In het hart van het Duits taalgebied    20-30

Achtergronden van de eerste Duitse Kaas-vertaling

Gerd Busse
Vertaling: Caroline Meijer

In een recente aflevering van het Vlaamse literaire tijdschrift Revolver draagt Wieneke ’t Hoen nieuwe informatie aan over de geschiedenis van de eerste Duitse uitgave van Elsschots novelle Kaas uit 1952.1 Onlangs opgedoken documenten uit het persoonlijk archief van Agnes Kalmann-Matter, de vertaalster van de uitgave, vullen dit beeld aan. Het genoemde archief omvat onder meer tot nu toe onbekende correspondentie tussen het echtpaar Kalmann en de Duitse uitgever Diederichs, brieven van en aan Alfons de Ridder (alias Willem Elsschot), evenals het manuscript van de vertaling van Kaas.

Hoe het begon
Aan het eind van de jaren veertig vatten de Zwitserse Agnes Kalmann-Matter en haar echtgenoot Herbert Kalmann3 het plan op om Kaas in het Duits te vertalen en de vertaling vervolgens aan een Zwitserse uitgever aan te bieden. Kennelijk hebben zij Elsschot een fragment van de vertaling gestuurd en hem om zijn mening gevraagd, want Elsschot schreef hen op 1 december 19502:

Zeer geachte Heer en Mevrouw,

In antwoord op uw brief dato 26 Nov. j.l. spijt het mij u te moeten zeggen dat ik; bij mijn weten, nooit uw gedeeltelijke vertaling van KAAS ontvangen heb. Dat is dan ook de reden waarom u van mij geen antwoord ontvangen hebt.

Om een Duitse vertaling te kunnen beoordelen heb ik niet meer nodig dan een brokstuk van b.v. 5 gedrukte paginas.

Indien die vertaling meevalt, iets waar ik niet aan twijfel, dan stelt zich de vraag wie het boek in Duitsland zal uitgeven. Ik zou dan in de eerste plaats met die uitgever een overeenkomst moeten sluiten. En hoe, en door wie, zoudt u vergoed worden voor het geleverde vertaalwerk? Gebruikelijk is hier dat de uitgever voor het vertaalwerk een vaste som betaalt die ik, als schrijver, niet behoef te kennen. Ikzelf zou betaald worden in de vorm van een overeen te komen percentage op de gedrukte exemplaren.

Met vriendelijke groeten teken ik,

Hoogachtend,

A. De Ridder (W.E.)

Blijkbaar gaf het vertaalpaar gehoor aan Elsschots verzoek hem nogmaals een proeve van de vertaling te sturen, want op 18 januari 1951 schrijft hij Herbert Kalmann:

Zeer geachte Heer,

Ik retourneer U de enkele paginas welke U van KAAS in het Duits vertaald hebt. Die vertaling schijnt mij goed te zijn.

Principieel heb ik er niets op tegen dat Kaas in een vertaling van U het licht ziet. U spreekt echter van een Zwitserse uitgave. En nu komt het mij voor dat een Duits boek in Duitsland diende te worden uitgegeven, want Duitsland is toch het hart van het Duitse taalgebied niet waar? Ik heb steeds geweigerd mijn boeken in de Franse taal in België te laten publiceren, wetend dat die niet, of zo goed als niet, over de Franse grens zouden komen. Ik wil dat die in Parijs uitgegeven worden of anders heelemaal niet. Om dezelfde reden werden mijn boeken in Nederland uitgegeven en niet in België, want een Vlaams boek komt niet over de Nederlandse grens.

Daarom stel ik U de vraag of Uw vertaling uitsluitend bestemd zou zijn voor verkoop in Zwitserland. Indien ja, dan dient tussen de uitgever en mij een overeenkomst gemaakt te worden wat het honorarium betreft. Gewoonte is dat de vertaler door de uitgever betaald wordt.

