Vertaallust    16-19

Veerle De Bruyn

Heel wat vormen van lust zijn makkelijk uit te leggen. Een ander kan je benijden om je reislust en dankzij jouw lachlust kun je je medemens heerlijk vermaken. Ook bij liefdeslust, werklust, kooplust en levenslust kunnen de meesten zich zonder omwegen iets voorstellen. Voor wie echter ten prooi valt aan vertaallust, is het een heel ander verhaal, zo heb ik recent ondervonden.

Twee jaar geleden besloot ik een literaire vertaalopleiding aan te vatten om naast andere vakgebieden ook het literaire veld te kunnen aanboren. Daar moest ik behoorlijk vertaallustig voor zijn, want nog voor mijn inschrijving rond was, kreeg ik te horen dat de plaatsen in het literaire vertaallandschap schaars zijn, zodat aspiranten voor een lange, bochtige weg staan en nog een flinke portie van een andere vorm van lust aan de dag moeten leggen, namelijk vechtlust.

Gelukkig ben ik voor geen kleintje vervaard. Zo zit het alvast goed met mijn volhardingscapaciteit. Als telg uit een gezin van zelfstandigen weet ik maar al te goed wat het betekent om je eigen project uit de grond te stampen, vorm te geven en verder in te kleuren. Makkelijk is het allerminst, maar de voldoening bij welslagen is des te groter. Ook met motivatie had ik geen problemen, wel integendeel. Nooit eerder was ik zo gemotiveerd om me nieuwe vaardigheden, nuances en inzichten eigen te maken als nu. Ik moest tegen een stootje kunnen om kritiek op te vangen tijdens talrijke vertaalateliers en essays waaraan ik urenlang had gezwoegd, werden door kritische ogen gelezen en beoordeeld. Het was het allemaal waard omdat het een tweejarig leerproces was waar ik ontzettend veel voldoening uit heb gehaald en, nog belangrijker, dat nieuwe perspectieven heeft geopend.

Mijn passie om die nieuwe wegen te verkennen, heb ik probleemloos kunnen delen met een aantal mensen. Zo ontmoette ik nog anderen die op iets latere leeftijd hebben ontdekt waar ze warm voor lopen, hun loopbaan een nieuwe wending gaven en er alles voor over hadden om hun passie te kunnen volgen. En ook schrijvers, medevertalers en liefhebbers van literatuur die beseffen dat het boek dat ze in handen hebben veelal een vertaling is, hoefde ik evenmin te overtuigen van het belang van het ambacht dat literair vertalen is. Door een tijdlang in een cocon te zitten en vooral met gelijkgestemde zielen om te gaan, hoefde ik die passie op den duur niet zo vaak meer uit te leggen en creëerde ik een nieuw soort comfortzone, een veilige plek waar mijn keuze voor literair vertalen meteen begrepen werd. Dat voelde prettig.

Toen ik onlangs een lunchafspraak had met een kennis die ik een poos niet had gezien, werd ik echter even uit mijn nieuwe comfortzone gehaald. Ik had het al vreemd gevonden dat hij me niet had gefeliciteerd toen ik hem na al die tijd had laten weten dat ik een kersvers diploma op zak had. Had hij het niet gelezen, of niet goed begrepen? Na het uitwisselen van koetjes en kalfjes sprak ik over dat nieuwe project van me waar ik best opgewonden over ben: de opstartfase die ik momenteel doorloop als literair vertaler. Hij gaf aan het vreemd te vinden dat ik die studie had gedaan. Want ‘met vertalen valt toch helemaal niks te verdienen?’ Mijn vermoeden dat de man niet leest, werd op mijn vraag onmiddellijk bevestigd. Op technische handleidingen, zakelijke berichten en verslagen van vergaderingen na. En alleen elektronisch, want ‘ik weer alle, echt álle papier’. Ik had dus iemand voor me zonder ook maar één boek op de plank, voor wie het gevoel van papier in de hand of het plezier van het maken van een aantekening links of rechts, het lezen en herlezen van een prachtzin, het genieten van een mooie vondst van auteur of vertaler, laat staan het zelf doen van zo’n vondst, totaal vreemd is. Onder die omstandigheden kon ik me niet de moeite getroosten uit te leggen hoe fijn het wel is om, zoals Kiki Coumans het verwoordde in haar lezing ‘Samen in een tentje’1, een poosje met een auteur ‘op reis te zijn’, ‘bij hem te logeren’. Want dat beeld valt wat mij betreft inderdaad prima samen met datgene waar literair vertalen om draait. Het wakkert vertaallust aan, en die kan de kwaliteit van het afgewerkte product, de vertaling, alleen maar ten goede komen.

