Een stoutmoedige standaard    31-35

Diederik Boomsma’s vertaling van Ortega y Gassets De opstand van de massamens

Ger Groot

Soms behelst de vertaling van een boektitel al een heel program. Wie vandaag de dag naar het menselijke collectief verwijst als naar ‘de massa’s’, roept onwillekeurig een maoïstisch taaleigen op. Of die term in 1930, toen de Spaanse filosoof José Ortega y Gasset zijn aanvankelijk als krantenfeuilleton verschenen boek La rebelión de las masaspubliceerde, reeds een communistische bijklank had weet ik niet, al verzet ook hij zich al tegen een te gemakkelijke identificatie van dat woord met las masas obreras, de ‘arbeidersmassa’. Wel staat vast dat Johan Brouwer, die het boek drie jaar later in zijn Nederlandse vertaling de iconische titel De opstand der horden meegaf, daarmee het spook opriep van de ‘primitieve barbaar die aan de poorten van de beschaving staat te rammelen’, zoals Diederik Boomsma, de vertaler van de onlangs gloednieuw verschenen Nederlandse uitgave, in zijn voorwoord schrijft. ‘Het woord “horden” roept [...] het beeld op van een bende schuimbekkende Hunnen of Mongolen die met bijlen zwaaiend op ons af komen gerend.’

Das Glück
Brouwer had daarvoor een goede aanleiding. In datzelfde jaar was in Duitsland Hitler aan de macht gekomen en niet ten onrechte zouden de Engelsen de Duitse tegenstanders die vanaf 1939 Europa overweldigden aanduiden met de weinig vleiend bedoelde term Huns. Maar dat, zo merkt Boomsma terecht op, was niet wat Ortega bedoelde. Hem was het in zekere zin om het tegendeel van deze ultra-gewelddadigheid te doen. De ‘massa’s’ die hij voor ogen had werden eerder gekenmerkt door passiviteit, desinteresse, hang naar comfort en wat wij tegenwoordig consumisme zouden noemen. Ze vormden de enigszins gemoderniseerde versie van wat Nietzsche in zijn Zarathustra als de ‘laatste mensen’ had omschreven: lieden die genoeg hebben aan ‘hun lustje voor de dag en hun lustje voor de nacht... Ein wenig Gift ab und zu: das macht angenehme Träume. Und viel Gift zuletzt, zu einem angenehmen Sterben.

Wie in dit laatste een vroege voorafschaduwing ziet van een inmiddels almaar gangbaarder euthanasiepraktijk, zit er niet ver naast. ‘“Wir haben das Glück erfunden”  – sagen die letzten menschen und blinzeln,’ schrijft Nietzsche, en ongeveer zo spreekt ook Ortega over zijn massamens. ‘Massa,’ zo schrijft hij, ‘is “de gemiddelde mens”. Aldus verandert wat louter kwantiteit was – de menigte – in een bepaalde hoedanigheid: het gaat om de doorsnee kwaliteit, het gemiddelde, het grijze, de mens die niet van andere mensen te onderscheiden is en niet anders wil zijn dan standaard, exemplarisch voor de soort’ (Ortega 2015: 69). ‘Massa’ is dus eerder een sociologisch of zelfs (massa)psychologisch dan een politiek begrip – en daarmee verheft Ortega’s boek zich uit de onheilszwangere politieke context waarin Brouwer het met zijn vertaling nog steviger had ingevoegd dan Ortega zelf al had gedaan.

Boomsma’s keuze voor ‘massamens’ in de titel van Rebelión de las masas werd niet alleen ingegeven als correctie op Brouwers ‘horden’, zo schrijft de vertaler. Een letterlijker overzetting zou simpelweg voor ‘massa’s’ hebben gekozen, maar ‘in het Nederlands kopt dat niet mooi’. Dat laatste is ongetwijfeld waar, maar hier lijkt Boomsma zichzelf tekort te doen – of hij heeft zijn gouden greep te danken gehad aan toeval of instinct. Want ‘massamens’ is een bij uitstek naoorlogs sociologisch woord. Het klinkt naar de jaren zestig en zeventig, met zijn ‘klootjesvolk’ en ‘vertrossing’, maar heeft anders dan die laatste term de decennia tot nu toe overleefd. We weten allemaal wat met ‘massamens’ bedoeld wordt en we zien hem dagelijks om ons heen – misschien zelfs ín ons. En tegelijk is het een analytische term die nauwkeurig de vinger legt op wat wij ook nu nog – en misschien wel meer dan ooit – als de zere plek van onze beschaving ervaren. 

