Karnemelk en bitterballen    38-40

Jack van der Weide

Abstract: ‘Translating Joyce is no party game in any language.’ Dat blijkt wel uit de problemen zich voordoen bij het vertalen van één klein zinnetje uit het eerste hoofdstuk van Ulysses: ‘And going forth, he met Butterly.’ Jack van der Weide kijkt hoe de vertalers van twee Duitse en twee Nederlandse versies het ervan afbrengen.

 

‘Translating Joyce is no party game in any language’, aldus Cait Murphy in een artikel over de wederwaardigheden van James Joyce’s roman Ulysses (1922) in het Chinees: het vertalen van Joyce is geen sinecure, in geen enkele taal.1 Als voorbeeld haalt Murphy een problematisch zinnetje aan uit het eerste hoofdstuk van het boek, de zogeheten Telemachus-episode: ‘And going forth, he met Butterly.’ (U 1.527)2 De zin wordt uitgesproken door het personage Buck Mulligan, een student van het brallerige type, die samen met zijn kompaan Stephen Dedalus de oude vestingtoren verlaat die hun tijdelijke onderkomen vormt. Mulligan is een notoir blasfemist, die zijn uitspraken doorspekt met uit hun context gerukte zinsneden uit de katholieke mis en vervormde bijbelcitaten. ‘And going forth, he met Butterly’ verwijst naar Mattheus 26:75, ‘And going forth, he wept bitterly’: Petrus heeft zojuist Jezus verloochend, beseft wat er gebeurd is en gaat vol wroeging heen ‒ ‘En naar buiten gaande weende hij bitter’. In Mulligans versie van het gebeuren verdwijnt de wroeging en komt Petrus ene Butterly tegen.

In haar artikel legt Cait Murphy dit alles uit, en ze voegt toe dat Mulligan en Dedalus in de rest van het boek niemand zullen ontmoeten met de naam Butterly. Wel is het zo dat er nog een Butterly opduikt, in het vijftiende hoofdstuk. Hier is het de protagonist van de roman, Leopold Bloom, die in een hallucinatoire scène zich inbeeldt koning Leopold de Eerste te zijn. Als verlicht monarch mengt hij zich onder het gewone volk en nuttigt hij onder meer een rauwe raap, hem aangeboden door een boer genaamd Maurice Butterly: ‘(he eats a raw turnip offered him by Maurice Butterly, farmer) Fine! Splendid!’ (U 15.1611) En hoewel deze Maurice Butterly op allerlei manieren ver verwijderd lijkt van zijn naamgenoot in het eerste hoofdstuk, heeft vijfenzeventig jaar Joyce-exegese bewezen dat toeval in Ulysses niet bestaat en dat er wel degelijk een verband zal zijn. Een vertaler hoeft niet te weten wat dit verband is, maar dient zich wel van de terugkeer van Butterly bewust te zijn. Dit als inleiding.

De Zwitserse Joyce-deskundige Fritz Senn heeft zich in zijn lange carrière onder meer intensief beziggehouden met het vertalen van Ulysses, en ook Butterly is niet aan zijn aandacht ontsnapt.3 Hij richt zich daarbij op de Duitse vertalingen, waarvan de eerste in 1927 verscheen, van de hand van Georg Goyert. Goyert kiest aanvankelijk voor een letterlijke vertaling van Mulligans woorden, waarbij de bijbelse verwijzing verdwijnt: ‘Und als er weiterging, traf er Butterly.’ In 1930 verschijnt een herziene editie van Goyerts vertaling, waarin hij een poging doet een compromis te bereiken tussen het bijbelcitaat (‘Und ging hinaus und weinte bitterlich’) en een letterlijke vertaling: ‘Und als er weiterging, traf er Bütterlich.’ ‘Bütterlich’ is een vermenging van ‘Butterly’ en ‘bitterlich,’ maar Senn merkt terecht op dat dit niet echt een verbetering is, aangezien de woorden ‘weinte’ en ‘traf’ geen enkele overeenkomst vertonen. In 1965 slaagt Hans Wollschläger er wel in om het verband met Petrus’ wenen intact te houden: ‘Und er ging hinaus und weinte Buttermilch’. Een zeer geslaagde woordspeling, maar het aspect van de ontmoeting gaat verloren ‒ een substantieel verlies in een roman waar ontmoetingen van allerlei aard zo’n belangrijke rol spelen.

