In mei 2018 gebeurde er in Frankrijk iets opmerkelijks: er verscheen een nieuwe vertaling van Orwells wereldberoemde roman 1984. Het feit op zich had niets opmerkelijks, want de voorgaande Franse vertaling dateerde van 1950, en was in bijna zeventig jaar tijds blijkbaar nooit herzien. Nee, het opmerkelijke lag in de mediale aandacht voor de nieuwe vertaling: niet alleen verschenen er recensies in alle grote dag- en weekbladen, de vertaalster werd uitvoerig geïnterviewd – soms meer dan een halfuur lang – bij populaire talkshows op radiozenders als France Inter en Europe 1, die er meestal wel voor oppassen om de luisteraars met een overdosis aan cultuur te verjagen. Dat had ik nog nooit meegemaakt: het leek wel de release van een film of de lancering van een nieuw album van een popzangeres. Wat kon deze ongeziene belangstelling in godsnaam verklaren?
De meest voor de hand liggende verklaring ligt in de aard en waarde van het vertaalde boek zelf. 1984 is niet alleen een klassieker, maar samen met een paar andere geschriften (en ik noem in dit verband altijd het Dagboek van Anne Frank) zal het met meedogenloze precisie voor het nageslacht (als we er een hebben) de gruwelijke onmenselijkheid van de twintigste eeuw samenvatten en belichamen. Bovendien resoneert het boek (opnieuw) met onze hedendaagse werkelijkheid: de totalitaire maatschappij die Orwell in de jaren 1940 had bedacht is in de beschreven vorm nooit werkelijkheid geworden, maar we worden nu, via technische middelen die hij zich niet kon voorstellen, scherper dan ooit geconfronteerd met het verspreiden van ‘onware berichten’, het vervalsen van historische feiten en het bespelen van de mening en gevoelens van miljoenenmassa’s, wat juist de kern uitmaakt van de thematiek van de roman. Toch zijn er ook andere redenen, die wel te maken hebben met de vertalingen zelf en de context waarin ze ontstaan zijn.
Vertalen anno 1950 en 2018
De eerste vertaalster, Amélie Audiberti (1899–1988), was de echtgenote van de dichter, criticus, toneel- en romanschrijver Jacques Audiberti (1899–1965), in de jaren vijftig en zestig een erg succesvol auteur. Wat voor vertaalster was Amélie Audiberti? Ze had als lerares voor de klas gestaan, maar was bij mijn weten geen anglist. Volgens de databank van de Bibliothèque Nationale de France1 heeft ze meer dan veertig titels uit het Engels vertaald of bewerkt, voornamelijk in de genres ‘science fiction’ of ‘fantasy’. 1984 schijnt een van haar eerste vertalingen te zijn geweest, mogelijk zelfs de allereerste. Zou zij die mooie opdracht van uitgever Gallimard mogelijk te danken hebben gehad aan de toen vooraanstaande positie van haar echtgenoot in letterenland? Oeps, dit is een gevaarlijke gedachte, die de hedendaagse Thought Police wel eens wakker zou kunnen schudden. Het contrast met de achtergrond van de nieuwe vertaalster zou nauwelijks groter kunnen zijn: Josée Kamoun (1951) studeerde Engels en antropologie, promoveerde op het werk van Henry James en sloot een briljante loopbaan in het onderwijs af met de functie van inspecteur-generaal bij het Franse ministerie van Onderwijs. Daarnaast vertaalde ze een reeks grote namen uit de recentere Angelsaksische literatuur: John Irving, Philip Roth, Jack Kerouac, Jonathan Coe… Deze verschillen tussen beide vertaalsters vertellen ons iets over de veranderde literaire status van George Orwell tussen 1950 en 2018, maar zijn natuurlijk ook tekenend voor de professionalisering van het beroep van literair vertaler. Zijn ze ook kenmerkend voor een verschil in kwaliteit tussen beide vertalingen, de oude en de jongste?
