Oorlog & vertalen – bij wijze van inleiding    3-5

Ton Naaijkens

Het onlangs verschenen oorlogsdagboek van Hanny Michaelis (1922–2007) draagt een passende titel: De wereld waar ik buiten sta, ontleend aan een regel uit een van haar gedichten. De Amsterdamse schrijfster zit vanaf midden 1942 tot het eind van de oorlog ondergedoken op het platteland en voelt zich buitengesloten, hoezeer haar leven en de oorlog ook doorgaan: ‘Gisteravond hebben ze weer verschrikkelijk geschoten. Het was dan ook een uitgelezen avond voor overvliegers, een heldere sterrenhemel en een glinsterend blauwwit maansikkeltje. Toen ik even naar buiten ging, trof me onder de donderende schoten door een hoog, gierend geluid dat ik nog nooit eerder had gehoord, en waar de hele lucht doorlopend van was vervuld. Toen er even later knallende granaatschoten neersloegen op het erf en op de weg, begreep ik dat zij het suizen veroorzaakten’ (457–458). De tegenstelling tussen de oorlog buiten en het isolement binnen wordt ook weerspiegeld in wat Michaelis de hele tijd zoal doet, en dat is naast veel huishoudelijk werk vooral lezen, schrijven en naar muziek luisteren. ‘Ze zit als het ware opgesloten in de buitenlucht,’ schreef Guus Bauer in een recensie op Tzum, en toch zit de realiteit van de oorlog ook in de binnenwereld van wie hem meemaakt. Dat geldt ook algemeen, vermoed ik, en voor alle oorlogen. Men keert tot zichzelf in en concentreert zich bij gebrek aan een openbaar leven op zaken die beslotenheid behoeven. Het is dan ook niet verwonderlijk dat er in dergelijke omstandigheden – bijvoorbeeld in de onderduik – ook veel vertaald werd en wordt.

De geschiedenis van het vertalen in tijden van oorlog – welke ook – is nog niet geschreven. Toch verschijnen er de laatste jaren steeds meer studies die een antwoord geven op de vraag welke rol het vertalen en het tolken in oorlogstijd speelden. De Tweede Wereldoorlog is een geval in kwestie en een van de rijkste boeken hier is Translation und ‘Drittes Reich’, bezorgd door Dörte Andres, Julia Richter en Larisa Schippel (2016) – rijk omdat er veel verschillende verhalen in worden verteld, rijk ook omdat het steeds over mensen gaat, en dan vooral over tolken die klem komen te zitten in de uitvoering van hun taak. Het boek bevat achttien vertaalhistorische bijdragen die op enigerlei wijze verbonden zijn met de tijd van het nationaalsocialisme. De bezorgers wilden zich concentreren op persoonsgeschiedenissen en daarbij beroepen zij zich op Anthony Pym, die er in 2009 voor pleitte de vertaalwetenschap, in het bijzonder de vertaalgeschiedenis, te ‘humaniseren’:

The accumulation and ordering of facts is a very necessary task; it gives us the data necessary for any empirical research, and indeed the archaeology at the basis of any history. If the facts are wrong, they should be corrected. Yet if the ethical task of Translation Studies is to ultimately improve relations between cultures, and the task of translation history is to make narrative sense of those same relations between cultures, we require more than just raw data about texts, dates, places, and names. We must also be able to portray active people in the picture, and some kind of human interaction at work, particularly the kind of interaction that can string the isolated data into meaningful progressions. If all that is so, some principles of an evolving humanization, and debate about the same, are in order.

In Translation und ‘Drittes Reich’ worden tolken en vertalers inderdaad als mensen zichtbaar gemaakt; een afgeleid voorbeeld geeft Larisa Schippel door te wijzen op het feit dat de beruchte boekverbranding van 10 mei 1933 ook een flink aantal vertalingen betrof, bijvoorbeeld van werk van Isaac Babel, John Dos Passos en Upton Sinclair. Wie de verbrande vertalers waren wordt nergens vermeld, laat staan dat gevraagd wordt hoe ze de nazitijd overleefden. Een aangrijpend levensverhaal is dat van vertaalster Irene Kafka, hier gereconstrueerd door Marjolijn Storm (voor deze Filter herzien en vernederlandst). Vertalen in oorlogstijd betekende een keuze maken tussen je terugtrekken, emigreren of collaboreren, meedoen, zo goed en kwaad als dat ging, of je verzetten; sommige vertalers werkten onder pseudoniem door. Elke Brems en Jan Ceuppens schetsen in dit nummer van Filter hoe dat in Vlaanderen was voor leidende literaire figuren die door wilden blijven schrijven en vertalen.