Ik zie dus Uw verdere berichten gaarne tegemoet en teken in afwachting,

Hoogachtend,

A. De Ridder

Bijlage: vertaling.

P.S.: Waarom zoudt U geen Duitse uitgever zoeken? Misschien kan ik er een voor U vinden?

Het lijkt wel duidelijk dat Elsschot er – op grond van zijn ervaringen in België – niet van overtuigd was dat een Zwitserse uitgeverij voor een behoorlijke verspreiding van zijn werk in het Duitse taalgebied zou kunnen zorgen. Daarom suggereerde hij de vertalers zich te wenden tot de Duitse uitgevers met wie hij zelf contact had gehad, zoals blijkt uit zijn brief aan Herbert Kalmann van 13 april 1951:

KAAS

Mijnheren,

Ik ontving Uw schrijven dato 26.3.1951.

Ik heb geen stappen gedaan in Duitsland om een uitgever te vinden.

Wel werd in tweemaal door Duitse uitgevers aangeschreven maar dan voor andere boeken. Voor LIJMEN-HET BEEN door L. Schwann, Charlottenstrasse 80, Düsseldorf en voor TSJIP door Eugen Diederich, Peter Jansenstrasse 3, Düsseldorf-Köln. Tot zaken is het echter nog niet gekomen. Of dat flinke uitgevers zijn weet ik niet. Misschien zoudt U voeling met hen kunnen nemen voor KAAS.

Indien U in Antwerpen komt zijt U ten mijnent altijd welkom. Zakelijk echter heeft het geen nut voor een uitgever gevonden is en zelf ben ik niet van plan die te zoeken.

Met vriendelijke groeten,

Hoogachtend,

A. De Ridder

Niettemin moet Elsschot tegelijkertijd zelf het initiatief hebben genomen om in contact te treden met een Duitse uitgever, want in een brief van Peter Diederichs aan Herbert Kalmann, gedateerd 16 april 1951, staat het volgende te lezen:

Sehr geehrter Herr Kalman!

Herr De Ridder weist mich darauf hin, dass Sie sein Werk “Kaas” in die deutsche Sprache übersetzt haben und empfiehlt mir, mich wegen einer Herausgabe dieses Buches in Deutschland mit Ihnen in Verbindung zu setzen. Es würde mich sehr interessieren, das Werk kennenzulernen. Könnten Sie mir die von Ihnen angefertigte Übersetzung oder einen Teil derselben einmal zugänglich machen, damit ich Ihnen gegebenenfalls weitere Vorschläge übermitteln kann?

Mit vorzüglicher Hochachtung

Dr. Peter Diederichs

De vertaling viel bij Diederichs in de smaak, maar er was een probleem, zoals Diederichs Herbert Kalmann in een langere brief (van 23 augustus 1951) liet weten:

Sehr geehrter Herr Kalman!

Die Prüfung der von Ihnen eingereichten Übersetzung des Werkes von Elsschot ‘Käse’ hat sich aus verschiedenen Gründen länger hingezogen als es der Absicht des Verlages entsprach. Wie Ihnen vielleicht durch den Autor bekanntgeworden ist, ist unser Verlag im Begriff, eine grössere Reihe Schriften unter dem Sammeltitel ‘Bibliotheca Frandrica’ herauszugeben, in dem auch ein Buch Elsschots aufgenommen werden sollte. Die Verhandlungen darüber haben sich nun längere Zeit hingezogen. Ich hoffte, dass sich dies Werk in die geplante Publikationsserie einfügen liesse. Da die Bücher jedoch von der Koninklyke Vlaamse Akademie vor Taal- en Letterkunde in Brüssel, die die Bibliotheca Flandrica aktiv unterstützt, genau ausgewählt wurden, erwies sich das Vorhaben des Verlages nicht als möglich.

