Abstract: De Spaanse uitgeversbeurs Liber stond in 1995 in het teken van de Nederlandstalige literatuur; Nederlandse en Vlaamse schrijvers werden naar Barcelona gehaald om uit hun werk voor te lezen. Linn ging na wat er sinds 1945 zoal uit het Nederlands is vertaald en probeert te verklaren waarom het maar niet wil vlotten met de Spaanse belangstelling voor de Nederlandse letteren.
De grootste Spaanse uitgeversbeurs, Liber, die in het najaar van 1995 in Barcelona werd gehouden, stond in het teken van Nederlandstalige literatuur. De Stichting Liber ’95 – een dochter van de Stichting Frankfurter Buchmesse van 1993, waarop de Nederlandstalige literatuur zo’n succesvol Schwerpunkt was – had er werk van gemaakt. Nederlandse en Vlaamse schrijvers van literatuur voor volwassenen en kinderen werden naar Spanje gehaald om uit hun werk voor te lezen en er werden contacten gelegd met uitgevers, critici en de pers. Hopelijk krijgt de bekendheid van de Nederlandse letteren in de Spaanstalige wereld door dit evenement eindelijk eens een flinke impuls, want het wil maar niet vlotten met de Spaanse belangstelling. Hoe komt dat?
Vanzelfsprekend staan recente ontwikkelingen niet los van het verleden, en een terugblik kan vaak helpen verklaren waarom iets op een bepaalde manier is gelopen. Daarom wil ik de huidige stand van zaken wat betreft de Nederlands-Spaanse vertalingen bezien in het licht van wat er voordien is vertaald. Ik neem hierbij 1945 als startpunt, omdat er vóór die tijd, voor zover geregistreerd, nauwelijks iets uit het Nederlands in het Spaans is vertaald. Om de vijf jaar ben ik in een peiljaar (dus 1945, 1950, 1955 enz., tot 1995) nagegaan wat er uit het Nederlands in het Spaans is vertaald. Verder is het Buchmesse-jaar 1993 onder de loep genomen, en omdat gaandeweg bleek dat de tweede helft van de jaren zestig interessante gegevens opleverde, heb ik nog een extra jaar geselecteerd dat 25 jaar vóór dit evenement viel, dus 1968. Ten slotte ben ik vanaf 1995 de meest recente gegevens nagegaan (t/m 31 maart 1997).’ Mijn bronnen vormden een aantal bibliografieën van vertaalde Nederlandstalige werken, met name de Bibliographia Neerlandica van Morel (1962), die tot 1957 loopt, Het Nederlandse boek in vertaling van Van Raan en andere medewerkers van de Koninklijke Bibliotheek (tot 1992) en de aanvullingen hierop, die in het tijdschrift Ons Erfdeel verschijnen. Na een blik op het verleden en een overzicht van de actuele situatie op basis van deze bibliografische gegevens kijk ik tot slot naar het toekomstperspectief van de Nederlandse letteren in Spaanse vertaling.
Tot 1960 wordt er nauwelijks iets vertaald. In 1945, 1950 en 1955 verschijnen er alles bij elkaar slechts zes vertalingen, waaronder twee ‘oorlogsboeken’: een geschiedenis van ons land onder het naziregime door Lou de Jong en een eerste Spaanse uitgave van het meest vertaalde Nederlandstalige boek aller tijden: het dagboek van Anne Frank. In de jaren zestig begint het aantal vertalingen aan te trekken, met een uitschieter in 1968. Vanaf 1970 loopt het aantal vertalingen terug en in de jaren negentig valt er een lichte opleving te constateren.’
1968: een topjaar voor het religieuze boek
Bij het doornemen van de gegevens over de jaren zestig bleek 1968 eruit te springen. De bibliografieën vermelden dat jaar tezamen 38 voor het eerst in het Spaans vertaalde titels. De categorieën sociale wetenschappen en filosofie zijn met respectievelijk vijf en zes titels, vooral over ethische vraagstukken, goed vertegenwoordigd, maar de afdeling theologische werken spant met vijftien stuks de kroon. De Vlaamse theoloog en hoogleraar te Nijmegen Schillebeeckx blijkt een bestseller-auteur, met in dat jaar vijf in het Spaans vertaalde titels. Ook onder de herdrukken bevinden zich, naast een negende druk van het populaire, uit 1926 stammende handboek Het volkomen huwelijk van Th.H. van de Velde, zeven godsdienstige werken.
