Over Het getuigenis van Jarfos van Rafael Sánchez Ferlosio    88-90

Ricardo Conde van Veldhuizen

Rafael Sánchez Ferlosio, Het getuigenis van Jarfos, uit het Spaans vertaald en van een nawoord voorzien door Miel Slager. Utrecht: IJzer, 1997, 253 p. ISBN 90 74328 23 7.

Waar onze tijd enerzijds gekenmerkt wordt door globalisering, zien we tege­lijkertijd, en gedeeltelijk als gevolg hier­van, een toenemende culturele diversi­teit. Binnen het steeds groter wordende geheel zien we op regionaal en lokaal ni­veau de behoefte groeien om uitdruk­king te geven aan de eigen culturele identiteit en nieuwe culturele vormen ontstaan door vermenging van verschil­lende culturele invloeden. In datzelfde proces van globalisering en culturele di­versificatie wordt de rol van vertalingen en vertalers steeds belangrijker. Zij slaan immers een brug tussen culturen: met hun hulp treden culturen met elkaar in contact, communiceren ze met elkaar en ontstaat er de mogelijkheid tot we­derzijds begrip en beïnvloeding. De pro­blematiek van het vertalen is daarmee niet alleen talig van aard, maar raakt ook kwesties van culturele identiteit en ‘transculturatie’. De invloed van en de verwijzingen naar de culturele context die voor het publiek van de brontekst impliciet te begrijpen zijn – zij delen im­mers dezelfde context – moeten ook voor het nieuwe publiek van de doeltekst – wiens context een andere is – tastbaar worden, zonder dat daarmee afbreuk wordt gedaan aan het specifieke van de ‘bron-context’.

Op het eerste gezicht lijkt Mie! Sla­ger, de vertaler van Het getuigenis van Jarfos, weinig met deze problematiek te maken te hebben gehad. De roman speelt in een denkbeeldige wereld en wordt daardoor nauwelijks getekend door de Spaanse historische en culturele context. De wereld die in de roman geschetst wordt, is voor het oorspronkelijke pu­bliek net zo vreemd als voor ons. Maar de wereld van Het getuigenis van Jarfos bestaat, net als de onze, uit verschillen­de culturen die met elkaar in contact ko­men. De roman gaat over het leven van de prinsen Nebrid en Sorfos. Nebrid ver­laat zijn land en gaat in ballingschap, na­dat zijn vader een bevriend vorst ver­moord heeft. We volgen zijn tocht langs de verschillende volkeren en culturen van het stroomgebied van de Barcial-ri­vier. Later keert Sorfos, Nebrids zoon, terug naar het land van zijn vader om de troon op te eisen.

Centraal staat in deze roman de rede als fundering voor het handelen van de personages, en in deze zin is Het getuigenis van Jarfos te karakteriseren als een werk over moraal. Het belang dat daarbij wordt toegekend aan taal, als in­strument van de rede, is fundamenteel. Door taal kunnen individuen met elkaar communiceren, wordt het hun mogelijk in grotere verbanden te leven, en kunnen zij hun samenleving inrichten. De rol van taal wordt daarbij niet beperkt tot die tussen individuen of groepen binnen een samenleving. In de roman worden verschillende samenlevingen, volkeren en culturen met elkaar in aanraking ge­bracht. Inhoudelijk speelt de bovenge­noemde problematiek dus een belangrij­ke rol. Dit wordt bijvoorbeeld duidelijk in de passage waarin Nebrid en zijn huishouding tijdens hun tocht te gast zijn bij de Iskobaskische koning. In een humoristisch fragment betwisten de ko­ning en zijn tolk de juiste vertaling van het begrip ‘doel’: de tolk had dat begrip vertaald alsof het ging om een gegeven doel, een bestemming of lot, terwijl de koning begrepen had dat Nebrid sprak over een niet gegeven doel, een doel dat men zichzelf stelt. De inadequate verta­ling door de tolk van dat concept zorgt ervoor dat de Iskobaskische koning en Nebrid in eerste instantie moeilijk tot wederzijds begrip komen. Tekenend is ook het personage van Irra, die de dia­lecten van de verschillende Op-weg­naar-zee-volken bestudeert. In de passa­ge waarin Irra spreekt over de volkeren van ‘Lachkanters’ en ‘Huilkanters’ lijkt taal juist een goed begrip te belemme­ren. De andere volkeren zien hun voor­oordelen bevestigd in die namen, door­dat ze deze rechtstreeks in verband bren­gen met het karakter van de Lach- en Huilkanters. Toch blijkt ook hier uitein­delijk dat taal fundamenteel is voor een juist begrip van volkeren en culturen, als Irra uitlegt dat ‘wie de oude zegswijzen kent in onze inheemse talen, weet dat er ooit twee uitdrukkingen waren op één patroon om te zeggen dat de zon opgaat en dat hij ondergaat; die uitdrukkingen, die nu volkomen in onbruik zijn geraakt, luidden: “de dag lacht” en “de dag huilt”’. De namen blijken dus alleen be­trekking te hebben op de geografische herkomst van de betreffende volkeren.

