Geachte redactie,
We lazen de recensie die de heer Verbeek schreef over onze vertaling van Kants Eerste Kritiek en we moesten tot onze spijt constateren dat het stuk vol fouten en slordigheden zit.
We noemen er een aantal:
1. Verbeek heeft in elk geval niet het hele boek gelezen. Als hij dat gedaan had, had hij namelijk gezien dat we op p. 344 een uitgebreide noot wijden aan onze keuze voor het woord syllogisme, en die keus verantwoorden als een noodzakelijke keus uit kwaden.
2. Verbeek schrijft dat wij de woorden ‘gehoorzame dienaar...’ gebruiken, terwijl er bij ons ter plekke staat (p. 58/ 70): ‘De onderdanige en meest dienstwillige dienaar van Uwe excellentie’.
3. Zijn opmerkingen over het bepaalde lidwoord kloppen niet, ook niet zijn opmerkingen over een vermeende overeenkomst tussen het Engels en het Nederlands in dat opzicht. Zo bezit ik een Engelstalig boek getiteld ‘Twentieth-century French Philosophy’, en dat zou je, dunkt mij, heel goed kunnen vertalen met: ‘De Franse filosofie in de twintigste eeuw’, en in geen geval met ‘Twintigste-eeuwse Franse filosofie’ of ‘Franse filosofie in de twintigste eeuw’. Het Duitse ueber verwijst bij Kant naar het Latijnse de, zoals je dat bijvoorbeeld vindt in ‘De civitate dei’. En de Nederlandse vertaler van dat boek heeft terecht gekozen voor de vertaling ‘De stad van God’, en niet voor ‘Over de stad van God’ of voor ‘Stad van God’.
4. Hij suggereert dat je dat Kants rare. algemene woord Gemüt beter kunt vertalen met ‘bewustzijn’ dan met ‘geest’, maar dat is onjuist. Kant gebruikt het woord Bewusstsein ook, maar dat betekent iets anders. Ratke, de auteur van het mooie Handlexikon bij de Eerste Kritiek, merkt over Gemüt terecht op: ‘ohne empirisch-psychologischen Nebensinn’. Bewusstsein kan zowel transcendentaal als empirisch zijn. Als Verbeek even de moeite had genomen om in ons register te kijken, had hij in één oogopslag kunnen zien dat Bewusstsein ook een empirische betekenis kan hebben.
5. Het woord erträumte vertalen met ‘door de droom voortgebracht’ i.p.v. ‘gedroomde’ is lelijk en mal. Dat geldt ook voor de suggestie dat we irgendeinige Dinge met ‘weet-ik-veel-wat-voor-dingen’ zouden hebben moeten vertalen.
6. Op p. 351 staat niet ‘luie filosoof’, zoals Verbeek noteert, maar ‘luie denker’, en het gaat hier niet om Kant, maar om anderen die over Plato spreken: ‘De republiek van Plato is spreekwoordelijk geworden als zogenaamd treffend voorbeeld van...’
7. Wat hij over het vertalen van Elementarlehre zegt is onzinnig. Elementar- kan heel goed worden weergegeven met ‘elementaire’ of met ‘basis-’. Zo kent het Duits ook het woord Elementarerkenntnis: ‘basiskennis’.
8. Ook wat hij zegt over Witz klopt niet. Geeft het Franse esprit of het Engelse wit het vermogen weer om bij het bijzondere het algemene te denken, wat het inderdaad bij Kant betekent en wat we zelf inderdaad ook in diens Antropologie hadden gevonden? Nee, het verwijst naar gevatheid en geestigheid, dus juist niet naar die gekke, typisch Kantiaanse betekenis.
9. We laten ons liever niet voor filosofisch naïef uitmaken door iemand die denkt dat Kant zijn roem alleen aan zijn Eerste Kritiek dankt. Zo iemand weet in elk geval niets van de recente Kant-receptie af, waarin bijvoorbeeld de Derde Kritiek en de politieke geschriften een minstens zo grote rol spelen.
Samenvattend stellen we vast dat Verbeek niet kan lezen en niet kan vertalen.
Met vriendelijke groet,
Jabik Veenbaas
Willem Visser
Amsterdam, 23 oktober 2004