Meursault of een onvolkomen onderzoek    36-40

Eva Wissenburg

Vrijwel iedereen kent L’Étranger van Albert Camus, op zijn minst van naam en faam, maar lang niet iedereen is zich bewust van de mate waarin de roman verbonden is met de realiteit van het koloniale Algerije waarin Camus tot zijn zevenentwintigste leefde. Vrijwel niemand staat lang stil bij de Arabe die door Meursault op het Algerijnse strand wordt vermoord – niet in het boek en niet daarbuiten. De Algerijnse schrijver en journalist Kamel Daoud wil daar verandering in brengen. Hij wil deze man een naam en een verhaal geven, wat hij in Camus’ roman niet krijgt. Met zijn boek Meursault, contre-enquête heeft Daoud een postkoloniaal antwoord gegeven op een van de bekendste boeken uit de moderne literatuurgeschiedenis en dat is geen overbodige luxe bij deze veelgelezen roman waarvan de koloniale realiteit zo lang onderbelicht is gebleven.

Daoud is niet over één nacht ijs gegaan; de veelvuldige verwijzingen naar het werk en leven van Camus getuigen van kennis van zaken en ook aan de weergave van de koloniale en postkoloniale realiteit heeft hij duidelijk aandacht besteed. Daouds gedegen aanpak lijkt helaas lang niet altijd navolging te krijgen in de Nederlandse vertaling van Meursault, contre-enquête, eind 2015 bij Ambo Anthos verschenen onder de titel Moussa of de dood van een Arabier. Op deze vertaling van Manik Sarkar valt niet alleen op het gebied van intertekstuele en historische verwijzingen, maar ook wat betreft de interpretatie van het Frans en het gebruik van het Nederlands flink wat aan te merken.

Verloren sporen van De vreemdeling
Meursault, contre-enquête staat bol van de intertekstuele verwijzingen: de opbouw van het boek is gelijk aan die van La Chute, er passeren allerlei teksten van Camus de revue (Le Premier hommeLe Mythe de SisypheLa Peste et cetera) en daarnaast is de roman volledig verweven met L’Étranger. Vooral naar dit laatste boek wordt regelmatig verwezen, maar deze referenties worden in de vertaling niet altijd opgepikt. Een voorbeeld hiervan zien we wanneer hoofdpersonage Haroun naar het strand gaat waar zijn broer Moussa is vermoord – de Arabe uit L’Étranger. Haroun zoekt op het strand naar sporen van de gebeurtenis en dan schrijft Daoud: ‘Et puis, tout au bout de la plage, j’ai aperçu une petite source qui s’écoulait sur le sable, derrière le rocher’ (p. 66). Dit is de plek waar in De vreemdeling de moord wordt gepleegd, een bronnetje bij een rots op dat wereldberoemde strand. Sarkar vertaalt deze zin zo: ‘En toen, helemaal aan het einde van het strand, zag ik achter die rots vaag iets kleins dat op het zand lag’ (p. 64). Van de bron, en dus de precieze plaatsbepaling, blijft niets over.

Deze vergissing wekt de indruk dat de vertaler de roman van Camus misschien niet helemaal in zijn hoofd had en dat blijkt ook uit het volgende punt. L'Étranger wordt vaak gekenschetst als het verhaal van een moreel onschuldig man die eigenlijk niet veel meer doet dan genieten van de zon, de zee en het strand. Volgens de meest gangbare lezing wordt Meursault vooral veroordeeld omdat hij niet heeft gehuild op de begrafenis van zijn moeder. Dat hierbij vaak wordt vergeten dat hij toch echt iemand heeft vermoord is geen toeval. Camus heeft het boek zo geconstrueerd dat de dood van deze Algerijnse man naar de achtergrond verdwijnt en zijn eigen ideeën over de absurde toestand van de mens in de wereld op het eerste plan komen te staan (Chaulet-Achour 1998: 38–39). Het is echter juist deze opzet die later voor zo veel kritiek vanuit postkoloniale hoek heeft gezorgd. En juist omdat zo veel lezers zich Meursault herinneren als een personage dat nauwelijks meer doet dan zwemmen, van de zon genieten en vanaf zijn balkon naar buiten staren, heeft Daoud dit tegenverhaal geschreven, dit tegenonderzoek gedaan. 

