Een blauwe bui geselt het Grote Meer    39-43

Philippe Noble

‘Hoe begint zoiets?’ is een van Nootebooms favoriete openingszinnen bij het schrijven van een essay. Als ik die probeer toe te passen op het ontstaan van de vertaalactiviteit bij mezelf stuit ik op allerlei problemen. Hoe en wanneer is het allemaal begonnen? Net als bij het dateren van archeologische vondsten strijden verschillende hypothesen om de voorrang, die elkaar tegenspreken.

Ik heb bijvoorbeeld wel eens beweerd dat ik de smaak van het vertalen te pakken had gekregen dankzij de lessen Latijn en Grieks op het gymnasium, maar klopt dat? Het ging onze leraren er alleen maar om te checken of wij in staat waren geweest de geijkte betekenis van een fragmentje Cicero, Vergilius, Plato of Demosthenes te ontcijferen en in verstaanbaar Frans weer te geven, meer niet. In het vertalen zelf waren ze in de regel niet geïnteresseerd. Behalve misschien een leraar Grieks die zelf dichtte en de eigenaardige mening was toegedaan dat de ideale vertaling dezelfde woordvolgorde hoorde te vertonen als het origineel. Zo luidde bij hem de eerste versregel van de Ilias ongeveer als: ‘Woede! Bezing die, Godin, die van de Peleïsche zoon Achilles…’ Of het hem lukte dit lang vol te houden weet ik niet meer, maar het resultaat van deze compromisloos brontaalgerichte aanpak moet al snel even onleesbaar als ongenietbaar zijn geweest.

Lees verder in de papieren Filter