Hoe valt de populariteit van het religieuze boek uit Nederland in de jaren zestig tot halverwege de jaren zeventig te verklaren? Belangrijk is dat dit fenomeen niet op zichzelf staat: er is sprake van een internationale trend, die samenhangt met de veranderende maatschappelijke rol van de rooms-katholieke kerk. Van 1962 tot 1965 werd op instigatie van de vooruitstrevende paus Johannes XXIII het Tweede Vaticaans Concilie gehouden, waarbij de katholieke kerk op een aantal punten ingrijpend werd gemoderniseerd. Zo werd besloten bij de liturgie niet langer het Latijn maar de eigen landstaal te bezigen en werden de banden met andere kerkelijke gemeenschappen aangehaald. Nederland, dat bij de modernisering vooropliep, vervulde voor andere Europese landen een voortrekkersrol. In Italië bijvoorbeeld werden de ontwikkelingen in het katholicisme in Nederland na het Tweede Vaticaans Concilie op de voet gevolgd. In het kielzog hiervan genoten ook werken op ethisch en psychologisch gebied grote belangstelling en werden ze na publicatie direct in het Italiaans vertaald. Blijven we nog even bij 1968, dan zien we dat ook in de Franse, Duitse en Engelse vertalingen uit het Nederlands het thema ‘vernieuwing in kerk en godsdienst’ overheerst. Verschillende, ook in het Spaans vertaalde titels kondigen de veranderingen al aan: De kerk in een nieuwe wereld, Het graf van God, Vernieuwd geweten... Ook in andere Europese talen wordt het ene na het andere boek van de kritische theoloog Schillebeeckx, die tijdens het Concilie adviseur was van de Nederlandse bisschoppen, een bestseller. Het ambts-celibaat in de branding bijvoorbeeld ziet in één jaar het licht in vier vreemde talen: Spaans, Italiaans, Engels en Duits. En in het Catalaans, de tweede taal van Spanje, is het enige boek dat in 1968 uit het Nederlands vertaald wordt alweer een Schillebeeckx (L’Esglesia i l’home segons el Vaticá II).
De belangstelling voor het Nederlandse katholicisme in het buitenland houdt na 1968 niet abrupt op, maar eind jaren zeventig stort de markt voor godsdienstige werken, net als elders in Europa, wel echt in. Een voor de hand liggende verklaring daarvoor is dat door de voortschrijdende ontkerkelijking in Europa Nederland zijn gidsfunctie op theologisch gebied verliest.
1970-1990: succes van de kinder- en jeugdliteratuur
Tegelijk met de afkalvende aandacht voor theologische werken komt vanaf ongeveer 1970 het Nederlandse kinderboek in Spanje op. Worden er in 1970 en 1975 nog uitsluitend Dick Bruna’s vertaald – alle twaalf titels die in die jaren verschijnen –, na 1980 is het aanbod diverser: in 1985 worden vier verschillende auteurs vertaald en vijf andere herdrukt. Geliefde schrijvers in Spanje zijn met name Paul Biegel, Annie M.G. Schmidt en Jan Terlouw, die tussen 1980 en 1990’ met respectievelijk negen, acht en zeven titels vertegenwoordigd zijn en nog steeds worden herdrukt. Het zegt wel wat over hun populariteit dat deze auteurs ook zijn vertaald in de belangrijkste regionale talen van Spanje: het Catalaans, Galicisch en Baskisch (zie Duez & Linn 1995= 51-52).
Dat Nederlandse kinderboeken vooral in de jaren tachtig aanslaan in Spanje, is alweer geen geïsoleerd fenomeen, want ook in andere Europese landen, vooral Duitsland, doen ze het in die tijd goed. Vaak vullen ze een lacune in de vreemdtalige literatuur. Een Duitse uitgever bestempelt de Nederlandse kinder- en jeugdliteratuur vanaf 1980 prijzend als ‘vernieuwend, experimenteel, moedig en – anders dan in Duitse kinderboeken – zonder duidelijke pedagogisch-moralistische vraagstelling’ (geciteerd in Maas 1994: 19). Deze typering lijkt ook het succes van Nederlandse kinderboeken in Spanje te verklaren. Bij de Spaanse Ediciones sm is Thea Beckmans Kruistocht in spijkerbroek een van de best lopende titels uit het fonds. María Jesús Gil van deze uitgeverij: ‘Bijna alle Nederlandse jeugdromans, vooral de historische, zijn bestsellers’ (citaat in Maas 1994: 22). Maar dat kon binnenkort wel eens afgelopen zijn, want, zo voegt Gil eraan toe: ‘Vroeger kwam 80 procent van de boeken uit het buitenland, nu [in 1994, SL] is de verhouding fiftyfifty. Landen als Nederland, waar de kinderliteratuur een lange traditie heeft, zijn van invloed geweest op die ontwikkeling. Ik ben ervan overtuigd dat boeken als die van Beckman heel stimulerend en inspirerend zijn geweest voor onze schrijvers.’ Hebben de Spaanse lezers ons niet meer nodig, nu hun schrijvers de kunst hebben afgekeken en zelf jeugdliteratuur produceren? Het lijkt er wel op. Sinds 1991 worden er gemiddeld nog geen vijf Nederlandse kinderboeken (inclusief stripverhalen) per jaar vertaald, waarbij 1996, met slechts één nieuwe titel in dit genre, een dieptepunt vormt.