So hat uns nun die Frage beschäftigt, diese sehr hübsche und geistvolle Erzählung als selbständige Publikation zu veröffentlichen. Dieser Plan hatte insofern etwas Verlockendes an sich, als Ihre Übersetzung wirklich sehr gut ist und dazu beiträgt, dieser Erzählung auch in der deutschen Fassung eine innere Straffheit und Geschlossenheit zu geben. Nach eingehenden Erwägungen bin ich jedoch zu dem Resultat gekommen, dass die Arbeit für sich allein genommen sich doch unter den heutigen Verhältnissen als Veröffentlichung schwer tragen würde. Der geringe Umfang des Manuskriptes macht es nicht möglich, ein grösseres Buch daraus zu machen. Für kleine dünne Bände besteht in Deutschland augenblicklich bei dem Publikum ein verhältnismässig geringes Interesse. Es wäre darum besser, eine solche Arbeit mit anderen zusammen zu veröffentlichen. Dadurch wird auch die gewisse Einseitigkeit des Themas etwas aufgelockert.

Ich bedaure darum, Ihnen sagen zu müssen, dass der Eugen Diederichs Verlag die Veröffentlichung der Arbeit in der vorliegenden Form leider nicht übernehmen kann. Da ich, wie gesagt, die Übersetzung sehr gut finde, würde ich jedoch gern ins Auge fassen, mit Ihnen späterhin wegen der Übersetzung eines anderen Werkes von Elsschot in Verbindung zu treten. Ich stehe im Augenblick noch mit verschiedenen Stellen deswegen in Verhandlung und könnte Ihnen erst später entsprechende Vorschläge machen.

Das übersandte Manuskript lasse ich gleichzeitig mit dem besten Dank an Sie zurückgehen.

Mit vorzüglicher Hochachtung!

Ihr ergebener

Peter Diederichs

En hoewel Diederichs de vertaling dus afwees, stelde hij Herbert Kalmann een paar dagen later (op 28 augustus 1951) voor, elkaar op 31 augustus in het kantoor van de uitgeverij in Düsseldorf te treffen, ‘om alles wat tot nu toe ter tafel is gekomen nog eens uitvoerig mondeling te bespreken’.

Op 12 september 1951 vatte Herbert Kalmann in een brief aan Elsschot de stand van zaken als volgt samen:

Zeer geachte Heer de Ridder,

na ons bezoek ten Uwen huize (voor het vriendelijke ontvangst dat ons ten deel viel zeggen wij U bij deze nogmaals dank) hebben wij verscheidene pogingen gedaan om ‘KAAS’ in Duitsland uitgegeven te krijgen.

Tot nu toe zijn onze bemoeiingen niet zeer succesvol geweest. Diederichs, die oorspronkelijk veel belangstelling toonde, schreef zeer enthousiast over Kaas en beoordeelde ook onze vertaling zeer gunstig. Hij wilde Uw boeken echter op dit ogenblik alleen in het kader van de Bibliotheca Flandrica uitgeven en meende, dat hiervoor door de Brusselse Akademie een ander werk was gekozen. Mocht dit andere boek nog niet vertaald zijn, dan zullen wij een eventuele opdracht hiertoe gaarne aanvaarden. Dr. Diederichs zal waarschijnlijk in de tweede helft van September in Belgie zijn om deze kwestie te bespreken. Hij wil dan ook moeite doen, om Kaas alsnog in zijn reeks opgenomen te krijgen. Wij hebben dit geadviseerd omdat wij menen, dat Kaas als het meest representatieve deel van Uw oeuvre mag worden beschouwd. In het onderhoud, dat wij met U mochten hebben, kregen wij de indruk, dat dit ook Uw mening is.

Daarna zijn wij met Kaas bij de uitgever Schwann in Düsseldorf geweest. Hij retourneerde ons echter het manuscript met enkele opmerkingen, die o.i. van een betreurenswaardig gebrek aan begrip getuigden. Het scheen hem voornamelijk te spijten, dat de Heer Laarmans in heroisme te kort schoot, om met zijn Kaas ten onder te gaan. De landgenoten van de Heer Schwann zijn wat dit betreft inderdaad standvastiger.

