Kinder- en jeugdfictie in Vlaanderen en Nederland    57-63

Een overzicht van het aanbod vertalingen tussen 2010 en 2015

Jan Van Coillie
Inez Aussems

Meer nog dan volwassenenliteratuur wordt Nederlandstalige kinder- en jeugdliteratuur bepaald door vertaalstromen, in beide richtingen. Zo bleek uit een artikel van Heilbron & Van Es (2015) dat de meest vertaalde Vlaamse en Nederlandse auteurs in de periode 1958–1997 kinder- en jeugdboekenauteurs waren. Sinds 1988 worden er ook meer kinder- en jeugdboeken uit het Nederlands vertaald dan romans voor volwassenen. Met andere woorden: kinder- en jeugdboeken zijn de koningen van de boekenexport in Vlaanderen en Nederland. Daarnaast wordt er ook veel kinderliteratuur vertaald ín het Nederlands. Uit het onderzoek van Koster (2005) blijkt dat er in de periode 1951 en 1990 meer vertaald werd binnen de kinder- en jeugdliteratuur dan gemiddeld.1 Ook vandaag de dag zijn de meest verkochte kinder- en jeugdboeken in Vlaanderen (en Nederland) vertalingen. In de top twintig van de best verkochte kinder- en jeugdboeken in Vlaanderen in 2015 komen slechts vijf oorspronkelijk Nederlandse publicaties voor.2 Bovendien wordt voor elke leeftijdsgroep de top vijf van de kinder- en jeugdbestsellers gedomineerd door vertalingen.3 Kortom, vertalingen zijn niet weg te denken uit de Nederlandstalige kinder- en jeugdboekenmarkt.

Om die reden willen we, in het spoor van Koster (2005), in dit artikel nagaan hoe het aanbod vertalingen binnen kinder- en jeugdliteratuur er tegenwoordig uitziet. Meer concreet spitst ons onderzoek zich toe op de jaren 2010, 2012 en 2015. In tegenstelling tot Koster (2005) zullen we ons beperken tot fictie en zullen we het vertaalde aanbod meer in detail analyseren. Zo brengen we niet alleen de verhouding vertaald/oorspronkelijk werk en het aandeel van de verschillende brontalen voor het hele titelaanbod in kaart, maar ook dat voor elke leeftijdsgroep en uitgeverij. Op die manier willen we een antwoord formuleren op de volgende onderzoeksvragen. Ten eerste: hoe verhouden vertaalde en oorspronkelijke kinder- en jeugdfictie zich tot elkaar in Vlaanderen en Nederland? Vormt het buitenlandse aanbod een bedreiging voor de eigen productie? Meer specifiek: hoe ziet de verhouding vertaald/oorspronkelijk werk eruit per doelgroep en per uitgeverij? Ten tweede: uit welke talen wordt er (vooral) vertaald binnen de Nederlandstalige kinder- en jeugdliteratuur? Meer specifiek: hoe divers is het aanbod brontalen voor elke doelgroep en bij elke uitgeverij?

De data voor ons onderzoek werden aangeleverd door Boek.be, de koepelvereniging van het Vlaamse boekenvak. Ze zijn afkomstig uit de Databank voor Nederlandstalige TitelExploitatie, kortweg Dante, waarin alle boeken zijn opgenomen die in Vlaanderen en Nederland gepubliceerd worden. Daarmee is dit de volledigste databank van de Lage Landen, vollediger dan de Belgische of de Nederlandse Bibliografie (vroeger Brinkmans Cumulatieve Catalogus) waar Koster mee werkte, waardoor de kans op ontbrekende gegevens vrijwel nihil wordt.4

We kozen ervoor om te focussen op fictie voor de jeugd, volgens Koster (2005) de grootste rubriek binnen kinder- en jeugdliteratuur. Anders dan non-fictie wordt fictie binnen de Nederlandstalige Uniforme Rubrieksindeling (NUR) onderverdeeld in leeftijdsgroepen (4–6, 7–9, 10–12, 13–15 en 15+)5, een categorisatie die we in ons onderzoek betrekken. Uit de databank extraheerden we alle titels uit de categorieën Fictie kinder- en jeugdboeken (NUR 280-287) en Poëzie kinderen en jongeren (NUR 290-294).6 Vervolgens hebben we uit de ruwe data de vertalingen geïdentificeerd. Bij twijfel raadpleegden we de Nederlandse Bibliografie. Titels die niet relevant waren voor ons onderzoek, waaronder titels in het Fries en leerboeken, werden verwijderd. Na bewerking telde de dataverzameling 4094 titels, waarvan 1388 vertalingen.

