Als mijn situatie representatief is voor die van alle Franse vertalers, dan staan ze er financieel tegenwoordig niet best voor; mijn koopkracht is er de laatste vijftien jaar met ruim een derde op achteruitgegaan. La Condition du traducteur, hetgedegen rapport dat Pierre Assouline onlangs over het Franse vertaalwezen heeft gepubliceerd1 laat min of meer eenzelfde beeld zien: de inkomsten van de vertaler in Frankrijk zijn gekelderd. Voor de financiële achteruitgang kunnen drie oorzaken worden aangewezen: het verval van de Franse (kapitalistische sovjet-)economie, de inefficiëntie en ongerijmdheid van het belasting- en verzekeringsstelsel (zelfstandigen zijn verplicht hun winst binnen het jaar te investeren in bedrijfsmiddelen, anders vervalt deze aan de staatskas; sparen wordt zo onmogelijk) en ontwikkelingen in de uitgeverswereld.
Dat laat onverlet dat de Franse vertaler in een betere positie verkeert dan veel van zijn buitenlandse collega’s, alleen al doordat maar liefst 13% van de vertalingen wereldwijd in Frankrijk wordt gemaakt (18% van de Franse boekenproductie en 22% van het marktaandeel). Bovendien is het aantal vertalingen in Frankrijk de laatste twintig jaar met 50% gestegen.
Het boek van Pierre Assouline heeft er mede toe bijgedragen dat er recentelijk overleg op gang is gekomen tussen vertalers en uitgevers. De vorige overeenkomst waarin de verhoudingen tussen deze twee groepen werden geregeld (Code des Usages) kwam in 1993 tot stand. Die overeenkomst dient grondig te worden herzien, temeer daar zij lang niet altijd wordt nageleefd. Steeds vaker komen vertalers met uitgevers in botsing.
Op 15 september jongstleden vond een eerste vergadering plaats, onder auspiciën van het Centre national du livre, de stichting die onder meer de subsidies aan uitgevers en vertalers verleent. Aan tafel zaten onder anderen Antoine Gallimard, hoofd van de bond van de Franse uitgevers, en Olivier Mannoni, literair vertaler en directeur van de ATLF. De ATLF (Association des traducteurs littéraires de France) is een van de twee vakbonden voor vertalers; de andere is de Société française des traducteurs, die zich meer richt op het niet-literaire segment.
De deelnemers aan deze bijeenkomst constateerden dat er momenteel twee ontwikkelingen zijn die rampzalige gevolgen kunnen hebben voor de vertaalwereld: ten eerste brengt de globalisering een verkorting van de rechtencyclus en een versnelling van het publicatietempo met zich mee; ten tweede bemoeien de agenten van de auteurs in Frankrijk zich steeds vaker met de vertaling zelf. Tegen die laatste ‘hold-up’ moeten vertalers en uitgevers zich samen teweer stellen.
In het vervolg van deze onderhandelingen zullen in december vier aandachtspunten nader worden behandeld: de rechtspositie van de vertaler (erkenning ten opzichte van uitgevers en literair agenten in de context van de mondialisering); plaats en waardering van het werk (kwaliteit van de vertaling, betere afstemming van studentenaantallen die tot masteropleidingen worden toegelaten op de vraag vanuit de markt: in Frankrijk zijn er te veel gediplomeerde vertalers Engels-Frans, terwijl er een tekort bestaat aan vakkundige vertalers uit andere talen); contracten (met name in verband met zaken als digitalisering, printing on demand enz.); en aanpassing van het honorarium.
In La Condition du traducteur worden al enkele voorstellen gedaan om de positie van de vertaler te verbeteren, bijvoorbeeld de oprichting van een centraal expertisecentrum voor literaire vertalingen met een portaalsite geïnspireerd op die van het British Centre for Literary Translation. Bovendien dringt Assouline er bij onze vakbroeders op aan om zelf hun scheppende rol te benadrukken, omdat hun werk nog steeds niet naar waarde wordt geschat. Weliswaar maken de meeste uitgevers er inmiddels een zaak van de naam van de vertaler duidelijk te vermelden, toch zou het niet bij deze groeiende erkenning op papier moeten blijven. Zo’n naam op de voorkant van het boek of op een website klinkt goed, maar nog beter zou het zijn wanneer deze erkenning ook in klinkende munt werd ‘vertaald’.
Kortom, het honorarium – al tien jaar op hetzelfde niveau – moet omhoog, vooral gezien de huidige economische situatie in Frankrijk. Daarbij zijn enkele kanttekeningen te maken. Tijdens onderhandelingen over een contract komt de moeilijkheidsgraad van het werk bijna nooit ter sprake, en dat is in zekere zin ongehoord. Ook wordt er weinig of geen rekening gehouden met de bekwaamheid van de vertaler, met de eventuele jarenlange opbouw van ervaring en kennis, al die onzichtbare rijkdom. Om nog maar niet te spreken van het feit dat Franse vertalingen in sommige gevallen fungeren als brontekst voor vertalingen in andere talen. Zo worden Adriaan van Dis en Annelies Verbeke, om slechts twee auteurs te noemen, uit het Frans in het Chinees en in het Albanees vertaald; de rechtspositie van de Franse vertaler is bij dergelijke contracten gelijk aan die van een spook. Niet zelden geldt trouwens hetzelfde wanneer een vertaling voor het toneel bewerkt wordt.
Een ander probleem is de aanslagtelling, die vaak in het nadeel van de vertaler uitpakt: in principe zouden vertalers € 19 à € 25 per normbladzijde van 1500 tekens moeten krijgen, ook als er minder tekens op de bladzij staan, maar meestal krijgen ze dat niet.
Als fulltime vertaler uit het Nederlands – een taal die weinigen in fraai en degelijk Frans weten over te zetten – ben ik me ervan bewust dat mijn positie rianter is dan die van de meeste vertalers uit andere talen, temeer daar de subsidiestromen vanuit Amsterdam en Antwerpen naar Parijs aanzienlijk zijn. Zoals een ongepubliceerde studie recentelijk nogmaals onderstreepte2 is het aantal vertalingen van Nederlandse literaire werken in het Frans de laatste decennia flink gestegen (83 titels tussen 2003 en 2009, tegen bijvoorbeeld 24 titels tussen 1997 en 2000, en gemiddeld één per jaar in de eerste helft van de twintigste eeuw). Parijse uitgevers laten zich steeds vaker overtuigen van de kwaliteit van kinder- en jeugdboeken, strips en non-fictie uit de Lage Landen.
Dus we kunnen stellen: On a du pain sur la planche. Ikzelf kijk inderdaad tegen behoorlijke stapels boterhammen aan, maar het beleg wordt steeds dunner.
Noten
1 La Condition du traducteur, Paris: Centre national du livre, 2011, 181 p.
2 Marjolijn Voogel & Johan Heilbron, Rapport de force et échelles de grandeur sur le marché de la traduction. Les obstacles à la circulation des œuvres de littérature et de sciences humaines à l’ère de la mondialisation, zie het hoofdstuk ‘Comment découvrir une littérature inconnue? Les traductions du néerlandais en France’, DEPS, Ministère de la Culture et de la Communication.