Goethe [présente], dans son Divan oriental-occidental, […] trois modes de traductions qui sont autant d’époques de celles-ci. Le premier mode, ou la première époque, est la traduction intra ou juxtalinéaire (mot à mot) visant tout au plus à donner une idée grossière (Goethe dixit) de l’original. Le second mode est la traduction libre, qui adapte l’original à la langue, à la littérature, à la culture du traducteur. Le troisième mode est la traduction littérale, au sens de Goethe, c’est-à-dire celle qui reproduit les « particularités » culturelles, textuelles, etc. de l’original. Chaque fois qu’une culture se lance dans l’aventure de la Traduction, selon Goethe, elle parcourt nécessairement ce cycle.’ (Berman 1990: 4)
6 De betrouwbaarheid en de validiteit van het traditionele normenonderzoek zijn nog nooit aangetoond.
7 ‘Le thème de cette intervention est: la retraduction comme espace de la traduction. Par « espace », il faut entendre ici espace d’accomplissement. Dans ce domaine d’essentiel inaccomplissement qui caractérise la traduction, c’est seulement aux retraductions qu’il incombe d’atteindre — de temps en temps — l’accompli.’ (Berman 1990: 1)
8 ‘In ihr [de vertaling] wächst das Original in einen gleichsam höheren und reineren Luftkreis der Sprache hinauf, in welchem es freilich nicht auf die Dauer zu leben vermag, wie es ihn auch bei weitem nicht in allen Teilen seiner Gestalt erreicht, auf den es aber dennoch in einer wunderbar eindringlichen Weise wenigstens hindeutet als auf den vorbestimmten, versagten Versöhnungs- und Erfüllungsbereich der Sprachen.’ (Benjamin 1923: XII)
9 ‘[…] in seinem Fortleben, das so nicht heißen dürfte, wenn es nicht Wandlung und Erneuerung des Lebendigen wäre, ändert sich das Original. Es gibt eine Nachreife auch der festgelegten Worte. Was zur Zeit eines Autors Tendenz seiner dichterischen Sprache gewesen sein mag, kann später erledigt sein, immanente Tendenzen vermögen neu aus dem Geformten sich zu erheben. Was damals jung, kann später abgebraucht, was damals gebräuchlich, später archaisch klingen. Das Wesentliche solcher Wandlungen wie auch der ebenso ständigen des Sinnes in der Subjektivität der Nachgeborenen statt im eigensten Leben der Sprache und ihrer Werke zu suchen, hieße – zugestanden selbst den krudesten Psychologismus – Grund und Wesen einer Sache verwechseln, strenger gesagt aber, einen der gewaltigsten und fruchtbarsten historischen Prozesse aus Unkraft des Denkens leugnen. Und wollte man auch des Autors letzten Federstrich zum Gnadenstoß des Werkes machen, es würde jene tote Theorie der Übersetzung doch nicht retten. Denn wie Ton und Bedeutung der großen Dichtungen mit den Jahrhunderten sich völlig wandeln, so wandelt sich auch die Muttersprache des Übersetzers. Ja, während das Dichterwort in der seinigen überdauert, ist auch die größte Übersetzung bestimmt in das Wachstum ihrer Sprache ein-, in der erneuten unterzugehen. So weit ist sie entfernt, von zwei erstorbenen Sprachen die taube Gleichung zu sein, daß gerade unter allen Formen ihr als Eigenstes es zufällt, auf jene Nachreife des fremden Wortes, auf die Wehen des eigenen zu merken.’ (Benjamin 1923: X)
10 De laatste jaren zijn er veel themanummers over hervertaling verschenen: Cadernos de Tradução (Milton & Torres [eds.] 2003, Sanz Gallego & Van Poucke [eds.] 2019), Palimpsestes (Bensimon & Coupaye [eds.] 2004). Ook zijn er monografieën verschenen (O’Driscoll 2011; Pokorn 2012; Deane-Cox 2014, Courtois 2014). Met grote regelmaat duikt de hervertalingshypothese op als bedenksel van Berman en wordt er geconcludeerd dat ‘de’ hervertaling niet in alle gevallen ‘letterlijker’ is dan de eerste vertaling.
11 ‘Il pouvait certes exister (et il existe) une traductologie scientifique, objective, positive, débouchant sur des « méthodologies »; il pouvait exister aussi, sur un mode discursif, mais non proprement théorique, une traductologie « essayistique » et même, à son extrémité, « spéculative ». La première avait les limites de toute visée scientifique; la seconde, la dangereuse absence de limites de la réflexion. Toutes deux, dans leur différence, sont probablement les deux figures antagonistes du savoir moderne de la traduction. Par trajectoire, penchant et tempérament, j’ai opté pour une traductologie « essayistique ».’ 
12 De hervertalingshypothese past in de falsificatietheorie van Karl Popper.
 

Bibliografie
Benjamin, Walter. 1923. ‘Die Aufgabe des Übersetzers’, in: Charles Baudelaire, Tableaux parisiens. Deutsche Übertragung mit einem Vorwort über die Aufgabe des Übersetzers von Walter Benjamin. Heidelberg: Verlag von Richard Weißbach, p. V–XVII.

Benjamin, Walter. 2010. ‘De opgave van de vertaler’, in: Ton Naaijkens, Cees Koster, Henri Bloemen & Caroline Meijer (eds.), Denken over vertalen. Tekstboek vertaalwetenschap. Nijmegen: Uitgeverij Vantilt, p. 65-73. [Vert. Henri Bloemen]

Bensimon, Paul & Didier Coupaye (eds.). ‘Pourquoi donc retraduire?’ [Themanummer] Palimpsestes, 15.

Berman, Antoine. 1990. ‘La retraduction comme espace de la traduction’, Palimpsestes, 4, p. 1–7.

Berman, Antoine. 2001. ‘Au début était le traducteur’, TTR: traduction, terminologie, rédaction, 14:2, p. 15–18.

Berman, Antoine. 2014. ‘Hervertaling als ruimte van de vertaling’, Filter, 21:3, p. 26–29. [Vert. Henri Bloemen & Winibert Segers]

Chesterman, Andrew. 2000. ‘A Causal Model for Translation Studies’, in: Maeve Olohan (ed.), Intercultural Faultlines. Research Models in Translation Studies I. Textual and Cognitive Aspects. Manchester: St. Jerome Publishing, p. 15–27.

Courtois, Jean-Patrice. 2014. De la retraduction: Le cas des romans. Bruxelles: Lettre volée.

Deane-Cox, Sharon. 2014. Retranslation: Translation, Literature and Reinterpretation. London: Bloomsbury.

Gambier, Yves. 1994. ‘La retraduction, retour et détour’, Meta, 39:3, p. 413–417.

Milton, John & Marie Hélène Catharine Torres (eds.). 2003. ‘Tradução, retradução e adaptação’ [Themanummer] Cadernos de Tradução, 11:1.

O’Driscoll, Kieran. 2011. Retranslation Through the Centuries: Jules Verne In English. Oxford: Lang.

Pokorn, Nike K. 2012. Post-socialist Translation Practices: Ideological Struggle In Children’s Literature. Amsterdam: Benjamins.

Tegelberg, Elisabeth. 2014. ‘La transmission de l’étrangéité: traduire et retraduire Camus en suédois’, Traduire Revue française de la traduction, 231, p. 97–110.

Sanz Gallego, Guillermo & Piet Van Poucke (eds.). 2019. ‘Retranslation in Context’ [Themanummer] Cadernos de Tradução, 39:1.