Dit wordt geen vergelijkend warenonderzoek. Het gaat hier om het voorzetsel ‘out of’. En naar het voorbeeld van Leopold Bloom nemen we een omweg, niet onder de motto’s ‘Hoe langer de omweg, hoe eerder thuis’ (V 436) of ‘Een goed pad krom loopt niet om’ (C&N 399), maar op het ritme van de woorden van Joyce in de ‘Nausicaa’-episode (‘Longest way round is the shortest way home’) in de heerlijke nieuwe vertaling van Erik Bindervoet en Robbert-Jan Henkes: ‘Langste weg om is de kortste naar huis’ (B&H 444). De vraag die hier, in verband met Ulysses van Joyce, centraal staat, is die van professoressa Ottolenghi in Samuel Becketts verhaal ‘Dante and the Lobster’: ‘Denk je dat het absoluut noodzakelijk is het te vertalen?’ De omweg zal een dubbel ommetje zijn, volgens proustiaans recept: enerzijds du côté de chez Dante, anderzijds du côté de Wordsworth. Om uiteindelijk in Ithaka thuis te komen.
Du côté de chez Dante
Joyce mag dan de koning van de woordspeling zijn, Dante kon er ook wat van. In ‘Dante and the Lobster’ loopt de hoofdfiguur Belacqua te tobben over een vertaalprobleem. Het gaat om een zin uit de Divina Commedia van Dante. In het begin van Inferno was het nog gepermitteerd om medelijden (‘pietà’, in het Engels ‘pity’) te voelen met de heldhaftige heidenen in het voorportaal van de hel. Zij konden er toch niets aan doen dat ze daar zaten. Ze waren gewoon te vroeg geboren om door Christus verlost te worden. Maar zestien canto’s verderop is de situatie helemaal anders. Dante en Vergilius komen de waarzeggers tegen en hier zou het, volgens de middeleeuwse christelijke leer, totaal ongepast zijn om medelijden te voelen. Of zoals Dante het uitdrukte: ‘qui vive la pietà quando è ben morta’ (Inferno,Canto 20, regel 28). ‘Pietà’ kan zowel ‘medelijden’ als ‘vroomheid’ betekenen. Die dubbele betekenis benutte Dante volop om de woordeconomie op de spits te drijven in wat Belacqua een ‘superb pun’ noemt. Als gedichten trappen van vergelijking konden hebben, dan was dit een gedichtst. Dante laat het woord ‘pietà’ een dubbele shift werken door het tegelijkertijd de functie van twee woorden te laten vervullen: ‘Hier leeft pietà pas als ze dood is.’ [Hier leeft de vroomheid pas als het medelijden dood is; passim onderstrepingen DVH] Oog in oog met de waarzeggers in Canto 16 ben je pas vroom (‘pietà’ in de zin van piëteit) wanneer je geen medelijden toont (‘pietà’ in de zin van het Engelse pity). Het zou immers niet vroom zijn te denken dat de Alwetende zich bij het vellen van zijn goddelijk oordeel zou laten leiden door zijn emoties. Belacqua pijnigt zijn hersenen om die ‘superb pun’ te vertalen. En tijdens de les Italiaans vraagt hij zijn ‘professoressa’ om hulp: ‘I wonder how you could translate that?’ Er valt even een stilte. Uiteindelijk beantwoordt ze de vraag met een wedervraag: ‘Do you think it is absolutely necessary to translate it?’1
Het gaat hier maar om een enkele regel, maar stel dat het zou gaan om een dikke pil van ettelijke honderden bladzijden, tjokvol associatieve gedachten en gutsend van de bewustzijnsstromen, een roman die al twee keer in het Nederlands was vertaald. Stel dat je bij een uitgever aanklopt om dat boek voor de derde keer te vertalen. Negen kansen op tien is het antwoord van de uitgever de wedervraag: ‘Denk je dat het absoluut noodzakelijk is het te vertalen?’ Maar die wedervraag zou ingegeven zijn door economische overwegingen, terwijl het de professoressa te doen was om de woordeconomie van de pun ‘pietà’. Hoe kun je die nu vertalen? Vaak komt vertalen neer op het nemen van moeilijke beslissingen, terwijl Dante hier nu net speelt met de aporie, de onbeslisbaarheid – tegelijk ‘pity’ en ‘piëteit’, tegelijk levend en dood.
