Ik schrijf al bijna tachtig jaar. Eerst waren het brieven, daarna gedichten en toespraken, later verhalen en artikels en boeken, nu notities.
Schrijven is voor mij van levensbelang; het helpt me om wijs te kunnen worden uit de dingen en door te gaan. Toch vloeit het schrijven voort uit iets dat fundamenteler en universeler is – onze relatie met taal als zodanig. Het onderwerp van deze notities is dan ook de taal.
Eerst wil ik bekijken wat er precies gebeurt als je vertaalt van de ene taal in de andere. Ik heb het dan niet over de vele technische vertalingen van tegenwoordig, maar over literaire vertaling. Het vertalen van teksten over individuele menselijke ervaringen.
Vertalen wordt meestal gezien als het bestuderen van een pagina met woorden in de ene taal, die daarna op een andere pagina omgezet worden in een andere taal. Eerst wordt er een zogenaamde woord-voor-woordvertaling gemaakt, die wordt vervolgens aangepast aan de taalkundige wetten en principes van de tweede taal en nadien grondig bewerkt om equivalentie met de ‘stem’ van het origineel te bereiken. Veel vertalingen, misschien zelfs de meeste, komen volgens die procedure tot stand en de resultaten zijn verdienstelijk, maar middelmatig.
Waarom? Omdat een getrouwe vertaling niet het product is van een binaire relatie tussen twee talen maar van een driehoeksverhouding. De derde punt van de driehoek is dat wat achter de woorden van de originele tekst lag voordat die geschreven werd. Een getrouwe vertaling vereist een terugkeer naar het preverbale.