‘Het maakt me verdrietig als ik zie dat er zoveel absoluut voortreffelijke Vlaamse intellectuelen en kunstenaars zijn, die totaal onbekend zijn langs Franstalige kant,’ zegt de Franstalige vakbondsleider Felipe Van Keirsbilck in het recent gepubliceerde boek Dialogen over België (Brems e.a. 2020). Hij is lang niet de enige die er zo over denkt en het is een breed gedragen sentiment in de samenleving, al spelen ideologische overtuigingen natuurlijk wel een rol, het is immers een pro-Belgisch gevoel.
Het culturele leven van de Franstaligen en de Nederlandstaligen in België verloopt grotendeels gescheiden. Dat was een eeuw geleden nog anders, zoals het werk van onder anderen Paul Dirkx (1997) en Reine Meylaerts (2009) heeft aangetoond, maar sinds de Tweede Wereldoorlog is het culturele leven van beide gemeenschappen sterk uiteen gaan lopen. Dat geldt ook voor het economische en politieke leven: tussen 1970 en 1993 evolueerde België naar een federale structuur die uitmondde in het bekende eerste artikel van de Belgische grondwet: ‘België is een federale Staat, samengesteld uit de gemeenschappen en de gewesten.’ Die federalisering lukte zo goed dat, althans op cultureel gebied, al snel de noodzaak werd gevoeld om weer wat dichter naar elkaar toe te groeien, of dan toch om meer (intra-Belgische) culturele uitwisseling te hebben. In december 2012 tekenden de Vlaamse en de Franstalige gemeenschap een Cultureel Akkoord, waardoor de bereidheid elkaar beter te leren kennen bevestigd werd, maar meteen ook het verlies van die wederzijdse kennis en vertrouwdheid. Het Akkoord pleit voor ‘het stimuleren van de uitwisseling van informatie en ervaringen tussen de gemeenschappen met het oog op het verbeteren van de kennis die de gemeenschappen van elkaar hebben’.
Culturele artefacten die sterk taalgebonden zijn (theater, literatuur, film, televisie) moeten bij het oversteken naar de andere Gemeenschap niet enkel een culturele drempel over, maar ook een talige. Zoals bekend bestaan daar goede middelen voor, zoals meertaligheid en vertaling. Meertaligheid – kennis van de andere landstaal – is echter in België steeds problematischer geworden. En vertaling? Wordt dat als middel ingezet in de Belgische context, meer bepaald als het literatuur betreft? In deze bijdrage wil ik kort verkennen hoe meertaligheid (meer bepaald onderwijs in de andere landstaal) en literaire vertaling worden gebruikt voor het bevorderen van wederzijdse kennis van de Belgische literaturen.