Aanvlijend vertalen    33-42

Theodor W. Adorno’s Negative Dialektik in Nederlandse vertaling

Henri Bloemen

Telkens wanneer een groot filosofisch werk in het Nederlands vertaald wordt, dringen zich een drietal vragen aan mij op. Dat is ook nu weer het geval bij de Nederlandse vertaling van de Negative Dialektik van Theodor W. Adorno, een van de meesterdenkers van de zogenaamde Kritische Theorie. De eerste vraag wordt gewekt door nieuwsgierigheid: hoe heeft de vertaler het gedaan? Hoe heeft hij bepaalde begrippen, passages en uitspraken vertaald? Hoe is hij omgegaan met de – in dit geval – nogal ontoegankelijke stijl van het werk? Daarna komen vragen opzetten die een meer intrinsieke verhouding tussen het origineel en de vertaling betreffen: doet de vertaling iets meer dan het origineel ‘eenvoudig’ – dat woord is hier eigenlijk niet van toepassing – weergeven, of gaat de vertaling een andere relatie met haar brontekst aan, een aanvullende, kritische of misschien zelfs een filosoferende? Zet de vertaling het denken van het origineel op een andere wijze voort? De vraag is legitiem als je ervan uitgaat dat taal en denken op een innige manier samenhangen – een van de uitgangspunten van onderhavig boek. Ze is nog legitiemer als zou blijken dat niet alleen taal en denken, maar taal, vertaling en denken met elkaar op een bepaalde manier zouden samenhangen. De onderneming die erin bestaat hetzelfde te denken in een andere taal zou dan misschien op een even verrassende als onschijnbare manier aan het ‘andere’ een plaats in dat denken kunnen geven – een van de utopieën in Adorno’s werk. De derde vraag die zich bij het lezen van de vertaling van elk filosofisch werk stelt (tenminste aan mij): zegt dit werk iets over het wezen van vertaling? Komen we iets meer te weten over wat dat eigenlijk is – vertaling? Kernachtiger: draagt de bestudering van een vertaling van filosofie bij tot een filosofie van de vertaling? Ook die vraag is legitiem, zij het vanuit negatieve ervaringen met de vertaalwetenschap die de wezensvraag schuwt en voor vertaling verkondigt ‘wat men vertaling noemt’. Tegen dat soort nominalistische handigheden zet Adorno’s werk zich vehement af. Maar net zoals ‘filosofie, die ooit achterhaald leek, in leven blijft (omdat) het ogenblik van haar verwerkelijking werd verzuimd’ (Adorno in de eerste zin van de Negatieve dialectiek) blijven pertinente vragen over vertaling die niet beantwoord worden, in leven, en het is alleen maar redelijk dat dan uitgekeken wordt naar andere mogelijke antwoorden, ook al komen die vanuit een discours – het filosofische – waarvoor de vertaalwetenschap hooguit zijdelings interesse toont. Liever nog zet ze het als prewetenschappelijk en normatief weg of gooit ze het ten prooi aan het relativisme van een theoriemarkt waar iedereen het zijne ervan denkt (te denken).

Lees verder in de papieren Filter