In 1969 verschijnt de eerste vertaling van Ulysses in het Nederlands, door John Vandenbergh. Deze maakt van Butterly een zekere heer Bitter: ‘En naar buiten gaande ontmoette hij Bitter.’ Vandenbergh is zich duidelijk bewust van de verwijzing naar het bijbelcitaat. Boer Maurice Butterly is eveneens niet aan zijn aandacht ontsnapt en blijkt in het Nederlands Maurice Bitter te heten. De oplossing die Vandenbergh kiest is vergelijkbaar met die van Goyert in diens herziene vertaling van 1930 en roept dezelfde bezwaren op: niet alleen is Mulligans opmerking niet echt leuk meer, ook lijken de woorden ‘weende’ en ‘ontmoette’ absoluut niet op elkaar, in tegenstelling tot ‘wept’ en ‘met’ in het Engels. Paul Claes en Mon Nys kiezen in hun Ulysses-vertaling uit 1994 voor wat we, analoog aan de Duitse situatie, de karnemelk-oplossing zouden kunnen noemen: ‘En naar buiten gaande, weende hij bitterballen.’ Net als bij de ‘Buttermilch’ van Wollschläger wordt de woordspeling hersteld, maar gaat de ontmoeting verloren. Maurice Butterly verandert bij Claes en Nys in Maurice Bitterbal, een wat vreemde naam voor een boer.

Naast het kwijtraken van het aspect van de ontmoeting, kleeft er nog een ander probleem aan ‘weende hij bitterballen’: wat doet deze oer-Hollandse snack in het Dublin van 16 juni 1904, de dag waarop Ulysses zich afspeelt?4 Hoewel het me niet is gelukt om de precieze afkomst van de bitterbal te achterhalen, wijst de informatie waar ik over beschik op een leeftijd van hooguit zestig à zeventig jaar.5 Bovendien lijkt Nederland het enige land te zijn waar men bekend is met het gefrituurde borrelhapje ‒ het Groot woordenboek Nederlands-Engels van Van Dale geeft bijvoorbeeld de zowel vage als omslachtige omschrijving ‘type of croquette served as an appetizer’. Het woord ‘bitterbal’ in een vertaling van Ulysses lijkt daarmee zowel een anachronisme als een ‘anatopisme’ te zijn. ‘Weende hij bitterballen’ is een woordspeling die een naoorlogse student van het Buck Mulligan-type in Nederland nog wel zou kunnen maken, maar die volledig misstaat in Ulysses.

Wat zijn de alternatieven? Een mogelijkheid zou zijn om een ander woord te kiezen dat met ‘bitter’ begint, bijvoorbeeld: ‘En naar buiten gaande, weende hij bitterkoekjes.’ Bitterkoekjes lijken mij minder plaatsen tijdgebonden dan bitterballen. Ook een meer vloeibare keuze komt in aanmerking: ‘En naar buiten gaande, weende hij kruidenbitter.’ Kruidenbitter roept associaties op met de provincies Groningen en Friesland, en het agrarische karakter van die provincies maakt ‘Maurice Kruidenbitter’ tot een redelijk aanvaardbare naam voor een boer. Mijn persoonlijke favoriet is echter: ‘En naar buiten gaande, weende hij bittertjes.’6 Hier is geen verband met een specifieke tijd of plaats die de vertaling ondermijnt. Bovendien kan ‘bittertjes’ gelezen worden als zelfstandig naamwoord en als bijwoord (in analogie met ‘zachtjes’). Maurice Butterly verandert in Maurice Bittertje. Toch ook geen slechte naam voor een boer.

 

Noten
1 Cait Murphy, “Ulysses’ in Chinese. The story of an elderly pair of translators and their unusual bestseller’, http://www.theatlantic.com/issues/95sep/ulyss.htm.
2 De verwijzingen zijn naar de zogeheten Gabler-editie van Ulysses. Vóór de punt wordt het nummer van het hoofdstuk gegeven, na de punt het regelnummer.
3 Fritz Senn, ‘Die Fruchtbare Illusion der Übersetzbarkeit,’ in: Nichts gegen Joyce/Joyce versus Nothing (Zürich: Haffmans Verlag, 1983), p. 246–260.
4 Het oer-Hollandse, en ook enigszins banale karakter van de bitterbal komt goed naar voren in de volgende anekdote. Toen de Nederlandse schaatsploeg op de Olympische winterspelen van Nagano in 1998 vijf gouden medailles had gewonnen, plus nog een aantal zilveren en bronzen, werden de leden uitgenodigd voor een receptie op het koninklijk paleis. Gianni Romme, winnaar van het goud op de vijf en tien kilometer, zei achteraf aangenaam verrast te zijn geweest door het informele karakter van het gebeuren: ‘En weet je wat het mooiste was: we kregen bitterballen. Gewoon bitterballen in een koninklijk paleis. Dat vind ik zo prachtig.’
5 Zie voor meer informatie de bitterballen-site van Vette Henk, http://www.geocities.com/NapaValley/5807/.
6 Deze suggestie is afkomstig van Wilma Siccama.