Verhouding vertaald/oorspronkelijk werk
De verhouding vertaald/oorspronkelijk werk werd berekend voor de volledige dataverzameling (verhalen én poëzie). Bij de analyse van het vertaalde aanbod werd de NUR-categorie Poëzie echter buiten beschouwing gelaten, omdat het aandeel vertaling binnen poëzie in de onderzochte periode zeer klein is (slechts 1 vertaling van de 59 titels).

Uit ons onderzoek blijkt dat in de periode 2010–2015 34% van het aanbod verhalen en gedichten voor kinderen uit vertalingen bestaat. Dit cijfer is iets lager dan wat Koster (2005) vaststelde voor de periode 1991–1995 (37%). Het aandeel vertaalde titels stijgt wel lichtjes in de onderzochte periode, van 32% in 2010 over 34% in 2012 tot 35% in 2015 (bijlage tabel 1).

De top vijf van de populairste brontalen ziet er voor 2010, 2012 en 2015 identiek uit: Engels staat afgetekend op de eerste plaats, gevolgd door Italiaans, Duits, Frans en Zweeds. Verder werd er in de onderzochte periode ook kinder- en jeugdfictie vertaald uit het Spaans, Deens, Noors, Fins, Turks, Russisch en Catalaans. Engelse titels nemen in elk jaar meer dan de helft van het totaal aantal vertalingen in. Wel wordt de dominantie van het Engels in de loop van de periode wat minder uitgesproken (van 64% van alle vertalingen in 2010 en 2012 naar 59% in 2015). De populariteit van het Italiaans kan grotendeels worden toegeschreven aan de reeks rond Geronimo Stilton, die in 2010, 2012 en 2015 samen 180 titels vertegenwoordigt. Terwijl het aantal vertalingen uit het Italiaans toeneemt in de loop der jaren, wordt het aandeel van Duitse en Franse titels kleiner. Voor Duits daalt het van 12% in 2010 en 2012 naar 7% in 2015, voor Frans van 5% naar 4% en uiteindelijk 3%. De inbreng van Zweedse verhalen blijft gelijk (2% van het aantal vertalingen). De overige talen vertegenwoordigen nooit meer dan 1% van alle vertalingen (bijlage tabel 2).

Doelgroepen
Uit onze analyse blijkt dat er zowel in 2010 en 2012 als in 2015 het meest vertaald wordt voor lezers vanaf 15 jaar. Enkel voor die doelgroep maken vertalingen elk jaar meer dan de helft van het aanbod uit. Het segment van de Young Adult-boeken nam in die jaren dan ook een hoge vlucht met succesrijke reeksen als de Twilight-saga en De Hongerspelen. Voor de andere leeftijdsgroepen ligt het gemiddeld aandeel vertalingen gevoelig lager: 39% voor de groep 7–9, 33% voor de groep 10–12, 32% voor de groep 13–15 en 31% voor de groep 4–6 (bijlage tabel 3).

Zowel voor de lezers ouder dan 15 als voor de groepen 10–12 en 7–9 neemt het aandeel vertalingen toe tussen 2010 en 2015: voor de oudste groep met 5%, voor de groep 10–12 met 12% en voor de groep 7–9 met 18%. Voor deze laatste categorie lezers valt de toename volledig te situeren tussen 2012 en 2015, een plotse stijging die te danken is aan het succes van de Stilton-boeken. In 2015 nemen die immers 65% van de vertalingen voor 7- tot 9-jarige lezers in, terwijl dat in 2010 en 2012 respectievelijk slechts 27% en 20% is. Ook voor de jongste doelgroep (4–6) zorgt een serie voor een uitschieter. Voor deze groep wordt het minst vertaald, behalve in 2012: dan is 43% van de titels vertaald, tegenover 23% in 2010 en 27% in 2015. Verantwoordelijk hiervoor is de populaire Tiny-reeks (Gilbert Delahaye, Marcel Marlier & Jean-Louis Marlier). Dat er voor de jongste doelgroep het minst vertaald wordt, valt mogelijk te verklaren door het succes van prentenboeken en series voor beginnende lezers van eigen bodem.

