Kleurvreugd    

Eva Wissenburg

Hij zou vandaag moeten komen. Ik heb nog niets gehoord, maar misschien lette ik net even niet op. Toch maar een keer naar beneden lopen. Nee, hij is er echt nog niet. Focus, concentratie. Hij komt heus wel, ze zijn hier altijd laat. En dan: een klepperende brievenbus, een bons op de mat. Ja!

Ken je dat? Je vingers die haastig de envelop openscheuren en het boek tevoorschijn halen waarmee je de komende maanden bijna al je dagen gaat doorbrengen? De tinteling, of laat ik maar gewoon zeggen, de vlinders als je de geur opsnuift en het papier onder je handen voelt? Het doet me altijd denken aan vroeger, als ik een spiksplinternieuw kleurboek kreeg. Vooral één kleurboek herinner ik me nog goed. Een dik, geel boek met voorop een hond/beer met parasol op een eenwieler. Ook van dat boek heb ik gretig het papier gescheurd, ook van dat boek heb ik de geur opgesnoven – ik ruik het nog – en ik dacht: dit kleurboek ga ik zo prachtig mooi inkleuren, perfect binnen de lijntjes, maar dan toch bijzonder, want dat deed mijn grote zus altijd, die maakte zelfs een kleurplaat origineel (al denk ik niet dat ik dat woord toen kende).

Ik fantaseerde over de stiften die ik zou gebruiken – stiften, want die geven zo’n mooi felle kleur – en ik zou zorgen dat de inkleurlijnen elkaar net niet zouden raken, want waar de ene stiftlijn de ander raakt krijg je donkere strepen en puntjes, en dan zie je precies hoe je hebt gekleurd. Nee, dit keer zou het echt heel mooi worden. Alle kleurplaten die ik tot nu toe had gemaakt waren maar oefening geweest. Dit kleurboek, dit werd hem.

Natuurlijk, je voelt de bui al hangen. De stiften bleken door te drukken, het vliegtuig op de rug van de circustent was blauw met rood gestreept nog voor ik de bladzijde had omgeslagen. En ondertussen had mijn grote zus ontdekt dat je met kleurpotloden kleuren kon mengen, dus dat je zo je Eigen Kleur kon maken. Daar zat ik met mijn stiften.

Zo gaat het ook met vertalingen. Zodra ik een nieuw boek in handen krijg, begint het grote fantaseren over hoe grondig en gestructureerd ik het dit keer ga aanpakken. Mijn handen jeuken om lijstjes te maken van veelgebruikte woorden. Mijn favoriete pen ligt klaar, mijn favoriete papier, mijn vulpotlood – want soms (vaak) moet ik zinnen op papier opschrijven om er grip op te krijgen. Bovendien gaat er weinig boven een volgekladderde brontekst. Soms maak ik tekeningetjes in de kantlijn, maar liever nog zoek ik afbeeldingen op internet. Mijn bureaublad staat vol sfeerimpressies. Eigenlijk zou ik ze willen uitprinten en de muur achter mijn analoge bureau ermee volhangen. Maar dat komt er dan toch niet van, zoals wel meer van mijn opgeruimde voornemens gaandeweg verrommelen. Op mijn lijstje veelgebruikte woorden ga ik steeds minder netjes schrijven en het papiertje met onopgeloste woordgrappen dat ik in mijn portemonnee heb zitten voor als het gesprek op een feestje doodbloedt, is bijna niet meer te lezen. 

En ja, ik moet toegeven dat ik wist dat dit me te wachten stond, nog voor het grote fantaseren begon. Ik heb heus genoeg kleurplaten naar de gallemiezen geholpen om mijn eigen optimisme in dezen te wantrouwen, maar toch sta ik bij elk nieuw boek – vaak ook bij een nieuw hoofdstuk of zelfs een nieuwe alinea – weer verwachtingsvol te kwispelen. Hoe kan dat toch, als ik van tevoren weet dat ik ergens onderweg dat gedroomde overzicht zal kwijtraken? 

Het antwoord is even simpel als tegenstrijdig: omdat het me in de praktijk niet zoveel uitmaakt dat het overzicht een beetje zoekraakt. Of misschien moet ik zeggen, omdat ik weet dat mijn lijstjes en schema’s nooit alle chaos zullen wegnemen. Hoeveel voldoening het me ook geeft om van een detective onder elkaar te zetten welk personage op welke dag waar was of om van een non-fictieboek een personenlijst aan te leggen met foto, geboorte- en sterfdatum, als het echt moeilijk wordt, weet ik dat mijn lijstjes niet het antwoord zijn. De vertaalrealiteit is altijd chaotischer dan je met je pennen en je mooie papier kunt ontwarren.

Neem de roman die ik onlangs vertaalde, Pactum Salis van Olivier Bourdeaut. Het verhaal speelt zich af op de Bretonse zoutvlaktes en de hoofdpersoon is een zoutboer. Bourdeaut, die zelf ook nog een blauwe maandag op de zoutvlaktes heeft gewerkt, beschrijft precies met welk gereedschap de man welk klusje klaart – dat schreeuwde natuurlijk om een keurige handgeschreven lijst met zoutwerkersterminologie. Op internet is heel wat informatie over de zoutpluk te vinden, dus op je bureaustoel kom je ook een eind, maar we zochten toch nog een vakantiebestemming, dus waarom niet naar de Bretonse kust en het zoutmuseum in Le Croisic?

Daar in Bretagne heb ik, moet ik eerlijk bekennen, niets ‘ontdekt’ wat ik nog niet wist. De informatie die ik op internet had gevonden kwam overeen met die in het zoutmuseum en de zoutvlaktes waren in werkelijkheid niet veel anders dan op de vele afbeeldingen die ik thuis op mijn bureaublad had staan. Efficiënt, lean of hoe dat tegenwoordig heet, was mijn trip dus niet. Bovendien loste ik met mijn lijstje zoutwerkersgereedschap maar een minuscuul deel van alle vertaalproblemen op, en dan ging het ook nog eens om vertaalproblemen die op zich redelijk overzichtelijk waren: woorden voor voorwerpen. 

Dit was nog maar het allereerste beginnetje van een vertaling. Met mijn reis en mijn lijst had ik nog niet één mooie zin geschreven, nog niet één woordgrap vertaald. Het echt complexe vertaalwerk, dat waarbij je een grote hoeveelheid onbewust en bewust verzamelde kennis inzet om een Nederlandse zin te formuleren die zeggingskracht heeft, de rol van literaire zin overtuigend speelt en bovendien leeft, maar dan wel zo dat het origineel erin doorademt (afijn, je weet hoe gelaagd vertalen is en hoe moeilijk het is de bezigheid te definiëren) lag nog op me te wachten. Anders gezegd, met mijn lijstje had ik grip gekregen op het topje van de ijsberg, maar nog steeds zou elke zin flink wat denk-, probeer- en ploeterwerk opleveren dat niet in een lijstjessysteem te vangen is.

Nee, de reden dat ik elke keer weer met een haast naïef optimisme aan een nieuw boek begin, is niet dat ik denk dat ik met mijn schema’s, lijstjes en tekeningetjes alle problemen kan oplossen. Mijn montere goede voornemens zijn niet bedoeld voor de echt complexe zaken. Die lijstjes maak ik gewoon omdat ik het leuk vind om lijstjes te maken, ik weet dat daarna het echte ploeterwerk begint. Of, vooruit, misschien is het een leerproces geweest, misschien heb ik in de loop der jaren ingezien dat je niet overal controle over kunt hebben en dat een beetje chaos soms juist de mooiste dingen brengt.