Op het ogenblik hebben wij met het Rowohlt Verlag contact opgenomen. Het zou ons genoegen doen, U hieruit resulterend goed nieuws te kunnen berichten.

Inmiddels blijven wij,

met de meeste hoogachting

Uitgeverij Rowohlt gaf in een brief van 19 september 1951 te kennen geen interesse te hebben. De hierboven geciteerde opmerking over uitgeverij L. Schwann heeft betrekking op een lange brief van de hand van de verantwoordelijke uitgever, dr. Franz A. Hoyer, gedateerd 6 september 1951, waarin deze het manuscript afwijst. Hij schrijft daarin onder meer: 

Zunächst einmal, was die Erzählung als solche angeht, so gefällt es mir nicht recht, dass Ihr Autor seine Helden so plötzlich zur Besinnung kommen lässt. Hier fehlt m.E. die tragende Motivierung, die dem Leser das fernere Verhalten des Helden glaubhaft macht. Es kommt dort im letzten Teil alles zu schnell wieder in die Ordnung. Erzählerisch hat Käse sehr schöne Qualitäten, und manche Seite ist sicher ein Kabinettstück erzählerischer Prosa. Als Ganzes scheint mir aber dieses Buch doch nicht gelungen genug, um den Namen Willem Elsschot in Deutschland wirksam einführen zu können.

Aan het eind van dezelfde maand staan de zaken er plotseling toch weer anders voor, zoals blijkt uit een brief van Willem Elsschot aan Herbert Kalmann gedateerd 25 september 1951.

Zeer geachte Heer Kalman,

Ik ontving voor enkele dagen het bezoek van de heer Diederich aan wie ik over u vroeger geschreven heb. Ik geloof wel dat hij KAAS zal uitgeven. Ik beval u nogmaals aan en het kwam mij voor dat hij uw vertaling “op ’t eerste zicht” goed vond. Ik veronderstel dat hij ze nog niet grondig gelezen heeft, wat ook niet nodig is zolang hij geen decisie genoemen heeft wat het uitgeven-zelf betreft. Ik geef u dus de raad met hem verder te onderhandelen en niet elders te zoeken. U zoudt uw honorarium van D. ontvangen.

met de meeste hoogachting,

A. De Ridder

Een toezegging
In een brief van 2 november 1951 wil Peter Diederichs dan eindelijk tot afspraken over de publicatie van de Kaas-vertaling komen.

Sehr geehrter Herr Kalman!

Bei einer mündlichen Besprechung, die ich kürzlich mit Herrn Elsschot in Antwerpen führte, ergab sich, dass Herr Elsschot nicht abgeneigt ist, dem Eugen Diederichs Verlag die Veröffentlichung der Erzählung ‘Kaas’ innerhalb der Schriftenreihe ‘Bibliotheca Flandrica’ anzuvertrauen. Ich verhandle gegenwärtig mit Herrn Elsschot deswegen. Er verwies mich bei dieser Gelegenheit darauf, dass ich eine Abrede wegen der Übersetzung direkt mit Ihnen zu treffen habe.

Ich würde für die geplante Übersetzung gern Ihre Übertragung benutzen und darf bei Ihnen deswegen anfragen, ob Sie bereit sind, gegebenenfalls eine entsprechende Abrede zu treffen.

Mit den besten Empfehlungen,

Ihr ergebener

Peter Diederichs

Nadat Diederichs Agnes Kalmann-Matter eerst in een brief (d.d. 24 januari 1952) had verzocht om voor hem nog een keer bij Elsschot te bemiddelen, omdat deze ‘op geen van [zijn] vele brieven heeft geantwoord’, laat hij haar 22 februari 1952 het volgende weten:

Sehr geehrte Frau Kalman-Matter!