Er is slechts één taal waaruit in 2010, 2012 en 2015 voor élke leeftijd vertaald wordt: Engels. Bovendien is het Engels voor drie van de vijf leeftijdscategorieën (10–12, 13–15 en 15+) de populairste brontaal en wordt die dominantie sterker met de leeftijd: hoe ouder de lezers, hoe meer er vertaald wordt uit het Engels. Het aandeel neemt toe van 13% voor de doelgroep 4–6 naar 29% voor de groep 7–9, 70% voor de groep 10–12, 79% voor de groep 13–15 en 89% voor 15+. Het percentage vertalingen uit het Duits vertoont de omgekeerde beweging en neemt af naarmate de leeftijd toeneemt (zie figuren 2 t/m 4). Voor de jongste lezers wordt vooral gekozen voor Franse boeken, wat deels te danken is aan het aanhoudende succes van de Tiny-reeks. De dominantie van het Italiaans voor de 7- tot 9-jarigen valt dan weer te verklaren door de populariteit van de serie Geronimo Stilton.


Figuur 2: Engels en Duits per doelgroep in 2010


Figuur 3: Engels en Duits per doelgroep in 2012


Figuur 4: Engels en Duits per doelgroep in 2015

Ook het aantal brontalen varieert per leeftijdsgroep. Voor de jongste kinderen (4–6) wordt niet alleen het minst vertaald, maar ook uit het kleinste aantal talen, gemiddeld 3,3 over de onderzochte periode. Voor de doelgroep 10–12 wordt gemiddeld uit het grootste aantal talen geput, namelijk 6. Voor de andere doelgroepen schommelt het gemiddelde rond de 5,5.

Uitgeverijen
Welk aandeel krijgen vertalingen in het fonds van Vlaamse en Nederlandse uitgeverijen van kinder- en jeugdboeken en hoe gevarieerd is hun vertaalde aanbod ? Om op die vragen te antwoorden, focussen we op de zes Vlaamse en negen Nederlandse uitgevers met het ruimste titelaanbod. Voor Vlaanderen zijn dat Bakermat, Clavis, Abimo, Manteau, Lannoo en Davidsfonds/Infodok en voor Nederland Kluitman, Moon, Leopold, Querido, Van Holkema & Warendorf, Ploegsma, Van Goor, De Fontein en Free Musketeers.7

Over 2010, 2012 en 2015 is het gemiddelde aandeel vertaling het grootst bij Bakermat (73%). Nog drie andere uitgevers brachten in 2010–2015 gemiddeld meer buitenlandse boeken op de markt dan oorspronkelijk Nederlandstalig werk: Van Goor (64% vertaling), De Fontein (59% vertaling) en Moon (53% vertaling). Er werd in 2010–2015 het minst vertaald bij Querido (16%), Davidsfonds/Infodok (9%), Leopold (5%) en Free Musketeers (0%). Bij Clavis, Van Holkema & Warendorf en Abimo namen vertalingen gemiddeld ongeveer een vierde van het aanbod kinder- en jeugdfictie in, bij Lannoo, Manteau, Kluitman en Ploegsma ongeveer een derde. 

Die resultaten blijken overeen te stemmen met het beeld dat de uitgeverijen van zichzelf uitdragen. Zo geeft Querido op haar website aan dat oorspronkelijk werk er 80% van het totale aanbod kinder- en jeugdfictie inneemt. Uitgeverij Davidsfonds/Infodok is dan weer verbonden aan een cultuurnetwerk dat de Vlaamse cultuur wil promoten onder haar leden. Van Goor profileert zichzelf met een breed aanbod literaire fictie voor adolescenten, waaronder succesvolle reeksen als de Twilight-saga en De Hongerspelen, en klassiekers als Winnie de Poeh. Ook De Fontein en Moon schuiven op hun websites klinkende namen van buitenlandse auteurs naar voren. De Fontein doet dit met Roald Dahl en Jeff Kinney (Het leven van een Loser-reeks), Moon met Richelle Mead (Vampire Academy) en Gayle Forman (Hier was ik). 