Een ouderwets liefdesnest van ‘mahogany’
Audiberti’s vertaling is in Frankrijk nog verkrijgbaar2, zeker als pocket, en onlangs nam ik me voor die zo onbevangen mogelijk te gaan lezen, daarbij geholpen door de omstandigheid dat ik 1984 lang geleden in het origineel had gelezen, maar me van deze eerste lezing bijna niets meer herinnerde. Het werd een onverwacht prettige ervaring. De ‘oude’ vertaling doet niet echt ouderwets aan; haar leeftijd is haar wel aan te zien, maar niet op een storende manier. Misschien komt dat ook doordat de wereld die Orwell in zijn ‘uchronie’ (of ‘dystopie’, om een nu modieus woord te gebruiken) oproept voor ons niet meer in een onbepaalde toekomst zweeft, maar juist stevig verankerd is in het verleden, meer bepaald in een typisch naoorlogs verleden, met voedseldistributie, zwarte markt en overal liggend puin van recente bombardementen. De stijl van deze vertaling weet meestal ook de soepele, natuurlijk aandoende verteltrant te behouden die bij Orwell opvalt, en waartegen de barbaarse gedrochten van de ‘Newspeak’ des te krachtiger afsteken.
Toch merkt je als lezer op den duur kleine tekortkomingen. Er zijn vrij veel interferentiefouten: ‘a copy’ van een boek of krant is in de vertaling ‘une copie’ gebleven, terwijl het een exemplaar (exemplaire) had moeten worden; de vertaalster laat overal ‘square’ staan als het om een plein gaat, terwijl dat woord in het Frans alleen maar op een plantsoen slaat; actually is ‘actuellement’ geworden, terwijl dit bijwoord uitsluitend ‘momenteel’ betekent; het oude, mahoniehouten bed waarin Julia en Winston de liefde bedrijven is in het Frans vervaardigd uit de exclusieve, want onbekende houtsoort ‘mahogany’, terwijl het een doodgewoon ‘lit en acajou’ betreft, zoals die in de negentiende eeuw nog massaal geproduceerd werden. Dialogen doen wel eens wat stroef aan, soms omdat idioom niet als zodanig herkend is. Als Winston bij zijn eerste afspraakje met Julia alle gebreken opsomt die hem als partner zouden moeten diskwalificeren geeft het meisje in de vertaling een ingewikkeld antwoord, zoiets als ‘het zou mij niet méér om het even kunnen zijn’, terwijl ze in werkelijkheid veel uitgesprokener is: het kan haar geen ene moer schelen, zegt ze, ‘I couldn’t care less’. En ja, er zijn ook wat begripsfoutjes. Ik blijf nog even bij Winston en Julia. Beide geliefden revolteren tegen de heerschappij van de partij, maar Winston merkt dat zijn vriendin geen enkele interesse toont voor politieke discussies, en dat haar eigen rebellie beperkt blijft tot haar libertijnse levensstijl: ‘You’re only a rebel from the waist downwards’ zegt hij dan tegen haar. Een ondeugende, zelfs een beetje gemene uitspraak, die het meisje juist ‘brilliantly witty’ vindt. In het Frans staat echter iets anders, dat weliswaar aardiger klinkt, maar ook wat preutser, en vooral de aansluiting mist bij de rest van de passage: ‘van middel tot tenen ben je één en al rebellie, liefste’ – als ik Winstons Franse woorden in het Nederlands terugvertaal. Al met al krijg je bij Audiberti de indruk van een niet onverdienstelijke, maar nog vrij onervaren vertaler. Het mag overigens verbazing wekken dat Gallimard in bijna zeventig jaar tijd geen kans heeft gezien deze wat schools aandoende, maar in omvang beperkte fouten recht te zetten: het had niet veel meer hoeven kosten dan één werkdag van een goede redacteur.
‘Newspeak’ in een nieuw jasje
Van zulke onvolkomenheden is in de nieuwe vertaling3 geen sprake; die is linguïstisch accuraat en stilistisch uitmuntend – of beter gezegd, om in de sfeer van ‘Newspeak’ te blijven, ‘doubleplusgood’. Maar in haar interviews legde Josée Kamoun de nadruk op iets anders, en wel op een aantal gedurfde keuzes die zij heeft gemaakt. Om te beginnen heeft ze de fraseologie van de partij ingrijpend veranderd. Ze had daar goede redenen voor, ze wilde beter aansluiten bij de door Orwell bedachte neologismen, en daar is ze ook in geslaagd. Toch vind ik het een beetje jammer, want juist op dat gebied had haar voorgangster zich van haar meest creatieve kant laten zien. Audiberti’s vertaling van ‘Newspeak’ bijvoorbeeld, ‘novlangue’ is in het Frans sindsdien gemeengoed geworden om duister politiek of technocratisch jargon aan te duiden. De kans dat het voortaan in het taalgebruik moet wijken voor het door Kamoun bedachte ‘néoparler’ lijkt mij gering. Overhet algemeen heeft deze als geoefende filoloog beter dan haar voorgangster begrepen hoe ‘Newspeak’ in elkaar zit en haar talige scheppingen zien er naar de vorm beter uit (‘mentopolice’ en ‘mentocrime’ bijvoorbeeld voor ‘Thought Police’ en ‘thought crime’), maar de betekenis ervan ligt niet voor de hand en de lezer moet er langer bij stilstaan dan bij de rechttoe-rechtaan vertalingen (‘police de la pensée’, ‘crime par la pensée’) van Audiberti.
