Dode dieren duwen    23-30

Over de vertaling door Floor Borsboom van Joseph Ponthus’ Aan de lopende band

Peter Nijssen

Wie zou ik – als lezer van literatuur – zijn geweest als er geen vertalingen bestonden? Ik, met mijn Engels, Duits en Frans van de middelbare school, met mijn Italiaans van een jaar doctoraal bijvak en met mijn Latijn van een halfjaar, als keuzevak tijdens het tweede jaar van de studie Nederlands?

Ik zou heel aardig mijn weg kunnen vinden in de Engelse, Duitse en Franse letteren, maar er zou me toch een en ander ontgaan. Niet alle woorden, niet iedere scheut ironie, niet elk register zouden aan mij besteed zijn. Ik zou met enige moeite een Italiaanse roman kunnen lezen, in die zin dat ik zou weten waar hij over gaat. Ik zou het verhaal kunnen volgen en soms het genoegen smaken een hele alinea precies te begrijpen. Maar voor de rest? Van sommige talen zou ik hooguit in opperste concentratie kunnen snappen wat er ongeveer staat. Ja, dat geldt in mijn geval zelfs voor het Fries. Maar van heel veel talen – Grieks, Slavische talen, Fins, Hongaars, Chinees, Japans, Arabisch, Hebreeuws, Sanskriet en noem maar op – zou ik tittel noch jota begrijpen.

Zonder vertalingen zou ik de helft van wat ik gelezen heb met minder begrip (en daardoor ook minder plezier) hebben gelezen of zelfs helemaal niet hebben kúnnen lezen. Dat is een feit. Aldus mijmerend drentelde ik langs mijn boekenkasten op zoek naar mijn favoriete vertaling aller tijden. Je komt al snel op de gedachte dat zo’n vertaling toch in elk geval die van een meesterwerk van een wereldberoemd schrijver moet zijn. Iets uit de eeuwige canon. Homerus, Shakespeare, Dante, Dostojevski, Proust, Pessoa, Woolf, Thomas Mann, Bachmann of Kuifje (excuseer, Hergé). De grote namen op de ijle hoogvlaktes van de klassieke wereldliteratuur. Maar welk boek van welk genie moet worden uitverkoren? En dan: welke vertaling?

Lees verder in de papieren Filter