De analyse van de data bracht ook aan het licht dat voor bijna alle uitgeverijen het aandeel vertalingen varieert van jaar tot jaar, met soms erg grote verschillen. Alleen bij Abimo blijft het aandeel constant, in de drie onderzochte jaren bedraagt het ongeveer een vierde van zijn fonds. Bij Bakermat, Kluitman, Querido en Davidsfonds/Infodok wordt het percentage vertaling over de drie jaren steeds kleiner. Bij de andere uitgevers stijgt het aandeel tussen 2010 en 2015, zij het niet in dezelfde mate. Het sterkste stijgt het percentage vertaling bij Moon: van 35% over 45% naar 78%. Ook bij Lannoo en Manteau wordt er steeds meer vertaald. Bij beide uitgeverijen maken vertalingen in 2010 ongeveer 20% van het aanbod uit, in 2012 ongeveer 30% en in 2015 ongeveer 50%. Bij Van Holkema & Warendorf is de groei minder sterk, van 19% over 29% naar 37%. Leopold geeft in 2010 en 2012 enkel oorspronkelijk werk uit, maar in 2015 toch ook 14% vertaald werk. Bij Van Goor en Clavis vindt dan weer een andere ontwikkeling plaats. De import van buitenlandse boeken kent er in 2012 immers een terugval, maar krijgt in 2015 een serieuze boost waardoor het percentage vertaling in 2015 nog hoger ligt dan in 2010. De Fontein brengt daarentegen in 2012 meer vertaalde kinder- en jeugdfictie op de markt dan in 2010, maar schroeft de import lichtjes terug in 2015. Voor Ploegsma blijft het aandeel vertaling in 2012 ongeveer gelijk (33%), maar daalt het in 2015 tot 22%. (zie tabel 4).

Dat het aantal vertalingen bij de meeste uitgeverijen niet constant blijft in de loop der jaren hangt ongetwijfeld samen met de wisselende verhouding tussen het aanbod van oorspronkelijk en vertaald werk. Veel hangt daarbij af van het feit of auteurs die al tot het fonds behoren, nieuw werk publiceren. Ten slotte zullen natuurlijk niet elk jaar evenveel boeken beantwoorden aan de selectiecriteria van de uitgevers. Uit een bevraging van zeven uitgevers blijkt dat de vertalingen vooral moeten passen binnen het bestaande fonds en/of iets nieuws brengen, beantwoorden aan de persoonlijke smaak van de uitgever en financieel haalbaar zijn (Aussems 2016).

Ook het aantal brontalen verschilt per uitgeverij. Clavis vertaalt in 2010–2015 uit het grootste aantal talen: vooral uit het Engels, Duits, Frans, Zweeds en Deens, maar af en toe ook uit het Spaans, Catalaans en Russisch. Bij de meeste andere uitgevers duiken over de drie jaren steeds dezelfde talen op: Italiaans en Engels bij Bakermat en Abimo, Engels en Duits voor Kluitman, Van Holkema & Warendorf, Querido en Davidsfonds/Infodok. Van Goor en De Fontein evolueren van zowel Engelse, Spaanse en Zweedse publicaties (en voor De Fontein ook Duitse) in 2010 naar louter Engelse titels in 2012 en 2015. Ook Manteau, Moon en Leopold geven bijna alleen maar Engelse boeken uit. Bij Ploegsma wordt dan weer meer vertaald uit het Duits en Zweeds dan uit het Engels, al zijn de Scandinavische talen het best vertegenwoordigd in het aanbod van Lannoo, met naast Engelse zowel Deense, Zweedse als Noorse boeken.

Over de hele periode beschouwd, zijn Engelse titels dominant bij elf van de veertien uitgevers met vertalingen in het aanbod. Bij Bakermat daarentegen wordt er het vaakst vertaald uit het Italiaans en Davidsfonds/Infodok en Ploegsma kiezen in de eerste plaats voor Duitse boeken.

Uitgeverij Clavis heeft niet alleen het grootste aanbod van brontalen, maar ook van buitenlandse auteurs met een gemiddelde van 1,2 titels per auteur.8 Dat is eveneens het geval bij Moon. De kleinste variatie in auteurs is te vinden bij Bakermat en Kluitman. Bij deze uitgeverijen heeft in 2010–2015 elke auteur gemiddeld 3,3 titels op zijn/haar naam staan. Ze geven dus eerder auteurs uit dan titels. De schrijvers met de meeste titels zijn voor Bakermat Elisabetta Dami (schrijfster van de Stilton-reeks) en Mario Pasqualotto (alias Sir Steve Stevenson) en bij Kluitman Gabrielle Lord en Knister (pseudoniem voor Ludger Jochmann).