Du côté de Wordsworth
Ortwin de Graef2 vestigt de aandacht op een dergelijke aporie in het negende boek van The Prelude van Wordsworth. De dichter probeert een verklaring te vinden voor de teleurstelling die hij aanvankelijk voelde toen hij in de nadagen van de Franse Revolutie in Parijs aankwam. Alle heisa rond ‘liberté’, ‘fraternité’ en vooral ‘égalité’ leek hem wat overdreven. Hij kwam van Engeland en had in Cambridge gestudeerd, waar hij het gevoel had gehad dat iedereen altijd al op voet van gelijkheid leefde. Voor hem was ‘égalité’ dus niets nieuws: ‘unto me the events / Seemed nothing out of nature’s certain course’. In de context is de meest voor de hand liggende betekenis zoiets als ‘in mijn ogen leken de gebeurtenissen niets buitengewoons’. Maar ‘out of’ kan in theorie ook betekenen ‘vanuit, komende uit’: ‘de gebeurtenissen leken mij niet voort te vloeien uit de vaste koers van de natuur’. Uiteraard is de eerste vertaling de meest plausibele in de context, maar de theoretische mogelijkheid van de tweede betekenis trilt subtiel mee wanneer in de volgende boeken van The Prelude blijkt dat Wordsworth achteraf zo diep ontgoocheld raakte dat hij een zenuwinzinking nabij was. Het zelfzekere ‘niets buitengewoons’ maakt plaats voor iets dat niet ‘uit de vaste koers van de natuur’ voortvloeit. De dubbelzinnigheid van ‘out of’ weerspiegelt het filosofische dilemma rond het begrip ‘égalité’: aan de ene kant het idee van Rousseau dat alle mensen gelijk geboren zijn, maar door hun maatschappelijke omstandigheden ongelijk worden; aan de andere kant de mening – zoals bijvoorbeeld Nietzsche die later ventileerde – dat alle mensen van nature ongelijk zijn. Even gelijk of ongelijk als alle Nederlandse vertalingen van Ulysses.
Neem nu de vraag van de hoer Florry in de ‘Circe’-episode: ‘Are you out of Maynooth?’ Waarop Stephen antwoordt: ‘Out of it now. (to himself) Clever.’ (15.2533–35).
Kom je uit Maynooth? (...)’ / Ja, er uit, dat is het goeie woord. (Bij zichzelf.) Slim. (V 585)
Kom je uit het seminarie van Maynooth? (...) / Eruit, dat is het goede woord. (bij zichzelf) Knap. (C&N 546)
Kom jij niet van Maynooth? (...) / Ervan af inmiddels. (tegen zichzelf) Slim. (B&H 599)
Dat zowel Vandenbergh als Claes en Nys ‘now’ vertalen als ‘dat is het goeie/goede woord’ is op zich interessant. Stephen had wellicht het meer gebruikelijke voorzetsel ‘from’ verwacht: ‘Are you from Maynooth?’ Bij Vandenbergh lijkt Stephen Florry’s idiosyncratisch voorzetselgebruik meteen te interpreteren als een kernachtige manier om zijn vrijwillige ballingschap of zijn Exil-poëtica uit te drukken. Le mot juste, quoi. Claes en Nys vestigen de aandacht op de plek en duiden Maynooth als het seminarie van Maynooth. Op die manier wordt impliciet een plausibele verklaring gegeven voor Florry’s woordkeus (‘out of’, niet ‘from’). Maar het is niet uit te sluiten dat Florry’s woorden niet zo bewust of niet zo zorgvuldig zijn gekozen, of dat de uitdrukking deel uitmaakt van haar regiolect. In dat geval ligt de nadruk veel meer op Stephens interpretatie van het voorzetsel, zoals die in de vertaling van Bindervoet en Henkes naar voren komt, en waarbij ten volle rekening wordt gehouden met ‘now’, in tegenstelling tot het verleden; ‘inmiddels’ is er inderdaad van alles gebeurd. Het staat Stephen vrij om in ‘out of’ zijn hele ballingschapsesthetica te projecteren, maar hij is zich wellicht ook maar al te goed bewust van de paradoxale tragiek van zijn artistieke ambities. De vlucht van Dedalus is uiteindelijk een val van Icarus gebleken. Zijn ballingschap in Parijs was maar van zeer korte duur. Hij mag dus wel ‘out of’ Maynooth zijn, maar bevindt zich intussen mentaal verlamd in Dublin, in ‘vogelvlucht’ amper vijfentwintig kilometer van Maynooth.
