Reactie op 'Het verhaal en de woorden' van Adri Boon II    65

Bertie van der Meij

Geachte redactie, 

Adri Boon levert in zijn artikel ‘Het verhaal en de woorden’ (Filter 15:1) kritiek op de vertaling van een novelle van Colm Tóibín. Zijn uitgangspunt is dat de woorden van de vertaling net niet – en soms helemaal niet – passen bij wat er wordt verteld. Als ik de beginalinea van zijn artikel goed begrijp, gaat Boon ervan uit dat vertalen een proces is dat op een gegeven moment vanzelf kan gaan, de vertaling ‘vervolmaakt zichzelf’, aldus Boon, zoals schrijvers ook wel eens beweren dat hun boek in een latere fase van het schrijven ‘zichzelf schreef’. De vertalers van Tóibíns novelle, begrijp ik uit de kritische bespreking van Boon, hebben blijkbaar niet goed opgelet toen de volmaakte vertaling zich bij hen aandiende.

Het denkbeeld dat een tekst zichzelf schrijft – wat moet je je daarbij voorstellen? Helemaal vanzelf zal het over het algemeen niet gaan. Gustave Flaubert bijvoorbeeld schreef dat wanneer hij eenmaal een idee had, de woorden niet ontbraken, maar hij zei er wel bij dat hij de enig juiste en harmonieuze uitdrukkingen pas vond door ernaar te zoeken.*

Bij vertalen ligt het nog weer anders. Wie vertaalt, is niet bezig een idee in woorden over te brengen, maar een reeds in woorden gevat idee over te brengen in een andere taal. Het is voor een vertaler niet voldoende om te onderzoeken wat de schrijver van een tekst heeft bedoeld, hij moet óók en misschien zelfs vooral nagaan hoe de schrijver zijn bedoelingen heeft verwoord en vervolgens moet hij op zoek gaan naar de juiste verwoording ervan in de doeltaal.

Het verbaasde me dan ook dat Boon het in zijn kritische bespreking minstens tien keer alleen maar heeft over wat er bedoeld wordt met een bepaalde frase of passage. Of misschien moet ik zeggen: over wat hij vermoedt dat er bedoeld wordt. Ik heb namelijk de indruk dat Boon de Engelse brontekst helemaal niet gelezen heeft, en zelfs niet eens de moeite heeft genomen zijn voorbeelden van slechte vertalingen te toetsen aan de originele Engelse novelle. Wie namelijk de Engelse zinnetjes in de (bij mijn weten door de Filter-redactie toegevoegde) bijlage bestudeert, merkt algauw dat Boons kritiek op de vertaling verschillende keren onterecht is en dat hij nuances weglaat die de vertalers wél hebben opgemerkt.

Daarbij is Boon ook nog eens slordig met zijn Nederlands. Een passage uit de vertaling die hij aanhaalt, luidt: ‘Op een dag moet ze ermee stoppen. Vandaag is altijd de beste dag voor alles.’ Deze formulering is inderdaad niet bepaald fraai. Maar als Boon schrijft dat de context zo sturend is, dat de vertaling ‘als het ware zelf leidt naar’: ‘Ze zal moeten stoppen. En liever gisteren nog dan vandaag’, maakt hij zichzelf belachelijk – hij bedoelt waarschijnlijk: 'En liever vandaag dan morgen.' Ik wil niet in detail ingaan op de andere voorbeelden die Boon geeft. Maar ik concludeer dat de manier waarop hij naar een vertaalde tekst kijkt niet per se een goede vertaalkritiek oplevert.

* À force de chercher, je trouve l'expression juste qui était la seule, et qui est, en même temps, l'harmonieuse; le mot ne manque jamais quand on possède l'idée. (Uit een brief van Flaubert aan George Sand, dec. 1875) 


Bertie van der Meij,
vertaalster