Conclusie
Een eerste opmerkelijke vaststelling is dat het aanbod van in het Nederlands vertaalde kinder- en jeugdfictie gedurende de voorbije dertig jaar nauwelijks veranderd is. Ook uit het onderzoek van Koster voor de periode 1991–1995 (2005) bleek dat ongeveer een derde van het aanbod uit vertalingen bestond. Ook toen al was de import van Engelse titels allesoverheersend: zowel in het artikel van Koster als in ons onderzoek blijkt meer dan de helft van de vertalingen afkomstig uit het Engels. Zelfs de top vijf van talen waaruit vertaald wordt, is sterk gelijklopend: bij Koster bestaat die uit Engels (63%), Duits (21%), Frans (5%), Zweeds (4%) en Deens (2%); in onze analyse uit Engels (62%), Italiaans (18%), Duits (10%), Frans (4%) en Zweeds (2%). Vertalingen uit het Italiaans nemen in Kosters studie slechts 1% van het aanbod in, vertalingen uit het Deens in ons onderzoek slechts 0,4%.

Dat het Italiaans in de periode 2010–2015 zo’n belangrijke rol speelt, is bijna volledig te danken aan het succes van de serie Geronimo Stilton. Dit ‘fenomeen’ wijst meteen op de enorme impact die succesreeksen kunnen hebben op de statistieken bij vertaalstromen, een impact die ook de grote verschillen tussen de onderzochte jaren en tussen de leeftijdsgroepen verklaart. Vertalingen uit het Engels domineren alleen in het aanbod voor lezers ouder dan tien. Voor de groep 7–9 heeft het Italiaans de overhand, dankzij Stilton, voor de groep 4–6 wordt vooral vertaald uit het Frans, wat dan weer te verklaren valt door het succes van Tiny. Uitgevers hebben misschien wel een voorkeur voor bepaalde talen, maar zijn toch vooral op zoek naar kaskrakers en bij voorkeur succesrijke series, los van de taal. Wanneer in een bepaald jaar meerdere titels uit een reeks op de markt komen, heeft ook dat meteen een grote impact op de cijfers: zo verdrievoudigt het aandeel van de Stilton-boeken tussen 2012 en 2015 (van 20 tot 65%). Overigens is ook voor oudere lezers de impact van series erg groot, het aanbod voor de groep 10–12 werd in 2015 gedomineerd door de series Het leven van een Loser (Jeff Kinney) en De waanzinnige boomhut (Andy Griffiths & Terry Denton), dat voor de groep 13–15 door Warrior Cat (Erin Hunter), en dat voor lezers 15+ door De Labyrintrenner (James Dashner), die daarmee in het spoor trad van de succesreeks Divergent (Veronica Roth) (zie het overzicht van Jef Maes, noot 3).

Veel onderzoekers en vertalers van kinder- en jeugdliteratuur zien vertalingen als een middel om internationale verstandhouding te bevorderen. Vanuit die overtuiging stelt Gillian Lathey (2010: xv): ‘Why does translation matter? Because it is pivotal to international exchange’. De sterke dominantie van het Engels relativeert deze idealistische kijk op vertalingen. Ghesquière (2006) wijst erop dat deze dominantie voor nog kleinere, niet-westerse culturen een bedreiging kan vormen voor de eigen literatuur. Voor wat Nederland en Vlaanderen betreft laat ons onderzoek zien dat het (voorlopig) zo’n vaart niet loopt. In 2010–2015 werd er immers vertaald uit twaalf verschillende talen, al varieert de keuze naargelang de leeftijd en de uitgeverij. Toch moet vastgesteld worden dat er, op een paar uitzonderingen na (Turks en Russisch), niet vertaald wordt uit niet-westerse talen, wat opmerkelijk is in een steeds diverser wordende samenleving. Hierbij valt ook op dat de meeste uitgeverijen, over de hele periode beschouwd, hun vertalingen uit minder dan vier verschillende talen putten. Een uitgeverij als Clavis is een uitzondering, met in 2015 vertalingen uit acht talen. Op het vlak van diversiteit is er binnen de vertaalmarkt van kinder- en jeugdliteratuur dus nog werk aan de winkel.