Daarmee heeft Boomsma’s nieuwe vertaling van Ortega’s Rebelión het boek overtuigend betekenis gegeven voor de hedendaagse cultuurkritiek, misschien wel relevanter dan ooit. Daaraan wordt niets afgedaan door de ontdekking dat ook Brouwer, twee alinea’s na het eerder gegeven citaat, iets dergelijks doet als Boomsma. Ook hij voegt aan Ortega’s ‘masa’ (‘pero no se sentirá “masa”’; Ortega 1948: 32) het woord ‘mens’ toe – maar verpest dat weer door opnieuw terug te vallen op zijn ‘horden’: ‘maar niet een hordemens’ (Ortega 1933: 5). 

Twee zinnen
Nietzsche meende dat zijn boodschap er wel een eeuw over zou kunnen doen om ‘tot de oren van de mensen door te dringen’. Nemen we dat letterlijk, dan komen we inderdaad uit in de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw, waarvan de problematiek nog altijd voortduurt. Nietzsche formuleerde zijn boodschap in poëtische en profetische taal. Ortega deed dat in essayistische, die zich veel beter laat actualiseren en daar in dit geval ook om vraagt. Hoe goed dat Boomsma is gelukt, en welke kunstgrepen hij daarbij heeft moeten uitvoeren, blijkt uit bijna elke passage van deze nieuwe vertaling van La rebelión. Bij wijze van voorbeeld, bekijken we de eerder geciteerde twee zinnen wat nauwkeuriger.

In het Spaans luiden deze als volgt: ‘Masa es “el hombre medio”. De este modo se convierte lo que era meramente cantidad – la muchedumbre – en una determinación cualitativa: es la cualidad común, es lo mostrenco social, es el hombre en cuanto no se diferencia de otros hombres, sino que repite en sí un tipo genérico’ (Ortega 1948: 31). Brouwer vertaalde ze aldus: ‘De horde is de gemiddelde mensch. Op deze wijze wordt datgene wat louter hoeveelheid was – de menigte – een bepaling van hoedanigheid: het is de algemeene geaardheid, het ziellooze grauw, het is de mensch in zooverre hij zich niet van anderen onderscheidt en slechts een exemplaar van de soort vormt’ (Ortega 1933: 4).

Masa es ‘el hombre medio’. De este modo se convierte lo que era meramente cantidad – la muchedumbre – en una determinación cualitativa: es la cualidad común, es lo mostrenco social, es el hombre en cuanto no se diferencia de otros hombres, sino que repite en sí un tipo genérico. (Ortega 1948)

De horde is de gemiddelde mensch. Op deze wijze wordt datgene wat louter hoeveelheid was – de menigte – een bepaling van hoedanigheid: het is de algemeene geaardheid, het ziellooze grauw, het is de mensch in zooverre hij zich niet van anderen onderscheidt en slechts een exemplaar van de soort vormt. (Ortega 1933)

Massa is ‘de gemiddelde mens’. Aldus verandert wat louter kwantiteit was – de menigte – in een bepaalde hoedanigheid: het gaat om de doorsnee kwaliteit, het gemiddelde, het grijze, de mens die niet van andere mensen te onderscheiden is en niet anders wil zijn dan standaard, exemplarisch voor de soort. (Ortega 2015)

Wat opvalt bij Brouwer is dat de aanhalingstekens rond ‘de gemiddelde mens[ch]’ zijn weggevallen. Boomsma herstelt ze terecht in ere. Niet in de eerste plaats omdat hij daarmee de tekst van Ortega getrouwer volgt (straks zal blijken dat dit geen zaligmakend criterium is), maar omdat deze aanhalingstekens wijzen op een reeds bestaand taalgebruik dat wordt geciteerd. Ortega kiest aansluiting bij een statistische terminologie die afkomstig is uit het idioom van de sociale wetenschap. Daarmee geeft hij zijn opmerking een zekere distantie en dus het air van objectieve analyse mee. Ze wordt uit het woordgebruik van de omgangstaal gelicht en verwijdert zich daarmee uit de sfeer van het ‘men zegt’: de grofheid van het oordeel dat men verwacht van een ‘horde’.