Dat Daoud deze klassieke typering van Meursault van tijd tot tijd in zijn boek verwerkt, ontgaat de vertaler weleens. Haroun vraagt zich tegen het eind van de roman af waarom hij nooit in het Algerijnse verzet is gegaan, want, zo zegt hij, dat is wat je in die tijd eigenlijk moest doen ‘quand on était jeune et qu’on ne pouvait pas aller se baigner’ (p. 113). Oftewel: dat is wat je moest doen als je niet in de bevoorrechte positie van Meursault verkeerde, die de hele tijd maar kon zwemmen. Sarkar vertaalt dit met ‘dat moet je doen als je jong bent en niet naar het badhuis kunt’ (p. 113), waardoor de opmerking in feite geen intertekstuele verwijzing meer is, wat wel zo geweest zou zijn als ‘baigner’ met ‘zwemmen’ was vertaald.

Een belangrijke fout van hetzelfde type zien we eerder in het boek wanneer Haroun de huidige inwoners van Algerije met Meursault vergelijkt: ‘Ils sont des milliers […] à déambuler sur des plages, à enterrer des mères mortes et à regarder dehors pendant des heures depuis leur balcon’ (p. 35–36). Dit zijn precies de activiteiten waar Meursault om bekendstaat en Haroun lijkt zich hier af te vragen waarin de oud-gekoloniseerden en de oud-kolonisten precies van elkaar verschillen wat hun dagelijkse levens betreft. In de vertaling wandelen ze ook over het strand en staren ze ook naar buiten vanaf hun balkon, maar anders dan bij Meursault is er geen sprake van het begraven van hun moeders. De vertaler maakt hier een ernstige leesfout en schrijft: ‘[ze] graven dode moeders op’ (p. 34).

Verstoorde postkoloniale communicatie
De vertaler lijkt er wel vaker niet volledig van doordrongen hoe zorgvuldig Meursault, contre-enquête als postkoloniaal antwoord op L’Étranger is geconstrueerd. Essentiële postkolonialistische ideeën en stilistische middelen komen niet altijd goed tot hun recht. In de passage waarin Haroun uitlegt waarom hij het zo belangrijk vindt dat zijn broer een naam krijgt, maakt Sarkar opnieuw een grote leesfout. Haroun beschrijft hoe de kolonisten zich dingen toe-eigenden door ze een naam te geven en zich van andere dingen ontdeden door ze juist hun naam af te nemen. Dan volgt deze zin: ‘S’il appelle mon frère l’Arabe, c’est pour le tuer comme on tue le temps’ (p. 23). Geparafraseerd staat hier dat Meursault Moussa heeft vermoord door hem naamloos te laten en hem kortweg de Arabe te noemen. Dit is de essentie van de postkoloniale kritiek op L’Étranger, dé reden waarom er een boek moest komen waarin de vermoorde man wel een naam krijgt. In het Nederlands staat er echter: ‘Toen hij mijn broer, de Arabier, doodde, deed hij dat zoals je de tijd doodt’ (p. 21), waarmee de kernboodschap van de zin verdwijnt.

Een ander voorbeeld vinden we wanneer het over de woonplaats van Harouns moeder gaat. Niet geheel toevallig woont zij in ‘Hadjout, ex-Marengo’ (p. 38), het voormalige Marengo dus, want net als veel andere plaatsen heeft Marengo na de dekolonisatie een andere naam gekregen. Zoals Camuslezers misschien wel weten, is Marengo de plaats waar ook de moeder van Meursault woonde en deze parallellie is een van de manieren waarop Daoud een directe communicatie met L’Étranger tot stand brengt. In de Nederlandse vertaling raakt deze communicatie verstoord; hier woont Harouns moeder weliswaar ook in Hadjout, maar hier ligt het ‘buiten Marengo’ (p. 36). 