 

Noten
1 Kijken we enkel naar fictie, dan is het aandeel vertaling voor kinder- en jeugdliteratuur in 1991–1995 wel kleiner dan binnen volwassenenliteratuur (Koster, 2005; Franssen, 2015).
2 De top twintig van best verkochte kinder- en jeugdboeken uit 2015 in Vlaanderen kan geraadpleegd worden via: http://www.boekenvak.be/sites/default/files/GfK_Jaarcijfers_Boek%20be_2015_28012016.pdf
3 De concrete titels zijn terug te vinden op de blog ‘Jef en het boekenvak’ van Jef Maes, voormalig hoofd van het kenniscentrum van Boek.be: http://jefboeken.blogspot.be/
4 Koster wijst er zelf op dat de Brinkman onvolledig is. Voor zijn historisch onderzoek was de Brinkman echter het meest geschikt, omdat deze het langst teruggaat (Koster, 2005: 30). Omdat we niet met dezelfde databank werken, zijn de resultaten van ons onderzoek niet zonder meer vergelijkbaar met die van Koster.
5 Naast de vijf leeftijdscategorieën worden er in de Nederlandstalige Uniforme Rubrieksindeling nog drie andere doelgroepen onderscheiden binnen kinder- en jeugdfictie: Fictie kinder- en jeugdboeken algemeen, Moeilijk lezen en Leren lezen. Die worden in dit artikel niet toegelicht, maar zijn wel opgenomen in tabel 3 in de bijlage.
6 Binnen de NUR vormen kinder- en jeugdboeken een ruimere categorie met codes tussen 200 en 295. Voor ons onderzoek lieten we echter de categorieën Kinderboeken algemeen (NUR 200) en Kinderboeken diversen (NUR 270 t/m 277) buiten beschouwing, aangezien die een bont allegaartje vormen met vooral non-fictie, waaronder sticker-, kleur- en puzzelboeken. Ook stripverhalen maken geen deel uit van de dataset. In de NUR worden die niet geklasseerd onder Kinderboeken, maar onder Literaire fictie algemeen (NUR 360 t/m 366).
7 Daarbij moet worden opgemerkt dat we gewerkt hebben op het niveau van de imprint en niet van de uitgever(sgroep). Onze analyse zal bijgevolg geen volledig beeld geven van het titelaanbod van de uitgeverijen met verschillende imprints, zoals Kluitman (imprints Kluitman en Blossom Books).
8 Davidsfonds/Infodok scoort weliswaar gemiddeld nog hoger (elke titel is geschreven door een andere auteur), maar hierbij moet vermeld worden dat de uitgeverij in 2012 en 2015 slechts één vertaling uitgaf.

Bibliografie
Aussems, Inez. 2016. ‘Vertaalstromen in beeld. Een overzicht van de in het Nederlands vertaalde kinder- en jeugdfictie tussen 2010 en 2015’. Masterproef KU Leuven.

Franssen, Thomas. 2015. ‘Vertaalstromen in fictie en poëzie tussen 1981 en 2009’, Filter, 22:3, p. 9–16. 

Ghesquière, Rita. 2006. ‘Why Does Children’s Literature Need Translations?’, in: Jan Van Coillie & Walter Verschueren (eds.), Children’s Literature in Translation. Challenges and Strategies. Manchester: St. Jerome Publishing, p. 19–34.

Heilbron, Johan & Nicky Van Es. 2015. ‘In de wereldrepubliek der letteren’, in: Bevers e.a. (eds.), Nederlandse kunst in de wereld. Literatuur, architectuur en beeldende kunst 1980–2013. Nijmegen: Vantilt, p. 20–56. 

Koster, Cees. 2005. ‘Laat de boeken tot ons komen. Vertaalstromen in het titelaanbod kinder- en
jeugdboeken 1931–1995’, Filter, 12:4, p. 30–39. 

Lathey, Gillian. 2010. The Role of Translators in Children's Literature: Invisible Storytellers. New York & London: Routledge. 

