Interview met Elsschot-vertaalster Agnes Kalmann-Matter    39-42

Een tragisch boek - maar met humor geschreven

Gerd Busse
Vertaling: Caroline Meijer

De Zwitserse Agnes Kalmann-Matter (1927) kwam als jonge vrouw naar Nederland, waar zij al snel het werk van Willem Elsschot leerde kennen. Samen met haar man Herbert Kalmann nam zij meer dan een halve eeuw geleden het initiatief om Kaas in het Duits te vertalen en aan uitgevers aan te bieden. Het boek verscheen in 1952, maar werd nauwelijks opgemerkt. Nadat de vertaling in 2004 was bewerkt, brak het boek wel door: wekenlang stond Kaas op de Duitse bestsellerlijsten. Gerd Busse, de bewerker van de vertaling, zocht Agnes Kalmann-Matter op in haar huis in Laren en sprak met haar over haar werk aan Kaas, over vertalen in het algemeen en over een bezoek dat zij en haar man aan Elsschot brachten in Antwerpen.

Mevrouw Kalmann-Matter, wat was uw eerste gedachte toen u hoorde dat uw vertaling van de Elsschot-klassieker Kaas in Duitsland plotseling een bestseller geworden was?
Ik was aangenaam verrast. Maar ik heb me er ook vrolijk om gemaakt dat ik succes kreeg met iets van vijftig jaar geleden. Het zou mooi geweest zijn als mijn man nog had geleefd. Hij zou er zeer mee in zijn schik zijn geweest.

Hoe kwam u op het idee om te gaan vertalen?
Mijn man heeft me ingevoerd in de Nederlandse literatuur, waar hij veel van hield. Toen ik hier in Nederland kwam, bracht hij steeds weer boeken voor me mee uit de bibliotheek – onder andere ook van Elsschot. En Kaas beviel mij bijzonder goed. Daarom heb ik het vertaald.

Heeft u behalve Kaas nog andere titels van Elsschot vertaald en geprobeerd die uitgegeven te krijgen?
Ik heb verder niets vertaald in mijn leven.

Bedoelt u dat u behalve Kaas geen andere boeken heeft vertaald?
Alleen Kaas, ja.

Kunt u zich nog herinneren hoe het werk aan de vertaling is verlopen?
Mijn man en ik zijn samen begonnen. Mijn man had al eerder verschillende dingen vertaald. Maar na een tijdje zei hij: ‘Je kunt het ook alleen wel af.’ Ik geloof dat het ongeveer een half jaar heeft geduurd voordat de vertaling af was, want ik had ook nog andere dingen te doen. En ik hoefde me niet te haasten, ik kon over elk probleem lang nadenken.

Hoe ging het vertalen toen in zijn werk? Vandaag de dag zitten vertalers achter hun computer, roepen hun elektronische woordenboek op, gaan voor moeilijke vragen online en zoeken met Google naar allerlei termen – hoe deed u het toen?
Er was toen geen hulp. Je moest gewoon geduld hebben. Als er een probleem was, dan wachtte je totdat je – bijvoorbeeld tijdens een wandelingetje of onder het was ophangen – plotseling een inval kreeg.

Bood het woordenboek niet vaak uitkomst?
Dat gebruikte ik niet, dat had ik niet nodig.

Hoe was de samenwerking met uitgeverij Eugen Diederichs?
Wij zijn een keer bij Diederichs in Düsseldorf geweest, maar van dat bezoek herinner ik me niets in het bijzonder. Het was een zakelijke bespreking. Kaas had voor hem geen hoge prioriteit.

Heeft u tijdens het vertalen contact gehad met Willem Elsschot, bijvoorbeeld om onduidelijkheden te bespreken?
Ja, mijn man en ik zijn een keer bij Elsschot op bezoek geweest in Antwerpen. We hadden hem een paar bladzijden van het manuscript gestuurd en hij schreef terug dat de vertaling hem correct leek en dat wij hem altijd mochten bezoeken, maar niet per se om de vertaling te bespreken. We hebben het ook helemaal niet over de vertaling gehad. 

Wanneer vond dat bezoek plaats?
Dat was nog voor het verschijnen van Kaas. Ik weet het niet precies meer, maar ik geloof dat wij hadden geschreven dat we op een zondag zouden komen, tegen elf uur. Om elf uur belden we bij zijn huis in Antwerpen aan en na een lange tijd deed Elsschots vrouw de deur open. Ze had alleen een handdoek om zich heen geslagen en zei dat ze nog niet zover waren. Of wij over een halfuur of zo terug konden komen? Dat was onze ontmoeting met mevrouw De Ridder. Toen wij later terugkwamen, werden wij door de heer des huizes ontvangen, en wel heel vriendelijk. Ik herinner me de kamer nog goed, een lange ruimte, die vol stond met oude meubels en lampen, maar heel donker. En daar zaten wij en kletsten wat, zoals gezegd niet over Kaas, maar over van alles en nog wat. Hoewel – hij heeft ons toch wel gevraagd waarom wij juist dit boek hadden gekozen, en toen ik zei dat wij het de beste van al zijn novellen vonden, zei hij dat het ook zijn lievelingsboek was.