Het postkolonialistische motief in de openingszin komt ook niet goed tot zijn recht. Als reactie op Camus’ vermaarde eerste regel ‘Aujourd’hui, maman est morte’ schrijft Daoud: ‘Aujourd’hui, M’ma est encore vivante.’ Het gaat hier niet alleen om welke moeder nog leeft en welke niet meer, er wordt ook gebruikgemaakt van de identiteitsvormende functie van taal. Voor Haroun is het Frans de taal van de onderdrukker, maar tegelijkertijd helpt het hem in zijn emancipatieproces – zoals in de rest van de roman zal blijken. Die ambivalente houding ten opzichte van het Frans is een terugkerend thema in de moderne Franstalige Algerijnse literatuur (Schyns) dat Daoud hier direct op tafel gooit: Haroun gebruikt het Frans van Meursault, maar niet precies hetzelfde Frans als hij; hij noemt zijn moeder niet ‘maman’, maar ‘M’ma’. Met dit ene woordje zet hij zich meteen in de eerste zin af tegen pied noir Meursault. Hij eigent zich diens woorden toe, maar gebruikt ze om ‘een taal voor [zichzelf] mee te bouwen’ (p. 10). In de Nederlandse vertaling van Daouds openingszin is geen spoor van dit statement te vinden. ‘Vandaag is mijn moeder nog in leven’ (p. 9) tegenover het ‘Vandaag is moeder gestorven’ uit beide Nederlandse vertalingen van De vreemdeling. Dat Sarkar ervoor kiest ‘M’ma’ in de openingszin op deze manier te vertalen is des te vreemder omdat het in de rest van het boek wel met ‘mama’ wordt vertaald, wat een prima contrast had gevormd met het ‘moeder’ uit de Nederlandse Camusvertalingen. 

Een beladen titel
De titel is een verhaal apart. Gezien de canonieke status van L’Étranger en de naamsbekendheid van het hoofdpersonage mag je ervan uitgaan dat de titel Meursault, contre-enquête bij de meeste potentiële lezers direct een belletje doet rinkelen. Bij Moussa of de dood van een Arabier blijven directe associaties met De vreemdeling uit. Een voordeel hiervan is dat er meer ruimte is voor Moussa zelf en dat is precies wat Daoud met zijn boek beoogt: Meursaults verhaal is allang en breed bekend, nu wordt het tijd dat ook Moussa een boek krijgt.

Een heikeler punt is het gebruik van het woord Arabier. Het woord Arabe is een beladen term die ten tijde van de kolonisatie door de kolonisten werd gebruikt om de inheemse bevolking mee aan te duiden, ongeacht hun werkelijke afkomst – veel inwoners van het land behoorden bijvoorbeeld tot de Berberbevolking (Toumi 2009). Het wordt Camus dan ook zeer kwalijk genomen dat hij dit woord bezigde (en niet alleen in L’Étranger). Daoud neemt de term weliswaar over, maar problematiseert hem ook. Hij laat zijn hoofdpersonage zeggen dat niemand zich echt Arabe voelde, ‘zoals ook het negerdom alleen bestaat in de blik van de blanke’ (p. 69). Dat Daoud het woord zelf desondanks gebruikt, kan als reden worden aangevoerd om geen bezwaar te maken tegen deze prominente plaats voor het woord ‘Arabier’, maar met wat kennis van de connotatie van Arabe blijft de keuze ongelukkig.

Misschien was een titel die meer op het origineel lijkt een betere keuze geweest. De hoofdpersoon van Meursault, contre-enquête heeft namelijk jarenlang samen met zijn moeder geprobeerd te ontdekken wat er precies is gebeurd op dat vermaledijde strand. Die zoektocht noemt hij zijn contre-enquête en hij suggereert dat hij er misschien een boek over zou moeten schrijven om tegenwicht te bieden aan die beroemde roman over Meursault. De Franse titel zorgt dus voor een soort Droste-effect en in andere talen wordt er dan ook niet ver van de oorspronkelijke titel afgeweken: The Meursault InvestigationDer Fall Meursault – eine GegendarstellungMeursault, caso revisadoMeursault, contra-investigação. Misschien heeft het ermee te maken dat het woord ‘contre-enquête’ in de lopende tekst steeds als ‘contra-expertise’ is vertaald en Meursault, een contra-expertise was inderdaad geen fraaie titel geweest. Beduidend minder bezwaarlijk lijkt mij echter de titel Meursault, een tegenonderzoek of iets van dien aard.