Big Brother en zijn leuzen
Ook de veranderde vertaling van de bekende leuzen die de partijleer samenvatten (‘War is peace / Freedom is slavery / Ignorance is strength’) roept vragen op. Audiberti had dit juist heel idiomatisch getransponeerd als ‘La guerre c’est la paix / La liberté c’est l’esclavage / L’ignorance c’est la force’: anders dan in het Engels (en het Nederlands) hebben abstracte begrippen in het Frans steevast een bepaald lidwoord nodig, en de toevoeging van het voornaamwoord ce (hier in de vorm c’) vóór het werkwoord ‘zijn’ is ook de beste manier om de nadruk op te tweede term in elk begrippenpaar te laten vallen. Daarbij vergeleken doet de door Josée Kamoun gekozen versie onfrans en dus bevreemdend aan (al zal dat juist haar bedoeling zijn geweest): ‘Guerre est paix / Liberté est servitude / Ignorance est puissance’. Ook door het invoegen van woorden uit een hoger register (‘servitude’, ‘puissance’) gaat er volgens mij iets verloren van de kracht van deze slagzinnen. Iets waar de nieuwe vertaalster in ieder geval niet aan getornd heeft, is de naam van de dictator. In beide vertalingen blijft hij op z’n Engels ‘Big Brother’. In deze vorm zijn die woorden sinds 1950 ook in Frankrijk ingeburgerd en tot een begrip geworden, maar waarom zijn ze toen eigenlijk niet verfranst? In haar verantwoording4 schuift Josée Kamoun een interessante, politieke verklaring naar voren. De Franse uitdrukking le grand frère was toen de geijkte benaming voor de Sovjet-Unie ten opzichte van de communistische satellietlanden. Het gebruik van die uitdrukking in de vertaling had te eenzijdig naar één land en één ideologie verwezen, veronderstelt zij. Wat zij niet met zoveel woorden zegt, is dat die verwijzing anno 1950, in de hoogtijdagen van het stalinisme, juist taboe was in de grotendeels door de toenmalige communistische partij beïnvloede, Franse literaire wereld5. Het klinkt zeer aannemelijk. Toch is er in het boek zelf ook een onschuldiger, want zuiver formele, verklaring te vinden. In het eerste hoofdstuk van de roman laat Orwell zien hoe Winstons collega’s aan het einde van de ‘Two Minutes Hate’ de initialen van Big Brother in een soort spreekkoor herhalen: ‘B-B!... B-B!...’6. Dit klinkt natuurlijk veel minder vervaarlijk zonder alliteratie, en met de half doffe medeklinkers ‘G-F’.
Een opvallende strategie, of: de vertaler als rewriter
Meer nog dan door haar vernieuwende behandeling van ‘Newspeak’ valt Josée Kamouns vertaling op door twee ingrijpende vertaalkeuzes. De eerste betreft de omgangsvormen. Het is een klassiek dilemma: wanneer moet je / mag je you met ‘u’ of met ‘je’ vertalen? Kamoun is ervan uitgegaan dat alle partijleden elkaar moesten tutoyeren, en dat het ook voor Big Brother gold als hij zijn onderdanen toesprak. Meteen bij het begin van de roman wordt het de Franse lezer duidelijk: ‘Big Brother te regarde’, en toegegeven, dat klinkt dreigender dan het beleefde vous. Ook Julia’s amoureuze voortvarendheid wordt natuurlijker als zij en Winston elkaar van meet af aan tutoyeren. Maar dit werkt niet overal even goed: de stem van de afstandelijke, machtige, geheimzinnige O’Brien klinkt volgens mij veel gevaarlijker als hij consequent ‘u’ tegen Winston blijft zeggen (ik kan er niets aan doen, als ik O’Briens replieken lees hoor ik in mijn hoofd de deftige, venijnige stem van George Sanders in All about Eve of als tijger Sher Khan in Jungle Book).