De jaren negentig: een kommervolle stand van zaken
In de eerste helft van de jaren negentig valt er wat betreft vertalingen weinig te beleven. Er verschijnen gemiddeld nog geen twintig nieuwe per jaar en van een constant stijgende lijn is geen sprake. Opvallend is dat het steeds vaker om literaire vertalingen gaat en dat daarbinnen de verhouding tussen kinderboeken en volwassenenliteratuur min of meer gelijk is. Op één jaar wil ik wat dieper ingaan: 1993, het jaar van de Frankfurter Buchmesse.
Twaalf van de negentien Nederlands-Spaanse vertalingen in 1993 zijn literaire vertalingen, waarvan de helft voor volwassenen. Naast een nieuwe vertaling van het dagboek van Anne Frank, voor het eerst rechtstreeks uit het Nederlands, zijn Hugo Claus, Hella Haasse, Margriet de Moor en Cees Nooteboom alle vier met één titel vertegenwoordigd. In dat opzicht is dit jaar redelijk representatief te noemen, want van deze vier schrijvers zijn sinds de jaren tachtig al diverse andere werken in het Spaans vertaald, met Nooteboom en Claus (respectievelijk zes en zeven titels) aan kop. Dat juist zij vertaald zijn, is geen toeval als we het internationale panorama bekijken: al hun in Spanje gepubliceerde romans werden eerder in andere Europese talen uitgebracht. De vertaling van Haasse is van de nieuwe literaire publicaties het meest succesvol; de Spaanse versie van De scharlaken stad wordt nog hetzelfde jaar herdrukt.
Minder dan twintig, overwegend literaire vertalingen in 1993 (plus acht herdrukken). Is dat geen teleurstellend laag aantal in vergelijking tot de grote hoeveelheid vertaalde werken in de jaren zestig, met hun indringende maatschappelijke en religieuze vragen?
Een vergelijking
Vanaf het Buchmesse-jaar 1993 tot en met 1996 zijn er 67 Nederlandse werken voor het eerst in het Spaans vertaald: gemiddeld 16,25 per jaar, tegenover 38 nieuwe vertalingen alleen in het jaar 1968. Dat is wel heel weinig, zowel in absolute als in relatieve zin. Het totale aantal boeken dat in Spanje wordt gepubliceerd, schommelt de laatste jaren rond de vijftigduizend per jaar. In 1993 waren dat er net iets minder: inclusief herdrukken in totaal 49.328 titels (bron: Anuario El País, 1995). Het aandeel Nederlandstalige boeken, met herdrukken meegeteld zeventien titels.’ bedraagt dat jaar 0,29 promille, oftewel iets meer dan één vierduizendste deel van het totale Spaanse boekenaanbod. Dat percentage is nog maar grofweg een tiende van wat het in 1968 bedroeg.5
Laten we voor 1993 eens kijken naar andere in het Spaans vertaalde buitenlandse publicaties, zonder ons direct te vergelijken met de machtige Angelsaksische presentie (die, met 5.855 boeken, goed is voor bijna 12% van het totaal). Dan zien we bijvoorbeeld dat uit het Zweeds, ook een kleine Europese taal, en met aanzienlijk minder moedertaalsprekers dan het Nederlands, in 1993 toch 29 Spaanse vertalingen zijn geproduceerd, oftewel ruim 0,5 promille van het totale boekenaanbod. Deze taal valt daarmee binnen de El País-toptienvan in het Spaans vertaalde talen, terwijl het Nederlands erbuiten valt.