In het boek ontwikkelt zich een complex semantisch netwerkje rond dit voorzetsel:
Phoe! zei Buck Mulligan. Wilde en paradoxen zijn we ontgroeid. (B&H 24)
[Pooh! Buck Mulligan said. We have grown out of Wilde and paradoxes.3 (1.554)]
Al die vragen zijn louter academisch, orakelde Russell vanuit zijn schaduw. (…) De opperste vraag bij een kunstwerk is hoe diep het leven is waaruithet ontspringt. (B&H 221)
[All these questions are purely academic, Russell oracled out of his shadow. (…) The supreme question about a work of art is out of how deep a life does it spring.4 (9.46–50)]
Om het gelukkige uur nog meer glans te verlenen overwoog hij of hem hetzelfde geluk ten deel zou vallen als de heer Philip Beaufoy mocht het op schrift worden gesteld, gesteld dat hij iets buitenhet gebaande pad zou schrijven (...) (B&H 735)
[To improve the shining hour he wondered whether he might meet with anything approaching the same luck as Mr Philip Beaufoy if taken down in writing suppose he were to pen something out of the common groove (…)5 (16.1229–30)]
Blooms overdreven inspanning om zo goed mogelijk te schrijven verstikt zichzelf onder de opeengepakte stijlfiguren en clichés. De manier waarop Bindervoet en Henkes dit effect weergeven (door bijvoorbeeld ‘gesteld’ tegen ‘gesteld’ te laten botsen), is typerend voor de passie voor Joyce en het enorme plezier dat uit deze nieuwe vertaling spreekt, en dat afstraalt op de lectuur. Dit leesplezier heeft niet alleen te maken met stilistische virtuositeit. Blooms idee om iets ‘out of the common groove’ te schrijven, midden in een episode die bolstaat van de clichés, is uiteraard hilarisch, maar in combinatie met de andere geciteerde passages is het voorzetseltje ‘out of’ – met zijn dubbele betekenis – het concentraat van een complete poëtica. Bij elk van de citaten hierboven is Stephen in de buurt, de kunstenaar die zich als jongeman had voorgenomen ‘To live, to err, to fall, to triumph, to recreate life out of life!’6 In Stephen Hero had Joyce als jonge kunstenaar aanvankelijk geprobeerd om rechtstreeks uit zijn leven te putten, maar dat project onderbrak hij halverwege. Het was pas wanneer hij erin slaagde het voorzetsel ‘out of’ zijn dubbele betekenis te geven dat A Portrait, Ulysses en uiteindelijk Finnegans Wake ontstonden. En dat is meteen ook de reden waarom vertalingen van zijn werk zo nodig zijn, want vertalingen zijn altijd herscheppingen van leven ‘out of life’: ‘komende uit’ de brontaal en toch altijd een beetje ‘erbuiten’, zoals Ulysses rechtstreeks uit Dublin voortkomt, maar enkel buiten Dublin geschreven kon worden. Dus, om terug te komen op de vraag ‘Denk je dat het absoluut noodzakelijk is het te vertalen?’ Ja, zeker. Hoe vaker hoe liever.
Noten
1 Samuel Beckett, More Pricks than Kicks, edited by Cassandra Nelson, London: Faber & Faber, 2010, p. 12.
2 Ortwin de Graef, ‘Nothing out of Hermeneutics’ Certain Course’, Image [&] Narrative: Online Magazine of the Visual Narrative, September 2001. [geraadpleegd 8 november 2012] http://www.imageandnarrative.be/inarchive/illustrations/ortwindegraef.htm
3 ‘Bah! zei Buck Mulligan. Aan Wilde en paradoxen zijn we wel ontgroeid.’ (V 24)
‘Pfff! zei Buck Mulligan. Voor Wilde en paradoxen zijn we te oud geworden.’ (C&N 22)
4 ‘Al die kwesties zijn zuiver academisch, orakelde Russell vanuit zijn donkere hoekje. (...) Het allervoornaamste omtrent een kunstwerk is hoe diep het leven wel is waaraan het ontspringt.’ (V 216)
‘Dat zijn allemaal puur academische problemen, orakelde Russell vanuit zijn schaduw. (...) Het uiteindelijke probleem bij een kunstwerk is uit welke levensdiepte het ontspringt.’ (C&N 200)
5 ‘Om de schone kans waar te kunnen nemen vroeg hij zich af of hij als hij het neerschreef wat hij meemaakte bij benadering hetzelfde geluk zou hebben als Mr Philip Beaufoy. Als hij eens iets neerschreef dat buitende gewone sleur viel [...].’ (V 715)
‘En om deze gulden stond ten volle te benutten, vroeg hij zich af of hij met een beschrijving ervan niet bij benadering evenveel geluk kon hebben als Mr Philip Beaufoy, in de veronderstelling dat hij tegen een honorarium van één guinea per kolom iets op papier zette dat buiten het gewone viel [...].’ (C&N 677)
6 James Joyce, A Portrait of the Artist as a Young Man, London: Penguin Classics, 1992, p. 186.