De andere, nog diepere ingreep in de tekst betreft de tijd van de vertelling; daarmee pakt Kamoen een probleem aan waar zowat alle literair vertalers in het Frans vertrouwd mee zijn. Anders dan de Engelse simple past is de Franse passé simpleniet meer algemeen geldig als uitdrukking van een handeling die tot het verleden behoort. Die tijd is niet alleen uit de spreektaal, maar ook uit een neutrale, niet-literair bedoelde schrijftaal verdwenen. Een tekst waarin deze vorm wél voorkomt wordt daardoor automatisch naar een hoger register opgetild. Zeker bij het vertalen van hedendaagse romans is dat een probleem. Elke vertaler ontwikkelt een eigen manier om ermee om te gaan; in mijn eigen praktijk maak ik van de Franse passé simple een zo spaarzaam mogelijk gebruik en vervang hem overal waar ik het mogelijk acht door andere verleden tijden (passé composé, imparfait). Josée Kamoun gaat veel grondiger te werk: zij zet de hele vertelling om in de tegenwoordige tijd. In een vraaggesprek bij de radiozender France Culture7 verklaarde ze dat het gebruik van de passé simple en de bijbehorende conjunctieve vormen ‘een sfumato van fatsoen en plechtigheid’ produceert dat ‘de impact van de tekst verzwakt’. Haar keuze voor de tegenwoordige tijd is inderdaad bijzonder effectief, en verschillende critici hebben opgemerkt dat de dreiging die boven het hoofd van de helden hangt daardoor benauwender wordt, de sfeer grimmiger. Toch vraag ik me af of deze briljante, maar gedurfde strategie wel strookt met de bedoelingen van de schrijver, voor zover we ernaar kunnen gissen. Orwell heeft aan zijn roman een beroemd ‘appendix’ toegevoegd met als titel ‘The Principles of Newspeak’. Daar schrijft een onbekende wetenschapper in een niet nader bepaald tijdperk over een taal die voor hem duidelijk een dode taal is. In zijn inleiding tot 1984 in de Penguinuitgave merkt Thomas Pynchon hierover op:
‘The Principles of Newspeak’ is written consistently in the past tense, as if to suggest some later piece of history, post-1984, in which Newspeak has become literally a thing of the past – as if in some way the anonymous author of this piece is by now free to discuss, critically and objectively, the political system of which Newspeak was, in this time, the essence. […] Newspeak was supposed to have become general by 2050, and yet it appears that it did not last that long, let alone triumph, that the ancient humanistic ways of thinking inherent in standard English have persisted, survived, and ultimately prevailed, and that perhaps the social and moral order it speaks for had even, somehow, been restored.8
Binnen de fictie van 1984 kunnen Julia en Winston onmogelijk bevroeden dat er heel misschien een betere toekomst aan de horizont gloort. Zíj zullen die hoe dan ook niet meer meemaken. Door hun liefdesverhaal in de tegenwoordige tijd te vertellen onderstreept de vertaalster het tragische van hun lot.
Daarmee geeft ze de roman echter een naar mijn mening fundamentele twist. Vertalen is herschrijven en elke vertaling is een nieuw boek. Maar ik stel me voor dat er ergens zoiets ligt als een intellectuele rode lijn, en die wordt mogelijk overschreden als een ‘vernieuwende vertaalstrategie’ meer aandacht begint te krijgen dan de ‘te vernieuwen’ tekst. Er zijn ongetwijfeld ‘stervertalers’, maar hun glans is en blijft afgeleid van die van een auteur, zoals bij hemellichamen die het licht van de zon weerkaatsen.
Noten
1 Bron: https://data.bnf.fr/12471536/amelie_audiberti/
2 George Orwell, 1984, traduit de l’anglais par Amélie Audiberti, Paris: Gallimard (Folio Plus Classiques), 2015. Eerste druk vertaling: Gallimard, 1950.
3 George Orwell, 1984, traduit de l’anglais par Josée Kamoun, Paris: Gallimard, 2018.
4 Ibid. p. 369.
5 Zie hierover bijvoorbeeld François Furet, Het verleden van een illusie, vertaald door Zsuzsó Pennings en Désirée Schyns, Amsterdam: Meulenhoff/Kritak, 1996. (In het bijzonder hoofdstuk 10, p. 463 sq.)
6 George Orwell, Nineteen Eighty-Four, London: Penguin Classics, 2003, p. 19.
7 www.franceculture.fr/emissions/le-temps-des-ecrivains/sur-les-traces-de-george-orwell-avec-josee-kamoun-et-frederick-lavoie
8 George Orwell, Op. cit., p. xiii–xiv.