Vermutlich wird es Ihrer Intervention zuzuschreiben sein, dass Herr Elsschot mir in der Frage der Veröffentlich des ‘Kaas’ endlich eine Zuschrift zukommen liess. Er schlug mir eine Änderung des ihm übersandten Übersetzungsvertrages vor, durch die das Recht zur Herausgabe der deutschen Übersetzung sich auf die kleine Auflage beschränkt, die die Akademie innerhalb ihrer BIBLIOTHECA FLANDRICA herausbringt. Mir ist diese neue Situation insofern nicht besonders willkommen, als eine so kleine Auflage natürlich kein grosses Übersetzerhonorar trägt. Ich habe trotz dieser Bedenken inzwischen Herrn Elsschot zugestimmt und ihm einen neuen Vertrag übermittelt. Inzwischen hörte ich jedoch noch nichts wieder von ihm. Falls Sie in der nächsten Zeit einmal wieder nach Antwerpen kommen sollten, würde es den Fortgang der Angelegenheit sicher beschleunigen, wenn Sie deswegen mit Herrn Elsschot nochmals Verbindung aufnehmen wollten.

Sowie der unterzeichnete Vertrag vorliegt, könnte an sich die Drucklegung sofort erfolgen. Wir hätten uns dann nur noch über das Übersetzungshonorar zu einigen. Es wären dabei die oben geschilderten besonderen Verhältnisse zu berücksichtigen. Von anderen Übersetzern wird mir ein Honorar von 50 DM pro Druckbogen vorgeschlagen. Ich wäre bereit, Ihnen diesen Betrag zu zahlen. Schreiben Sie doch bitte, ob Sie damit einverstanden sind, damit wir dann zwischen uns eine entsprechende endgültige Abrede treffen können. (...)

In haar antwoord van 27 februari 1952 bedankt Agnes Kalmann-Matter de uitgever voor de vertaalopdracht en brengt zij het volgende punt ter sprake:

(...): die holländische Ausgabe von ‘Kaas’ enthält eine Einleitung des Verfassers die zwar als brillante Betrachtung über literarischen Stil im allgemeinen gelten kann, zu seinem Buche jedoch nur in sehr losem Zusammenhang steht. Glauben Sie, dass es sinnvoll wäre, diese Betrachtung dem Buche eines Schriftstellers voran zu schicken, der in Deutschland noch ganz unbekannt ist? Vielleicht könnte man diese Einleitung gelegentlich einmal als selbständige Arbeit in einer deutschen literarischen Zeitschrift veröffent[lichen], (...)

Interessant is dat met betrekking tot Elsschots inleiding op Kaas (evenals trouwens het openingsgedicht aan Jan Greshoff) soortgelijke argumenten bij de Duitse uitgave van 2004 opnieuw te horen waren, een discussie die – volgens de Unionsverlag – door tussenkomst van de erven verstandig werd beslecht: de inleiding staat er nu in.

In een brief gedateerd 22 maart 1952 beklaagt Diederichs zich weer bij Agnes Kalmann-Matter dat Elsschot niet op zijn brieven reageert: ‘Das neu ausgefertigte Exemplar [des Vertrags; GB] liegt nun seit über 6 Wochen in Antwerpen, ohne dass ich es zurückerhielt. Wäre es Ihnen möglich, bei Herrn De Ridder Ihrerseits noch einmal vorstellig zu werden?4 Op 15 mei schrijft Diederichs dan eindelijk:

Sehr geehrte Frau Kalman-Matter!

Nachdem Herr De Ridder nunmehr endlich den Übersetzungsvertrag für “Kaas” unterschrieben hat, ist es mir möglich, auf Ihr Schreiben vom 28.2. zurückzukommen.