Zo heb ik het als enorm verruimend ervaren om een tijdlang mee te gaan in leven en werk van elk van de auteurs van wie ik verhalen of fragmenten vertaalde in het kader van mijn opleiding en meteen daarna voor twee eerste tijdschriftpublicaties. Voor mijn afstudeerscriptie viel mijn keuze op de toen pas overleden Russische auteur Daniil Granin. Het was even noodzakelijk als leerzaam om te weten te komen hoe hij aan het front had gevochten en zijn ervaringen had verwerkt in zijn verhalen en boeken, welke invloed het heersende regime had op zijn schrijversloopbaan, welke literaire omzwervingen hij had gemaakt en welke onderscheidingen hij had ontvangen. Voor mijn vertaalproject koos ik voor de Britse schijfster van Nigeriaanse origine Helen Oyeyemi. Zij weet een vleugje magisch realisme in haar fictie te verwerken, waarin verzonnen personages worden afgewisseld met figuren die wel echt bestaan hebben, of door heiligen of stemmen van overledenen. Het spreekt voor zich dat ik voor beide auteurs heel uiteenlopende bronnen moest raadplegen om tot een sprekende vertaling te komen. Mijn vertaallust uitte zich in de wil om elk van hen alle eer aan te doen, maar ook in het feit dat ik onmogelijk met allebei tegelijk bezig kon zijn. Het ene moest af vooraleer ik aan het andere kon beginnen. Voor beiden geldt dat hoe meer ik over hen te weten kwam, hoe nieuwsgieriger ik werd en hoe meer verbanden ik weer vond in andere literaire werken, documentaires of kunst. Dit leerproces wordt in het kader van de opleiding beschouwd als ‘beëindigd’, maar is in realiteit pas begonnen. Want ook voor de vertalingen die in twee literaire tijdschriften zijn opgenomen, viel ik terug op dezelfde broodnodige vertaallust. Hoe kon ik anders Nederlandse woorden vinden voor Michail Prisjvins ultrakorte natuurverhaaltjes uit de jaren 1930? Ik, anno 2018 levend en werkend in verstedelijkt gebied, móést wel met hem ‘in een tentje’ kruipen om me überhaupt een voorstelling te kunnen maken van de onmetelijkheid van de Russische wouden die de hoofdrol spelen in zijn fabels. Hoe kon ik me anders de armoede voorstellen waarin de Liberiaanse auteur Saah Millimono opgroeide en die tot op heden heerst in zijn door burgeroorlog verscheurde land? Het verhaal dat ik van hem vertaalde, geeft een intrieste realiteit weer. Het is juist die spiegel die literatuur ons kan voorhouden, die alle reden geeft om haar te lezen, te vertalen en te verspreiden. 

Tot slot kom ik nog even terug op mijn tafelgenoot. Rijk worden de meeste literair vertalers die ik ontmoette, inderdaad niet van hun activiteiten. Ik stel vast dat literair vertalen meestal pas leefbaar is in combinatie met een andere baan of met commercieel vertalen. Die situatie is betreurenswaardig, want zo lijkt het alsof literair vertalen niet beschouwd zou kunnen worden als een volwaardig beroep. Tegelijk moet onze motivatie verder gaan dan het puur materiële aspect. Goede literatuur verdient het om goed vertaald te worden, voor wie haar naar waarde weet te schatten. Immers, het mooie, het ontroerende en het aangrijpende geschreven woord kan onze menselijke ziel net zo raken of balsemen als muziek of beeldende kunst. Laten we dan ook vol vertrouwen de toekomst tegemoet zien en blijven werken aan het wereldwijd verspreiden van woorden die het verschil kunnen maken tussen een leven in zwartwit of een leven in kleur. Laten we vol vertaallust blijven vertalen.

 

Noot
1 Literaire Vertaaldagen Amsterdam, 2017.