Filosofie en/in/door/met/ondanks vertaling    7-8

Henri Bloemen
Harm-Jan van Dam

Abstract: Korte inleiding op het thema ‘filosofie vertalen’, dat in dit nummer centraal staat.

 

Sinds de tijd dat filosofie zichzelf gedefinieerd heeft als een manier van spreken die tot de waarheid leidt ‒ Plato’s bekende dialegesthai ‒ heeft ze een problematische verhouding tot de taal en het vertalen. Allereerst wordt de waarheid veeleer aanschouwd dan uitgesproken; als ze vervolgens al uitgesproken kan worden, dient dat eigenlijk in één taal te gebeuren, bijvoorbeeld het Grieks. Sindsdien is het verlangen naar de ene taal van de waarheid, die geen vertaling nodig heeft, bij de filosofen nooit helemaal weg geweest: men denke aan Leibniz.

Aan de andere kant is filosofie altijd vertaald geweest. De hele Griekse filosofie is door de vertaaloperatie van de Romeinen, die zichzelf als bevoorrechte ontvangers van de Griekse filosofische traditie zagen, tot ons gekomen. Voor Martin Heidegger is dat een rampzalige gebeurtenis die ons de toegang tot de Griekse ‘grondwoorden’ verspert; ‘zomin als men een gedicht kan vertalen, zomin kan men een denken vertalen’ was zijn credo. Voor Hannah Arendt is het daarentegen een gebeurtenis waardoor er pas continuïteit, cultuur, institutionalisering ontstonden.

Weliswaar zonder diezelfde epochale vormingskracht kan men zeggen dat die vertaalactiviteit sindsdien ononderbroken doorgaat, ja zelfs geïntensifieerd wordt. In het Nederlandse taalgebied maken vertalingen van filosofische werken kennelijk een exponentiële groei door. Een verwijzing naar de groots opgezette Aristoteles-vertaling van de Historische Uitgeverij en de vertaling van Martin Heideggers hoofdwerk Sein und Zeit in 1998 volstaan al om dat te staven. Naast de antieke filosofen lijken vooral de grote Duitse filosofen in trek: Nietzsche, Schopenhauer, Heidegger, Arendt. In deze special zijn bijdragen over antieke filosofie, Plato, Spinoza en Arendt te vinden.

Wat is er nu zo typisch aan het vertalen van filosofie? Als nu, tegen de intuïtie van Heidegger in, ‘het denken’ toch vertaald wordt, is het dan niet zo dat filosofie vertalen, vooropgezet dat haar woorden en begrippen eerst die schijnbaar oerfilosofische beweging van ‘vereenduidelijking’ doorlopen, ‘alleen maar reuze makkelijk’ (M. Bakker) is? De ervaring spreekt dat tegen. Het is juist in en door vertaling dat die simplificerende beweging complex werd. Juist omdat de Romeinen aletheia met veritas vertaald hebben, kon Martin Heidegger tot zijn aanvullende vertaling ‘onoerborgenheid’ komen. ‘Filosofie en literatuur houden de strijd tussen betekenaar en betekenis open’, stellen de vertalers van Hannah Arendt in een gesprek. Filosofie vertalen doet volgens mij nog meer dan de discussie open houden: het bouwt eraan voort, of beter het schrijft eraan voort.

Zo gezien zouden vertalingen van filosofische teksten ‘in plaats van als teksten te verbleken en zich te laten oplossen in hun solidariteit met een filosofisch project, door een eigen dichtheid, weerbarstigheid en exces de eenheid en homogeniteit daarvan kunnen doorkruisen. Met eigen doorgangen (...) en verbindingen (...) via geheime deuren die glimmen als spiegels en, ergens in de apotheek van Plato, uitkomen op een labyrint.’ (M. Bakker). Van die dichtheid, weerbarstigheid en exces getuigen de bijdragen hier, elk op hun manier.