Ik zie dan ook weinig reden voor optimisme, en dat terwijl de Spaanstalige literatuur in Nederlandse vertaling al meer dan twintig jaar een ‘belangrijke en solide’ plaats in ons land inneemt (Steenmeijer 1995: 53). Wel gaat het hier, aldus Steenmeijer, vooral om auteurs uit Spaans-Amerika (Isabel Allende, Garcia Márquez) en zijn de Spanjaarden qua verkoopcijfers minder in trek.6 Met cijfers van het NIPO gestaafd: in 1993 werden uit het Spaans in het Nederlands 62 titels vertaald, waarvan ongeveer tweederde deel eerste edities en éénderde herdrukken (bron: Titelproduktie 1993). Dit waren, op twee titels na, allemaal literaire werken (proza, dichtbundels en kinder- en jeugdliteratuur). Alleen al het aandeel nieuwe Spaans-Nederlandse vertalingen in de totale titelproductie in ons land (16.510) komt daarmee in dat jaar op een kwart procent; geen indrukwekkend cijfer, maar toch bijna tien keer zo hoog als andersom. Nu staat onze cultuur van oudsher sowieso meer open voor buitenlandse invloeden dan de relatief gesloten Spaanse, die bekend staat als een moeilijk te veroveren markt, maar hier liggen de numerieke verhoudingen toch wel èrg scheef.
Wat nu? Perspectieven
Het eerste jaar na de Liber-manifestatie – 1996 – zag er, met een oogst van slechts elf nieuwe vertalingen, uitgesproken mager uit. Misschien is er echter nog een naijleffect te verwachten.7 Dit jaar is tot nog toe (31 maart 1997) alleen Mulisch’ monumentale roman De ontdekking van de hemel in het Spaans verschenen, vertaald door een dochter van vertaalpionier Felip Lorda i Alaiz. Wel staat er op korte termijn nog het een en ander te gebeuren op de Spaanse markt. Volgens informatie van het Nederlands Literair Produktie- en Vertalingenfonds zijn er weer vertaalrechten verkocht van Hugo Claus en Hella Haasse, voor Spanje oude bekenden. Van Helene Nolthenius wordt een tweede boek vertaald. Daarnaast zullen enkele auteurs vertaald worden die nieuwkomers in Spanje zijn: Marcel Möring, Thomas Rosenboom, Arnon Grunberg en Ronald Giphart. Tot slot staan een liederenbundel van de Belgische Ria Lemaire en Bert Keizers boek over euthanasie op het programma.
Slechts tien titels, dat schiet niet op, zelfs niet als er nog evenveel non-fictietitels bijkomen. Wat is er te doen aan de geringe uitstraling van de Nederlandstalige literatuur in Spanje? Zijn Spaanse uitgevers soms te weinig op de hoogte van wat er hier aan waardevols verschijnt? Van J. Bernlef, Adriaan van Dis, G.L. Durlacher, Anna Enquist, Carl Friedman, Kristien Hemmerechts en W.F. Hermans – om een paar klinkende namen te noemen – is nog niets substantieels in het Spaans verschenen. Uit een recente studie van Marjan Oostenbrink (1995) blijkt echter dat uitgevers voldoende geïnformeerd worden over potentieel interessante vertalingen: alle door haar geïnterviewde Spaanse uitgeverijen verklaren de door het Nederlands Literair Produktie- en Vertalingenfonds uitgegeven nieuwsbulletins (in een Engelse en Franse versie), waarin ook vertaalde fragmenten staan, goed bij te houden.
Schort het wellicht aan de kwaliteit van de vertalingen? De miserabele honorering, rond de drie cent per woord (minder dan een derde van wat literair vertalers in Nederland krijgen) werkt in de hand dat veel – ook capabele – vertalers hun werk moeten afraffelen om nog enigszins aan een bestaansminimum te komen. Inmiddels is er wel wat meer aandacht voor dit probleem. Sommige vertalers profiteren via hun uitgevers van een subsidie van het Produktiefonds, en verder wordt er tegenwoordig meer aan kwaliteitsbewaking gedaan: werk van nieuwe vertalers wordt steeds vaker door deskundige collega-vertalers gereviseerd (Oostenbrink 1995: 52).
Er zijn voldoende geschikte Nederlandstalige boeken, die het ook in andere talen goed doen, er zijn de laatste jaren via specifieke academische cursussen neerlandistiek deskundige vertalers opgeleid, er zijn subsidies beschikbaar, de informatievoorziening deugt – waar wachten de Spanjaarden nog op? Meer publiciteit? De Volkskrant kopte op 7 oktober 1995, vlak na de Liber-manifestatie, waar een aantal schrijvers met veel tamtam in Barcelona was opgetreden: ‘Nederlands/Vlaamse beurs in Barcelona is in publicitair opzicht succes. [Echter:] Boeken zijn op Liber ’95 niet verkocht.’ Dat daar verandering in komt, blijft hopelijk niet eeuwig een vrome wens.