Wie ich Ihnen schon früher sagte, bin ich gern bereit, für die Veröffentlichung dieser Erzählung innerhalb der BIBLIOTHECA FLANDRICA Ihre Übersetzung zu erwerben. Angesichts der Tatsache, dass der Autor ein verhältnismässig hohes Prozenthonorar von jedem verkauften Exemplar bekommt, ist allerdings der Betrag, der als Übersetzerhonorar zur Verfügung steht, nach oben hin begrenzt. Ich bin in der Lage, Ihnen für das vorliegende Manuskript einen Betrag von 400 DM für die erste Auflage zu zahlen. Für den Fall des Zustandekommens einer zweiten Auflage würden dann noch einmal 200 DM dazukommen. Die restlichen Auflagen wären honorarfrei.

Da ich die Arbeit bald zum Druck gehen lassen möchte, wäre ich Ihnen für eine Mitteilung dankbar, ob Sie mit der vorgeschlagenen Regelung einverstanden sind. Wir würden dann einen Vertrag schliessen; der Betrag würde Ihnen nach Einholung der entsprechenden Genehmigung nach Holland überwiesen.

Was nun die Frage der Veröffentlichung des Vorwortes betrifft, so stimme ich Ihrer Auffassung bei. Es hätte wenig Sinn, das Vorwort in diesem Zusammenhang abzudrucken.

Wir können es also ruhig weglassen.

Mit freundlichen Empfehlungen,

Ihr ergebener

Peter Diederichs

Op 14 juni 1952 werden de drukproeven naar de vertaalster opgestuurd. Het vertaalcontract dateert van 18 juni en werd op 30 juni 1952 door Agnes Kalmann-Matter ondertekend. Op 9 juli 1952 schrijft een medewerker van uitgeverij Diederichs aan de vertaalster:

Sehr geehrte Frau Kalman-Matter!

Die von Ihnen zurückgeschickten Korrekturen habe ich sofort an die Druckerei weitergegeben, sie werden noch vor der Drucklegung berücksichtigt.

Zu Ihren Fragen möchte ich im einzelnen folgendes sagen. Um Mißverständnisse zu vermeiden, werden wir im Impressum den Vermerk bringen ‘übertragen von Agnes Kalman-Matter’, dann kann sich weder die Akademie noch irgendein Sachkundiger über die Formulierung ‘Aus dem Flämischen’ bzw. ‘Aus dem Hochniederländischen’ beschweren.

Bei dem Titel ‘Kaas’ wollen wir nach reiflicher Überlegung bleiben, weil ein Buch mit dem Titel ‘Käse’ von den deutschen Sortimentern nicht gerne genommen wird. Andererseits treffen alle zusätzlichen Ausdeutungen des Titels nicht den Inhalt, während ‘Kaas’ mit einem entsprechenden Schutzumschlag die Neugier anregt. Ich hoffe, Sie haben Verständnis für unsere Gesichtspunkte; sicherlich werden Sie sich mit dem Titel aussöhnen, sobald Sie das fertige Buch in der Hand haben.

Mit besten Empfehlungen

EUGEN DIEDERICHS VERLAG

Abt. Herstellung

Dr. Krämer

Ook in 2004 speelde de Unionsverlag overigens een tijdje met de gedachte het te houden op de titel ‘Kaas’, omdat ‘Käse’ weinig aansprekend zou zijn, maar de uitgever kwam toch van dat idee terug.

Voor wat betreft het honorarium – met 400 DM toch al schamel – wachtte de in Nederland woonachtige vertaalster nog een onaangename verrassing. Op 20 augustus 1952 werd haar door uitgeverij Diederichs medegedeeld dat er tussen Duitsland en Nederland geen afspraken bestonden ter vermijding van dubbele belastingheffing. Om die reden was de uitgever op grond van de wet inkomstenbelasting verplicht 25% van het vastgestelde honorarium – in casu 100 DM – aan het Finanzamt Düsseldorf-Nord te betalen, hetgeen in mindering zou worden gebracht op het door haar te ontvangen bedrag.