Aangrijpend zijn in ieder geval de beschrijvingen van tolken in dienst van de Wehrmacht, bijvoorbeeld in het bezette Noorwegen of in Finland. Pekka Kujamäki licht er een uit, een zekere Richard Linder die een dagboek bijhield van zijn diensttijd in Bergen. Het is duidelijk dat het tolken bij hem niet beperkt bleef tot vertalen, maar dat hij voortdurend bezig was te adviseren, controleren en te organiseren. Linder, die Zweeds geleerd had in Greifswald, deed aan wat hij ‘Strassenerkundung’ noemde. Hij liep in burgerkleren door de straten van Bergen en knoopte praatjes aan met de plaatselijke bevolking om erachter te komen hoe er over de Duitsers gedacht werd. In een tram vangt hij een gesprek op waarin een Noorse arbeider opgeeft van zijn en andersmans lijntrekkerij bij het werk aan een militair object, een onderzeeër waarschijnlijk. Volgens zijn meerdere, vertelt Linder, was dit een overduidelijk geval van arbeidssabotage en had hij tot onmiddellijke arrestatie moeten overgaan. Volgens Kujamäki, die het onderzoeksproject In Search of Military Translation Cultures leidt, kwam deze tolk voortdurend in situaties terecht waarin zijn loyaliteit jegens het leger dat hem zo nodig had vanwege zijn vreemde-talenkennis, danig op de proef werd gesteld. Hij schetst de ambivalentie van het tolken in dienst van een bezettingsmacht. Er bestond in nazi-Duitsland een zogenaamde Reichsfachschaft für das Dolmetscherwesen; in de statuten van die vakvereniging was vastgelegd dat de politiek actieve tolk en vertaler ‘bewust strijdt voor de politieke idealen van de Führer’. Ook hierin zal de Tweede Wereldoorlog prototypisch zijn. 

Het lijkt erop dat de beroepsethiek bij tolken inderdaad een grotere rol speelde dan bij vertalers. Dat wordt ook duidelijk als je leest over de Majdanekprocessen die van 1944 tot 1948 plaatsvonden in het Poolse Lublin en waar SS’ers en oorlogsmisdadigers terechtstonden die in het concentratiekamp Majdanek misdaden hadden begaan tegen de menselijkheid. Daar zijn behalve stukken ook foto’s van en een film waarin getuigen en gevangengenomen SS’ers in het kamp ondervraagd worden, onder meer door een vrouwelijke Sovjetsoldaat in het uniform van het Rode Leger. Malgorzata Tryuk beschrijft in voornoemd boek dat er door de Russen ook getolkt werd in het Frans en het Nederlands, afhankelijk noodlottigerwijze van wie in het kamp terechtgekomen waren. Het beruchtste proces is misschien dat tegen Rudolf Höss, commandant van Auschwitz-Birkenau, die in afwachting van dat proces een boek schreef over zijn ervaringen. Annelies Spiessens schreef er voor Filter al eerder over (20:3) en vergelijkt in dit nummer twee Engelse vertalingen van de memoires van Höss. Bij zijn proces, dat onder grote belangstelling van de (ook buitenlandse) pers van 11 maart tot 2 april 1947 in Warschau, werd in vier talen simultaan getolkt. De lijst van de betrokken veertien tolken is bewaard in de archieven – sommigen moesten simultaan tolken bij de microfoons, anderen consecutief in de rechtszaal. 

Procesakten en andere archiefstukken vormen een goede basis voor geschiedschrijving. Het zou mooi zijn als iemand – net als Sien Degeest dat voor deze Filter gedaan heeft voor Vlaanderen – eens zou kijken wat de betekenis van oorlogstolken in Nederland is geweest. Maar het is niet eenvoudig daar greep op te krijgen, laat staan op hun persoonlijkheden. In het boek van Andres, Richter en Schippel doet Michaela Wolf een bijzondere poging om foto’s te gebruiken als vertaalwetenschappelijke bron. Want zegt ze, er werd druk gefotografeerd en foto’s kunnen worden geïnterpreteerd. Volgens sommigen gaat het bij foto’s op zich al om vertalingen, om vormen van overdracht waarbij ervaringen verplaatst worden van de ene cultuur naar een andere. Een van haar voorbeelden is een foto die de stralende gezichten toont van inwoners uit Pilzno die de invasie van Polen door Duitsers in 1939 begroeten.

Er is een blond meisje op te zien dat hartelijk lacht tegen een soldaat die op de achterkant ‘Dolmetscher Berg’ wordt genoemd. Wolf merkt terecht op dat dat lachen in schrille tegenstelling staat tot het feit dat kort daarna de jacht begon op de 780 joden die in Pilzno woonden, één vijfde deel van de bevolking. De tolk brengt het heil, zegt Wolf, wetende dat voor de latere deportatie van de joden naar het nabijgelegen kamp Belzec een ‘hartelijke’ verhouding met de niet-joodse bevolking van voordeel is. Ook hier is de laatste wereldoorlog die wij meemaakten een bron voor scherpere beeldvorming. Misschien is die ook op andere oorlogssituaties toepasbaar – Indië, de Golfoorlog, Afghanistan. In deze Filter wordt geprobeerd een kleine aanzet te geven tot beeldvorming van tolken en vertalers in oorlogstijd, in het besef dat we nog nauwelijks iets weten, behalve dan dat het om een beroepsgroep gaat die per definitie te maken heeft met op z’n minst twee werelden, op z’n minst twee culturen, op z’n minst twee loyaliteiten. Juist in tijden van oorlog wordt dat eens te meer duidelijk, of je nu ondergedoken zit, meevecht of deelneemt aan het openbare leven. (tn)

 

Bibliografie
Andres, Dörte, Julia Richter & Larisa Schippel (eds.) 2016. Translation und ‘Drittes Reich’. Berlin: Frank & Timme.

Bauer, Guus. 2017. ‘Essay: De oorlogsdagboeken van Hanny Michaelis’, Tzum.info, 6 juli. 

In Search of Military Translation Cultures, zie: https://translationinww2infin.wordpress.com

Pym, Anthony. 2009. ‘Humanizing Translation History’, Hermes – Journal of Language and Communication Studies, nr. 42; via: http://usuaris.tinet.cat/apym/on-line/research_methods/2008_Hermes.pdf [Geraadpleegd 11 augustus 2017.]