 

Bijlage

Tabel 1: verhouding oorspronkelijk/vertaald werk in kinder- en jeugdfictie

  Oorspronkelijk  Vertaald 
  n % n %
2010 868 68,2%    404 31,8%
2012 843 65,6% 442 34,4%
2015 995 64,7% 542 35,3%
Totaal     2706  66,1%  1388  33,9% 

 

Tabel 2: aandeel per brontaal in 2010, 2012 en 2015

  2010 2012 2015
  n % n % n %
Engels 259 64,3    281 63,6    322 59,4
Italiaans 53 13,2 72 16,3 139 25,6
Duits 50 12,4 52 11,8 39 7,2
Frans 22 5,5 19 4,3 15 2,8
Zweeds 9 2,2 9 2,0 13 2,4
Spaans 4 1,0 3 0,7 4 0,7
Noors 4 1,0 3 0,7 - -
Deens 1 0,2 1 0,2 5 0,9
Catalaans    - - - - 3 0,6
Fins - - 1 0,2 - -
Turks - - 1 0,2 - -
Russisch - - - - 1 0,2
Meertalig 1 0,2 - - 1 0,2
Totaal 403 100 442 100 542 100
Meertalig: publicaties die uit meer dan één taal
werden vertaald (bijvoorbeeld verzamelboxen)

 

Tabel 3: verhouding oorspronkelijk/vertaald werk per doelgroep

  2010 2012 2015
  O. V. O. V. O. V.
  n % n % n % n % n % n %
Alg 78 58,2 56 41,8    97 83,6 19 16,4    219 90,5 23 9,5
4-6 48 77,4 14 22,6 33 56,9 25 43,1 45 72,6 17 27,4
7-9 199 66,8 99 33,2 181 67,8 86 32,2 177 49,2 183 50,8
10-12    238 73,0 88 27,0 212 68,4 98 31,6 206 60,6 134 39,4
13-15 158 66,7 79 33,3 116 65,9 60 34,1 112 70,4 47 29,6
15+ 37 37,0 63 63,0 63 35,2 116 64,8 60 32,3 126 67,7
M.L. 33 89,2 4 10,8 30 93,8 2 6,3 61 91,0 6 9,0
L.L. 63 100,0 0 0,0 98 73,1 36 26,9 84 93,3 6 6,7
Totaal 854 67,9 403 32,1 830 65,3 442 34,7 964 64,0 542 36,0
O. = oorspronkelijk werk, V. = vertaald werk,
Alg = algemeen, M.L. = moeilijk lezen, L.L. = leren lezen

 


Tabel 4: verhouding oorspronkelijk/vertaald werk per uitgeverij

  2010 2012 2015
  O. V. O. V. O. V.
  n % n % n % n % n % n %
Clavis 53 80,3 13 19,7    27 87,1 4 12,9    35 62,5 21 37,5
Bakermat 1 2,2 45 97,8 16 16,2 83 83,8 21 63,6 12 36,4
Abimo 18 75,0 6 25,0 21 75,0 7 25,0 34 75,6 11 24,4
Davidsfonds
  /Infodok
22 81,5 5 18,5 16 94,1 1 5,9 24 96,0 1 4,0
Lannoo 14 77,8 4 22,2 21 72,4 8 27,6 18 51,4 17 48,6
Manteau 30 78,9 8 21,1 34 72,3 13 27,7 12 50,0 12 50,0
Moon 20 64,5 11 35,5 12 54,5 10 45,5 7 21,9 25 78,1
Kluitman 26 55,3 21 44,7 57 68,7 26 31,3 37 78,7 10 21,3
Ploegsma 24 66,7 12 33,3 25 65,8 13 34,2 39 78,0 11 22,0
Van Holkema
  & Warendorf   
50 80,6 12 19,4 35 71,4 14 28,6 27 62,8 16 37,2
Free
  Musketeers
56 100,0 0 0,0 34 100,0 0 0,0 4 100,0 0 0,0
Leopold 56 100,0 0 0,0 51 100,0 0 0,0 43 86,0 7 14,0
Querido 31 73,8 11 26,2 46 83,6 9 16,4 60 93,8 4 6,3
Van Goor 10 35,7 18 64,3 20 44,4 25 55,6 11 28,2 28 71,8
De Fontein 22 52,4 20 47,6 10 34,5 19 65,5 13 37,1 22 62,9
Totaal 433 70,0 186 30,0 425 64,7 232 35,3 385 66,2 197 33,8
O. = oorspronkelijk werk, V. = vertaald werk