Over het overgebleven honorarium ter hoogte van 300 DM moest de vertaalster in Nederland nogmaals belasting betalen. Agnes Kalmann-Matter liet het er niet bij zitten en kaartte de kwestie aan bij de Duitse bond van uitgevers en boekhandelaren. In een uitvoerige brief (van 23 september 1952) lichtte Peter Diederichs vervolgens de fiscale bijzonderheden toe. Maar hij wist er wel wat op: ‘Vielleicht können Sie jedoch die Versteuerung dieses Betrages bei den niederländischen Behörden ersparen, sodass die Einbusse für Sie weniger fühlbar wird.’ Met andere woorden, hij raadde haar aan belasting te ontduiken. 

Tot slot
De laatste brief in de map dateert van 18 januari 1953. Hij is geschreven door Herbert Kalmann en gericht aan Elsschot.

Zeer geachte Heer de Ridder,

zo ist KAAS dan toch nog in Duitsland verschenen. Wij zijn benieuwd, of Uw boek in dit land succes zal hebben, al lijkt het ons, dat dit slechts als criterium voor het duitse volk en onze vertaling beschouwd kan worden.

Inmiddels heeft deze vertaling voor ons in ieder geval haar betekenis gehad, – het zeer matige honorarium van den Heer Diederichs nog buiten beschouwing gelaten. Want eenmaal is KAAS nu in een wereldtaal verschenen, die een groot aantal van onze niet Nederlandse vrienden, die wij in onze vreugde over Uw boek wilden laten delen, verstaat. Daarnaast zien wij echter ook meer zakelijk gesproken enige vooruitzichten.

In Zwitserland b.v. bestaat, naar ons gebleken is, beslist belangstelling voor Uw werk. Wij zouden KAAS zonder al te grote meoite als feuilleton bij een vooraanstaande krant kunnen plaatsen, indien Uw contract met Diederichs dit mogelijk maakt. In het andere geval zou een van Uw andere boeken (Lijmen, Het dwaallicht) hiervoor in aanmerking komen. In aansluiting hieraan zou een uitgave in boekvorm beslist tot de mogelijkheden behoren.

Wij zouden gaarne bij gelegenheid Uw mening over een en ander vernemen. Inmiddels verblijven wij met vriednelijke groeten,

hoogachtend

De plannen meer titels van Elsschot in het Duits te vertalen zijn uiteindelijk op niets uitgelopen, hoewel dit ook een gevolg was van het uitblijvende succes van Kaas in de jaren vijftig. Wieneke ’t Hoen citeert een briefkaart van Elsschots aan zijn uitgever Van Kampen, waarin hij hem meldt dat ‘in heel Westduitschland’ tien exemplaren van het boek zijn verkocht.5 Het zou nog meer dan een halve eeuw duren voordat Kaas uiteindelijk de aandacht kreeg die het verdiende – en ironisch genoeg gebeurde dit op initiatief van een Zwitserse uitgeverij, ver verwijderd van ‘het hart van het Duitse taalgebied’.

 

Noten
1 Wieneke ‘t Hoen. 2004. ‘“Ein neuer Name: Willem Elsschot”. Vertalingen in Duitsland’, Revolver, 31:2, p. 66-79.
2 Alle hier geciteerde brieven zijn ongewijzigd overgenomen, inclusief tikfouten en een enkele grammaticale onregelmatigheid.
3 Herbert Kalmann, die Duitsland tijdens de oorlog was ontvlucht en zich in Nederland gevestigd had, noemde zich na de oorlog korte tijd ‘Bert Kalman’, omdat dit naar zijn mening Nederlandser – en in ieder geval minder Duits – klonk. Dit verklaart de verschillende schrijfwijzen van de naam ‘Kalmann’.
4 Een facsimile van het contract is te vinden bij Wieneke ’t Hoen, op. cit., p. 73. Het contract is op 15 februari 1952 opgesteld.
5 Wieneke ’t Hoen, op. cit. p. 72.