Bij de bewerking van uw vertaling viel mij op dat voor een hele reeks namen – zoals bijvoorbeeld Hornstra, van der Zijpen en Bartherotte – een andere schrijfwijze wordt gehanteerd dan in het Verzameld werk van Elsschot. Ook ontbreken er af en toe een paar woorden of soms hele zinnen in uw vertaling. Heeft u een andere versie van het origineel gebruikt voor uw vertaling, of was het een wens van de auteur of de uitgever om het zo te doen?
Ik denk dat wij een andere editie hebben gebruikt, die ik helaas niet meer heb. Want ik geloof niet dat ik een zin heb weggelaten. Ik herinner me ook niet wat er is gebeurd met het openingsgedicht en de lijsten ‘personages’ en ‘elementen’ aan het begin van de novelle, die destijds in onze vertaling ontbraken. En wat die namen betreft: ik zie geen reden waarom ik die namen anders zou hebben geschreven.

Het is bekend dat Willem Elsschot zelf heeft geprobeerd zijn werk te vertalen en een uitgesproken mening had over de kwaliteit van zijn vertaalde werk. Heeft hij zich ooit over uw vertaling uitgesproken?
Hij heeft gezegd dat hij eigenlijk niet vertaalbaar was – maar dat denken zoveel schrijvers graag van zichzelf – maar hij heeft ook gezegd dat onze vertaling bij hem in de smaak viel. Eigenlijk denk ik – en dat klinkt misschien een beetje vreemd – dat hij ons gewoon aardig vond. Maar ik was ook nog maar een jong meisje, 24 jaar oud. Mijn man vertelde me naderhand dat Elsschot mij de hele tijd vertederd had zitten aankijken.

Wieneke ’t Hoen schrijft in Revolver dat de Kaas-uitgave van 1952 niet zo goed verkocht heeft – zij heeft het over een totaal van tien verkochte exemplaren in 1955. Waaraan lag dat?
Ik denk dat het aan de uitgever lag, die heeft geen reclame gemaakt. Hij deed er helemaal niets aan. Ik geloof dat het de uitgever persoonlijk weinig kon schelen, aangezien de Bibliotheca Flandrica door de Vlaamse regering werd gefinancierd en hij zijn geld toch wel kreeg. Maar misschien kwam het ook wel omdat de Duitsers in die tijd, zo vlak na de oorlog, met heel andere dingen bezig waren dan met de ontdekking van een onbekende Vlaamse auteur. Ze waren bezig met de wederopbouw en verder gewoon puur met overleven. Het kan zijn dat Kaas in Duitsland nu zo’n succes is omdat veel Duitsers zich erin herkennen, misschien omdat ze zelf een winkel zijn begonnen en de zaken vervolgens niet zo zijn gelopen als ze zich hadden voorgesteld. Maar het succes hangt natuurlijk ook samen met het feit dat er in de media tegenwoordig heel anders over literatuur wordt gesproken.

Heeft het niet ook aan de titel van de Duitse uitgave gelegen (Kaas), dat het boek is geflopt?
Ja, dat denk ik ook. Wie wil er in Duitsland nou een boek kopen dat Kaas heet. Maar men vond Käse eenvoudig te grof. Voor het Duitse gevoel achtte men het niet acceptabel, ‘Käse’ klonk te vulgair.

Is de Kaas-vertaling uit 1952 ooit ergens besproken?
Voor zover ik weet is er maar één recensie verschenen. Wat me destijds verbaasd heeft, en wat mij nu ook verbaast als ik de recensies van de nieuwe uitgave lees, is dat Kaas hoofdzakelijk als een grappig boek wordt gekenschetst. Destijds heette het bijvoorbeeld dat Kaas ‘om je dood te lachen’ was. Ik vind het geen grappig boek. Het is een tragisch boek – maar met humor geschreven.

U zei in ons voorgesprek dat u de drie versies van Kaas – dus het origineel, uw vertaling en de huidige Duitse uitgave – met elkaar vergeleken heeft. Als u de huidige uitgave zou mogen bewerken, zou u dan iets veranderen?
De bewerking bevalt me heel goed. Ik ben nu niet meer zo thuis in de Duitse taal, omdat ik bijna alleen nog maar Nederlands spreek. Het enige waar ik het niet mee eens was, was met de passage aan het eind van het derde hoofdstuk waar Elsschot over het woensdaggezelschap van Van Schoonbeke schrijft: ‘Met hun beetje centen!’ Ik had daar vertaald ‘Mit ihrem bißchen Geld’, en u heeft daarvan gemaakt ‘Mit ihren paar Kröten!’ Dat vind ik een beetje vulgair. En het is misschien ook een mode-uitdrukking – ik kende de uitdrukking niet eens–, en over tien jaar zegt men misschien wat anders. 

Als u, zoals wij nu doen, terugdenkt aan de tijd dat u met Elsschot bezig was, krijgt u dan geen zin om nog iets anders van hem te vertalen?
Ik denk dat mijn Duits niet goed genoeg meer is om nog iets te vertalen. Ik geloof niet dat ik het nog kan.


Met dank aan mevrouw Kalmann-Matter voor het gesprek.