Noten
1 Dank aan de medewerkers van het Nederlands Literair Produktie- en Vertalingenfonds en de heer Maarten Bruna van de KB voor het verstrekken van gegevens.
2 Ik beperk mij hier tot de hoofdlijnen. Wie meer wil weten kan mijn proefschrift raadplegen, dat dit najaar zal verschijnen (Linn 1997).
3 Hiervoor heb ik ook buiten de peiljaren gekeken.
4 Voor deze vergelijking heb ik de zes buiten Spanje gepubliceerde vertalingen en de vertaling van het toneelstuk ‘Liefhebber’ (dat in een tijdschrift verscheen) niet meegerekend, omdat El Pais dat zeker ook niet heeft gedaan. Ook van de herdrukken zijn alleen de vijf in Spanje geproduceerde titels meegeteld.
5 In 1968 werden er in Spanje in totaal twintigduizend boeken geproduceerd (Cendán Pazos 1972: 128-129). Het aandeel Nederlands-Spaanse vertalingen hierin (38 eerste edities plus elf herdrukken) bedroeg bijna 2,5 promille, tegenover, zoals berekend, iets meer dan een kwart promille van de Spaanse titelproductie in 1993.
6 Zie ook de bijdrage van Steenmeijer elders in dit nummer.
7 Wellicht helpt hierbij dat de Liber-campagne ondersteund is door een boek met informatie over de Nederlandstalige literatuur en bibliografieën van vertalingen (Compendia de la literatura flamenca y neerlandesa, 1995). Dit werd toegestuurd aan alle abonnees van Delibros, het vakblad van de Spaanstalige boekenbranche (oplage: 6000), dat in Spanje en Spaans-Amerika wordt verspreid.
Bibliografie
‘Bibliografie van het Nederlandstalige boek in vertaling.’ 1993-1997. In: Ons Erfdeel jg. 36-40.
Cendán Pazos, Fernando, 1972. Edición y comercio del libro español (1900-1972), Madrid: Editora Nacional.
Duez, Ann & Stella Linn. 1995. ‘Bibliografia selectiva de traducciones de literatura en lengua neerlandesa’ (incl. ‘Traducciones de literatura infantil en lengua neerlandesa’) in: Annette van Soest & Rudi Wester, p. 39-52.
Duijx, Toin (red.). 1994. Taal in vertaling. Het nederlandstalige kinder- en jeugdboek binnen en over de grenzen, Vereniging voor Letterkundigen.
‘Libros que solicitaron el ISBN 1988-1993.’ 1995. Anuario El País, Ediciones El País, p. 129.
Linn, Stella. (Te verschijnen) Dichterlijkheid of letterlijkheid? Prioriteiten in de Spaanse vertalingen van Nederlandstalige poëzie. Amsterdam: Thesis Publishers.
Maas, Cornald. 1994. ‘De opmars van het Nederlandse kinderboek in vertaling,’ in: Toin Duijx, p. 18-23.
Morel, P.M. (ed.). 1962. Bibliographia Neerlandica II: Translations of Dutch Literature, 1900-1957 (+ addenda), The Hague: Martinus Nijhoff.
Oostenbrink, Marjan. 1995. ‘La literatura neerlandesa en España, Criterios para su promocián’, doctoraalscriptie Rijksuniversiteit Groningen.
Raan, E. van, et al. (red.). 1975-1993. Het Nederlandse boek in vertaling. Bibliografie van vertalingen van Noord- en Zuidnederlandse werken, ’s-Gravenhage: Staatsuitgeverij, 9 dln. [laatste deel uitgegeven door de Koninklijke Bibliotheek].
Soest, Annette van & Rudi Wester (red.). 1995. Compendio de la literatura flamenca y neerlandesa, Amsterdam/Brussel: Stichting Liber’95.
Steenmeijer, Maarten. 1995. ‘Literatura espaiiola e hispanoamericana traducida al neerlandés – nota introductoria,’ in: Annette van Soest & Rudi Wester, p. 53-54.
Titelproduktie 1993. Tabellenrapport (uitgevers) 1993. 1995. Amsterdam: NIPO.