Onzorgvuldigheid in het Nederlands en het Frans
Los van de problemen die zich voordoen bij intertekstuele verwijzingen en verwijzingen naar de (post)koloniale realiteit is er ook regelmatig iets aan te merken op de interpretatie van het Frans. Meer dan eens leiden begripsproblemen tot holle metaforen of onnodig gecompliceerde constructies, die de kracht van de brontekst geen recht doen. Op pagina 129 schrijft Daoud bijvoorbeeld: ‘J’avais déjà une tête de plus que les autres gamins.’ In de vertaling is Haroun niet een kop groter dan zijn klasgenoten, maar staat er: ‘Er zat al meer in mijn hoofd dan in dat van de andere kinderen’ (p. 126). Eerder in het boek, nadat Haroun een moord heeft gepleegd, realiseert hij zich hoe makkelijk het is een mensenleven te beëindigen: ‘J’avais refroidi tous les corps de l’humanité en tuant un seul’ (p. 101). In het Nederlands heeft hij niet in één klap ieder lichaam dichter bij de dood gebracht, maar staat er: ‘Door één mens te doden was ik bekoeld voor alle lichamen’ (p. 102). Op pagina 87 heeft Haroun het in het Frans over een ‘citronnier et l’air chaud qu’il embaumait’. In het Nederlands gaat het niet over de warme lucht die van de citroenboom af komt, maar staat er: ‘de citroenboom en de warme lucht die hem balsemde’ (p. 87). Met name een onnodig vergezochte metafoor als deze laatste doet afbreuk aan de zeggingskracht van het geheel.

Verder blijft het Nederlands vaak wel erg dicht bij het Frans. Als vertaling van ‘M’ma […] a fini par provoquer mon soupçon et mis de l’ordre dans mes intuitions’ (p. 30) staat er bijvoorbeeld dat ze ‘orde aanbracht in [zijn] intuïtie’ (p. 28). Hier is de laatste vertaalslag niet gemaakt. ‘Intuition’ in het Frans kan veel meer betekenen dan het relatief enge Nederlandse ‘intuïtie’; in dit geval gaat het waarschijnlijk om Harouns ‘vermoedens’. Het is net alsof de vertaler zich door de beeldspraak van de wijs heeft laten brengen en niet verder heeft gezocht naar een metafoor die ook in het Nederlands betekenisvol is. Ook wanneer er idiomatische oplossingen voor de hand liggen, maakt Sarkar daar geen gebruik van. Zo zijn er mensen die ‘druk gesticulerend spraken’ (p. 31) waar ‘druk gebarend’ prima op zijn plaats was geweest en wordt ‘la moindre écorchure’ (p. 52) niet ‘het kleinste schrammetje’, maar ‘de minste schaafplek’ (p. 50). Vaak ook maakt Sarkar een vrij concrete Franse zin tot een raadselachtige uitspraak: ‘Un code de respect empêchait les amours intéressantes’ (p. 28) wordt ‘Een uitgangspunt van respect maakte interessante liefdes onmogelijk’ (p. 26) en ‘le plaisir de l’amour’ (p. 29) wordt ‘de genietingen van de liefde’ (p. 27), terwijl het hier gaat om jongemannen die over uitdagend geklede jonge vrouwen fantaseren. Dit zijn slechts een paar voorbeelden waarin het Nederlands onnodig zwaar wordt gemaakt en de tekst derhalve erg stroef leest. 