Het daaropvolgende zinsdeel, tot aan het eerste liggende streepje, wordt door Boomsma aanzienlijk vlotter en korter vertaald dan door Brouwer. Gebruikt die laatste vrijwel evenveel woorden als Ortega (9 tegen 10), Boomsma kan af met 6 en moderniseert daarmee Ortega’s stijl aanzienlijk, zonder enig betekenisverlies. In het tweede deel van die zin grijpt hij met het woord ‘doorsnee’ uitdrukkelijk terug op de statistische terminologie van de voorafgaande zin. Een dergelijke betekenis is in het Spaanse común niet aanwezig, maar Boomsma versterkt daarmee niet alleen de continuïteit tussen beide observaties. Hij legt in de tweede opnieuw het accent op de sociologische benadering waarmee La rebelión vandaag de dag zich zoveel relevanter betoont dan wanneer het boek als een politieke analyse gelezen wordt.

‘Lo mostrenco social’ wordt door Brouwer vertaald met ‘het ziellooze grauw’, door Boomsma met ‘het grijze’. Bij die laatste valt op dat daarvóór een toevoeging staat die men bij Ortega en Brouwer niet terugvindt: ‘het gemiddelde’. Enerzijds wordt daarmee het woord ‘doorsnee’ mathematisch nader toegelicht, anderzijds wordt het wegvallen van het woord social bij mostrenco gecompenseerd: niet als mathematische bepaling maar vanwege de vrijwel onvermijdelijke associatie met ‘de gemiddelde mens’: een woord dat in het slotdeel van deze zin bij Ortega expliciet valt en hier dus, om verdubbeling te voorkomen, ongenoemd moet blijven.

Belangrijker is echter de vertaling van mostrenco: ruw, traag (van geest), bruut, onbeschaafd. Brouwer vertaalt het fraai met ‘het ziellooze grauw’, waarbij ook hij het woord social impliciet laat. ‘Het grauw’ drukt deze sociale betekenis op zich voldoende uit, maar lijdt opnieuw aan het euvel dat daarin een misprijzen doorklinkt dat thuishoort in een wereld waarin de standen gescheiden zijn. Niet voor niets zou Marten Toonder het later tot stopwoord maken van de markies de Canteclaer. Zoals al eerder gezegd, is het Ortega niet om een dergelijk standsverschil te doen. Integendeel: de massa(mens) is een verschijnsel dat iedere persoon in de hedendaagse cultuur in zichzelf meedraagt. Terecht kiest Boomsma daarom voor ‘het grijze’, waarin enerzijds opnieuw de genoemde statistische middelmaat doorklinkt, maar dat nu ook een morele bijklank krijgt, zoals in de titel van Chris van der Heijdens Grijs verleden. Om dit moreel (beter dan moraal) van de hedendaagse mens gaat het Ortega immers: de mens die in alle opzichten gemiddeld is, blijft ook in zijn opvattingen en handelen een lulletje rozenwater.

Vertalerskleinmoedigheid
In het laatste deel van de zin vereenvoudigt Boomsma opnieuw Ortega’s (door Brouwer letterlijk gevolgde) formulering. ‘De mens in zoverre hij...’ wordt ‘De mens die...’ Snelheid van uitdrukking wint het hier van precisie, zonder dat dat overigens voor het goede begrip van de tekst gevolgen heeft. Het verlies wordt in het tweede deel van deze formulering gecompenseerd. Bij Ortega (en Brouwer) is de mens dankzij het ‘in zoverre’ verdeeld in twee aspecten of attitudes: voor zoverre hij zich wél en (dus ook) zich níét van anderen onderscheidt. Deze verdeeldheid of innerlijke tweespraak komt bij Boomsma terug dankzij het woord ‘wil’ in ‘niet anders wil zijn dan standaard’. Bij beide andere auteurs staat dáár immers niets meer dan ‘is’, terwijl Boomsma van deze constatering een innerlijke overweging (‘wil’) en dus gespletenheid maakt. 

