Dat er een Spaanse bestseller was over het ontstaan van het boek die in duizenden exemplaren en tientallen vertalingen de wereld rondging, was me ontgaan tot ik die dankzij Filter in handen kreeg. Een kleine 500 bladzijden, ga daar als vertaler maar weer eens aan staan. Adri Boon had al meer dergelijke opdrachten tot een goed einde gebracht en ook deze keer heeft hij voortreffelijk werk afgeleverd.
In El infinito en un junco (Madrid: Siruela, 2019) letterlijk ‘Oneindigheid in een rietstengel’, kort en krachtig vertaald als ‘Papyrus’, heeft de Spaanse classica en romanschrijfster Irene Vallejo alles wat we zouden kunnen willen weten over het ontstaan, vermenigvuldigen, verzamelen, ordenen, bewaren en verliezen van boeken in de oudheid samengebracht. Het eerste deel is gewijd aan de Griekse, het tweede aan de Romeinse wereld. De delen bestaan uit kleine hoofdstukjes die los van elkaar kunnen worden gelezen. Proloog en epiloog zijn elkaars spiegelbeeld over de eeuwen heen: in beide kijken bewoners van een geïsoleerde landbouwgemeenschap argwanend toe hoe vreemde ruiters hun dorp naderen. In het eerste geval gaat het om soldaten van koning Ptolemaeus van Egypte die erop uitgestuurd worden om overal boekrollen te kopen voor de bibliotheek van Alexandrië. In het tweede zijn het bibliothecaressen die te paard boeken komen bezorgen aan landbouwers in de Appalachen na de Grote Depressie in de jaren dertig van de twintigste eeuw. Voortdurend trekt de auteur lijnen van de oudheid naar het nu. Dat gebeurt heel natuurlijk, want er is in beide gevallen sprake van een geglobaliseerd universum. Daarom begint het boek ook met het verhaal van Alexander de Grote en Alexandrië, om daar na een grote omtrekkende beweging in tijd en ruimte op het einde van het eerste deel weer bij uit te komen. Zo wordt de wereld van het boek een wereld zonder grenzen.