Een gemiste kans
Wereldwijd komt er de laatste jaren steeds meer aandacht voor de koloniale elementen in het werk van Albert Camus. In Algerije, waar hij lange tijd verguisd is geweest, ontstaat ondertussen meer en meer waardering voor zijn romans (Toumi 2009). Om hem volledig te kunnen omarmen, moet er echter een manier worden gevonden om met die scheve koloniale verhoudingen in zijn werk om te gaan. Daoud heeft daar met Meursault, contre-enquête een belangrijke stap in gezet. Zijn boek is geen aanklacht tegen Camus, maar praat de ongelijke verhoudingen in zijn werk ook niet goed. Meursault, contre-enquête is hiermee een verrijkende aanvulling op L’Étranger: het opent onze ogen voor iets wat we al die tijd niet zagen zonder dat het van ons eist dat we Camus aan de kant schuiven. 

Daoud heeft zijn roman met veel zorg geschreven en dat hij er in 2015 de Prix Goncourt voor beste debuutroman voor ontving, is niet voor niets. Het is dan ook bijzonder jammer dat Daouds antwoord op Camus in het Nederlands zoveel minder krachtig klinkt. De begripsfouten in het Frans en de onnodig zware Nederlandse constructies leveren vaak zulk hol taalgebruik op dat je zelfs zou kunnen gaan twijfelen aan de relevantie van het boek. Met het oog op dit soort zinnen begrijp ik wel dat Gustaaf Peek in de Groene Amsterdammer van 5 november 2015 opmerkt dat ‘Daoud tussen het zakelijke van Camus en een soort oosterse kitsch [laveert]’ (p. 59). Ook spijtig is de vervaging van een aantal essentiële verwijzingen naar L’Étranger en de postkoloniale literatuurkritiek. Het doet me deugd dat de roman in de Nederlandse pers desondanks overwegend goed wordt ontvangen. Zo schrijft Bas Heijne in de NRC van 2 oktober 2015: ‘Het is een debuutroman als een vlammenwerper, boos en pijnlijk intens, maar ook een subtiel literair hoogstandje.’ Wat het Franse origineel betreft, sluit ik me grotendeels bij Heijne aan, maar daarom kan ik niet anders dan concluderen dat dit boek eigenlijk een betere vertaling verdient.

Kamel Daoud, Moussa of de dood van een Arabier. Vertaald door Manik Sarkar. Amsterdam: Ambo|Anthos, 2015. 

 

Bibliografie
Camus, Albert. 1957. L’Étranger. Paris: Gallimard.

Camus, Albert. 19617De vreemdeling. Vertaald door Adriaan Morriën. Amsterdam: De Bezige Bij.

Camus, Albert. 201331De vreemdeling. Vertaald door Peter Verstegen. Amsterdam: De Bezige Bij.

Chaulet-Achour, Christiane. 1998. Albert Camus, Alger. L’Étranger et autres récits. Biarritz: atlantica.

Daoud, Kamel. 2014. Meursault, contre-enquête. Arles: Actes Sud.

Daoud, Kamel. 2015. Moussa of de dood van een Arabier. Vertaald door Manik Sarkar. Amsterdam: Ambo|Anthos. 

Heijne, Bas. 2015. ‘Dit is geen wraak, maar een vloek’, NRC Handelsblad, 2 oktober. [Online geraadpleegd op 4 februari 2016: http://www.nrc.nl/handelsblad/2015/10/02/dit-is-geen-wraak-maar-een-vloek-1540943.]

Peek, Gustaaf. 2015. ‘De Arabier is nog altijd dood’, De Groene Amsterdammer, 5 november, nr 59.

Schyns, Désirée. 2009. ‘Le butin de guerre et la tunique de Nessus: traduire le rapport au français chez Malika Mokeddem et Assia Djebar’, Cadernos de tradução, 2:24, p. 31–46.

Toumi, Alek Baylee. 2009. ‘Présentation’, in : idem (ed.), Albert Camus, précurseur; Méditerrannée d’hier et d’aujourd’hui. New York: Peter Lang Publishing Inc., p. 2–7.

Toumi, Alek Baylee. 2012. ‘Camus: l’étranger, l’Africain. Pour une nouvelle traduction anglaise de L’Étranger’, in : idem (ed.), Albert Camus aujourd’hui: de L’Étranger Au Premier Homme. New York: Peter Lang Publishing Inc., p. 71–83.