De aandacht die Rafael Sánchez Ferlosio thematisch besteedt aan de taal en de rede, wordt in Het getuigenis van Jarfos ook gereflecteerd in de vorm. De dramatische handeling is in de roman van relatief ondergeschikt belang; het gaat vooral om de deliberaties van de personages in de vorm van lange monologen en dialogen. De uitweidingen zijn zo gedetailleerd en de redeneringen zo ver doorgevoerd dat Ferlosio de lezer letterlijk ‘tergt’. Het is dan ook geen boek dat makkelijk wegleest, maar het verlangt juist onze betrokkenheid. Met deze stijl dwingt de auteur ons de aan­dacht op het woord en de rede te vesti­gen. De lezer wordt verplicht de ratione­le overwegingen te volgen en erop te re­flecteren. De roman lijkt te spelen in een lang vervlogen tijd, getuige de in onze ogen primitieve opbouw van die denk­beeldige wereld. Maar het is ook, en mis­schien wel met name, de stijl die die in­druk wekt: de rol die het woord en de rede in deze roman spelen doen denken aan de klassieke didactische literatuur.

De oorspronkelijke stijl is in de vertaling behouden. Miel Slager heeft de verleiding weerstaan om er een vlotter leesbaar boek van te maken. Daarmee zou de essentie van de roman verloren zijn gegaan. Weliswaar zijn de zinnen in het algemeen korter dan in het origineel, maar dat doet aan de stijl geen afbreuk. Bepaalde namen en termen zijn qua woordbeeld en uitspraak aan het Neder­lands aangepast – Yarfoz werd Jarfos, Se­semnesces Sessemnezen en Escescésina werd Sessesina –, maar nooit zijn be­staande Nederlandse woorden gebruikt waar in het origineel niet-bestaande woorden voorkomen. De grootste in­spanning heeft de vertaler echter gele­verd met het in overeenstemming bren­gen van de Nederlandse tekst met de au­thentieke stijl die een lezer verwacht bij een vervlogen tijd en bij klassieke didac­tische literatuur. Daar waar mogelijk maakt hij gebruik van oorspronkelijk Nederlandse woorden en termen, en niet van hun romaniserende equivalenten – ook niet als deze laatste in het heden­daagse taalgebruik meer gangbaar zijn. Hij gebruikt ‘kunstzinnig’ waar ook ‘ar­tistiek’ mogelijk zou zijn en we lezen over ‘voorwaarden’ in plaats van ‘con­dities’. Hij kiest er echter voor de klas­sieke termen uit de originele tekst te be­houden: ‘necropolis’ in plaats van ‘do­denstad’. Hier gaat een enigszins archaï­serend effect vanuit, wat de authentici­teit van de tekst ten goede komt. Met deze inspanning heeft Mie! Slager een fundamentele bijdrage geleverd aan het behoud van de functie en bedoeling die Sánchez Ferlosio aan de tekst toegekend lijkt te hebben. Het getuigenis van Jarfos is dan ook een vertaling geworden die het origineel op geen enkele manier tekort doet en waaraan elke vertaler ook qua thematiek zijn hart kan ophalen.