Daarmee is de exacte bedoeling van Ortega weer hersteld, maar is de zwaarte van Brouwers vertaling omgebogen in een vlotte en zelfs elegante uitdrukkingswijze. Opnieuw veroorlooft Boomsma zich dan echter een toevoeging. Het woord ‘standaard’ is niet letterlijk bij Ortega terug te vinden maar herstelt wel het herhalingselement van het bij Brouwer met een neutraal ‘is’ vertaalde repite van Ortega. Minstens zo belangrijk is dat daarmee opnieuw de nadruk wordt gelegd op het statistisch-sociologische dat in deze passage scherp moet worden onderscheiden van het volks-politieke dat Brouwer erin leest. Tipo wordt daarom door Boomsma opgesplitst in ‘standaard’ en ‘exemplarisch’ (dat we bij Brouwer wél weer terugvinden). De grootste winst die daarmee geboekt wordt is de aansluiting bij het hedendaagse taalgebruik, waarin ‘standaard’ bijna een bijvoegelijk naamwoord is geworden.

Via deze subtiele, maar doorslaggevende vertaalbeslissingen heeft Diederik Boomsma deze tekst niet alleen literair op een verrassende wijze weten af te stoffen maar ook inhoudelijk weten te actualiseren en opnieuw betekenis weten te geven voor het publieke debat. Hij heeft daarbij doortastend en – naar de maatstaf van de huidige vertaalethiek – soms overmoedig te werk moeten gaan. Maar in de in het boek opgenomen toelichting ‘Over de vertaling’ pareert hij elk bezwaar daartegen overtuigend. ‘Goed schrijven impliceert een zekere krasse stoutmoedigheid,’ zo citeert hij Ortega. ‘Welnu, de vertaler is gewoonlijk een kleinmoedig mens. [...] Wat moet hij beginnen met die rebelse tekst? [...] De kleinmoedigheid zal in hem zegevieren en in plaats van tegen de grammaticale decreten in te gaan zal hij het tegengestelde doen: hij zal de door hem vertaalde schrijver in de kerker van de gebruikelijke taal opsluiten, m.a.w. hij zal hem verraden...’

Noem het Ortega’s hoogstpersoonlijke variant op het oude smaadwoord traduttore traditore – al lijkt hij de vertaler in dit geval geen overmatige eigenzinnigheid maar juist te slaafse onderworpenheid te verwijten. Boomsma schrijft daarop dat hij geprobeerd heeft zijn ‘kleinmoedigheid’ als vertaler te overwinnen. Daarin is hij glorieus geslaagd. Niet door het te zoeken in grammaticale incorrectheid en evenmin door Ortega ver weg te voeren van ‘de kerker van de gebruikelijke taal’. In zekere zin heeft hij diens tekst juist in een zeer ‘gebruikelijk taaleigen’ gevat. Maar daarbij ging het niet om de gebruikelijkheid van Ortega’s eigen tijd en taal. Het is het idioom geworden van onze hedendaagse sociale wetenschappen en de daaraan ontleende terminologie van het publieke debat anno nu. 

Zo kon La rebelión de las masas opnieuw de frisheid en relevantie krijgen die het boek bij verschijnen had en die het ook vandaag de dag verdient. Over de verzorgde uitgave, aangevuld met betekenisvolle teksten uit de rest van Ortega’s oeuvre, en de liefdevolle toelichting en annotatie heb ik het dan nog niet gehad. In dit tijdschrift moet het over vertaling gaan. Daarin heeft deze uitgave voor filosofische en menswetenschappelijke literatuur een nieuwe standaard gezet.

José Ortega y Gasset, De opstand van de massamens. Vertaald door Diederik Boomsma. Rotterdam: Lemniscaat, 2015.

 

Bibliografie
Ortega y Gasset, José. 1933. De opstand der horden. Vertaald door Dr. J. Brouwer. ’s-Gravenhage: N.V.H.P. Leopold’s Uitgevers-Mij. 

Ortega y Gasset, José. 194811La rebelión de las masas. Madrid: Revista de Accidente.

Ortega y Gasset, José. De opstand van de massamens. Vertaald door Diederik Boomsma. Rotterdam: Lemniscaat, 2015.