Roger Martin du Gard (1881–1958) was in het Nederlandse taalgebied lang een onbekende. Geheel ten onrechte, schrijft Maarten ’t Hart in zijn voorwoord bij de prachtige vertaling van de roman fleuve De Thibaults. Anneke Alderlieste vertaalde het eerste deel (849 pagina’s) en schreef ook een nawoord over leven en werk van Martin du Gard. Uitgeverij Meulenhoff zal ook deel 2 uitbrengen. Vertaalster en uitgever verdienen een groot compliment omdat ze een dergelijk grootschalig project van een relatief onbekende schrijver hebben aangedurfd.
Het is vreemd dat Martin du Gard niet meer werd gelezen in Nederland. Niet alleen Franse tijdgenoten zoals Gide en later Camus waardeerden zijn werk en staken dat niet onder stoelen of banken, ook Du Perron was vol bewondering. ‘Les Thibault is een wonderlijk boeiende familieroman; een van die lange werken, waarin het talent van de schrijver ons niet alleen schadeloos stelt, maar volkomen vasthoudt, terwijl het toch gaat over de lotgevallen van personages, die op zichzelf weinig belangrijks hebben. Dit boeien tegen de gegevens in heeft Roger Martin du Gard gemeen met onze Couperus; Les Thibault is in dit opzicht vergelijkbaar met een reeks als De boeken der kleine zielen. Evenals Couperus is Martin du Gard, in de ontwikkeling van zijn verhaal, door zijn dialoog vooral, zonder inzinkingen overtuigend,’ schrijft hij in een boekbespreking van Vieille France in de NRC van 30 maart 1933, opgenomen in zijn Verzameld werk (1958). Internationale lof viel Martin du Gard ten deel dankzij de Nobelprijs die hem in 1937 werd toegekend.
Het eerste deel van Les Thibault kwam tot stand tussen 1922 en 1929, dus na de Eerste Wereldoorlog. Van die oorlog, die een grote rol in de cyclus zal spelen, is in dit deel nog niet echt sprake. Zo nu en dan duikt de dreiging van een oorlog op in gespreken tussen de arts Antoine Thibault en een van zijn patiënten, maar daar blijft het voorlopig bij. De personages, naast Antoine, diens broer Jacques, een dromer die niet wil deugen, hun strenge, godvrezende vader, hun stiefzusje, de gouvernante, vrienden, het huispersoneel, en een bevriende protestantste familie, hebben nog andere zorgen aan hun hoofd die door de auteur meeslepend uit de doeken worden gedaan. Martin du Gard was geen modernist en geen stilistische vernieuwer, zijn meesterschap ligt in de voortstuwende kracht van zijn proza dat je niet meer loslaat, in de meerstemmigheid ervan en in de nuances waarmee hij de afgronden oproept waarin zijn eenzame personages uit verschillende sociale milieus regelmatig blikken. Daarnaast weet hij het uiterlijk van zijn figuren levensecht (en vaak geestig) op te roepen en is hij een meester in het schilderen van landschappen.