Iconen van de allesverzengende liefde    67-73

Een anachronistische Romeo en Julia voor de jeugd

Cees Koster

 

Van alle Wereldberoemde Liefdesverhalen uit het collectieve geheugen van onze westerse cultuur is dat van Romeo en Julia wel het allerberoemdste. Als je navraag doet naar wat men weet van het verhaal van Romeo en Julia (en dat heb ik de laatste weken te pas en te onpas op wetenschappelijk volstrekt onverantwoorde wijze gedaan), dan zijn er wel mensen die zeggen: ‘Niks!’, maar er is niemand die zegt: ‘Wie?’

Het meest vers in dat geheugen ligt allicht de spectaculaire film William Shakespeare’s Romeo + Juliet, met in de titelrollen Leonardo di Caprio en Claire Danes, waarmee Baz Luhrmann in 1996 furore maakte en waarin op zo geslaagde wijze de Elizabethaanse taal van Shakespeare en een moderne twintigste-eeuwse setting (het weliswaar fictieve maar heel Californische Verona Beach, waarin de families Montague en Capulet als Italiaanse maffiafamilies met schietgrage en losse handjes worden neergezet en het koor wordt uitgebeeld door een nieuwslezeres) met elkaar worden vermengd.

Stevig in dat geheugen verankerd ligt ook nog de mierzoete romantische film van Franco Zeffirelli uit 1968, waarin geen moeite gespaard wordt om tot een historisch verantwoorde reconstructie te komen van een laat-Middeleeuws Verona. Voor wie dat alles gemist heeft was er ook nog het in Oscars grossierende Shakespeare in Love van John Madden uit 1998, waarin Shakespeare’s stuk het middelpunt is van een al even romantische biografische fictionalisering van het personage William Shakespeare, maar die ondertussen wel bij de uitvoering van Romeo and Juliet die het laatste deel van de film beslaat het meest de schijn van Elizabethaanse authenticiteit weet te wekken.

En dit zijn dan nog drie ‘uitvoeringen’ die rechtstreeks teruggaan op Shakespeare’s tekst; veel talrijker zijn de versies waarin de stof, het verhaal alleen is verwerkt. De bekendste daarvan is uiteraard West Side Story, maar een recenter voorbeeld dichter bij huis is de dertiendelige televisieserie ‘Najib en Julia’, onder regie van Theo van Gogh, waarin het verhaal van de verboden liefde en de rivaliserende families is ingebed in een hedendaags etnisch conflict. Onvermeld mag hier niet blijven dat ook voor jonge kinderen het verhaal levend wordt gehouden, bijvoorbeeld in de onvolprezen tekenfilmserie ‘The Triplets’, die regelmatig op Fox Kids wordt uitgezonden en waarin een stel ondernemende drielingzusjes telkens tot personages worden in een verhaal uit de canon van de wereldliteratuur of de wereldgeschiedenis, om daar vervolgens een eigen draai aan te geven. Zo doen zij wat alle gevoelig aangelegde zielen zouden willen doen en behoeden in de betreffende aflevering Romeo en Julia voor de dood. Al die prachtige verhalen, en de speelse omgang ermee, bereiken ondertussen een groot, nieuw publiek. 

Een eigenaardig verhaal
Dat ook Romeo en Julia in die serie voorkomt is niet zo verwonderlijk, want wie de jeugd aan Shakespeare wil krijgen, komt al gauw met dit stuk op de proppen. En geef ze eens ongelijk, het is per slot van rekening een verhaal waarin de jeugd zelf een hoofdrol speelt. Eigenlijk is Romeo en Julia in onze ogen een echt adolescentendrama, dat draait om uit de hand gelopen adolescentenverdriet. Op zich is dat nogal een wonder omdat het stuk zich afspeelt en (althans door Shakespeare) geschreven is in een tijd dat het concept van adolescentie nog helemaal niet bestond; dat is een uitvinding van de moderne tijd. Er zit dus iets structureel anachronistisch in de hedendaagse receptie van het stuk. De jeugdigheid van de hoofdpersonen is overigens wel een vinding van Shakespeare. Hij was niet de eerste die het verhaal vertelde (Shakespeare was nooit de eerste die een verhaal vertelde – iets verzinnen, daar had hij kennelijk de tijd of het talent niet voor – hij deed het wel bijna altijd mooier en beter dan wie ook), maar in de vroege Italiaanse en Elizabethaanse bronnen die hij gebruikte was Julia wel een paar jaar ouder dan bij hem. Juist door het aspect van de leeftijd echter krijgt het verhaal in onze hedendaagse ogen iets vreemds, iets dat toch moeilijk te duiden is.

Kijk maar: In het schone Verona ontmoeten een dertienjarig (maar naar de zeden van die tijd – late Middeleeuwen? Renaissance? – kennelijk huwbaar) meisje en een zestienjarige jongen uit rivaliserende families elkaar voor het eerst op een feestje en worden op slag verliefd. Vanaf dat moment nemen de hormonen en de emoties het over. Na een nachtelijke tête-à-tête op het balkon van het meisje besluiten ze te trouwen. De volgende dag krijgen ze een priester zo gek om hen in het geheim in de echt te verbinden. Op de terugweg van de kerk raakt Romeo verwikkeld in een ruzie tussen de families, doodt uit eerwraak Julia’s neef en wordt uit de stad verbannen. Eén nacht nog kunnen zij ten volle van hun verboden liefde genieten, voordat hij moet vertrekken. Zij wordt overmand door diepe droefenis en haar ouders (weten zij veel) zien in een huwelijk wel een probate remedie, komen met een geschikte huwelijkskandidaat en opeens is goede raad duur. De priester, niet voor een gat te vangen, verzint een list: als Julia nou eens een door hem gebrouwen kruidendrankje innam waardoor ze 42 uur schijndood zal blijven, dan stuurt hij wel een brief naar Romeo om het allemaal uit te leggen. Ondertussen wordt zij dan in het familiegraf bijgelegd en als ze wakker wordt zal Romeo aan haar zijde staan en zullen ze beiden in ballingschap nog een lang en vruchtbaar leven kunnen leiden en wie weet wordt die familieruzie nog wel een keer bijgelegd. Maar helaas, de brief komt niet aan, wel echter – shit happens – bereikt Romeo het bericht van Julia’s dood. Hij spoedt zich naar haar graf, ziet haar daar voor dood liggen, drinkt een inderhaast aangeschaft flesje gif leeg en laat het leven. Een ogenblik later wordt zij juist weer wakker, ziet hém dood liggen, het lege gifflesje nog in zijn hand, kust hem een laatste keer op zijn nog warme lippen en steekt zich met zijn dolk in haar gebroken hart. Exeunt omnes. Meer dan vier dagen heeft het allemaal niet geduurd.

Een beetje een eigenaardig verhaal is het natuurlijk wel. Zo jong en dan meteen al trouwplannen? Rare jongens, die Veronezen, zou een ander personage uit de canon der jeugdliteratuur zeggen. Maar: zo waren hun manieren, denk je dan, al is het nu wat moeilijk te volgen. Of niet?

In mijn onwetenschappelijke navraag bleek leeftijd helemaal niet zo’n cruciale factor. Kennelijk is de tragiek van de liefde zo intens, dat alles wat tot het einde leidt voor lief wordt genomen. De details van het verhaal voegen zich naar het algemene beeld, naar de iconen die Romeo en Julia zijn geworden. Als ik naar de leeftijd vroeg van de beide geliefden, dan schatte men ze eerder rond de twintig dan rond de vijftien. Bij sommigen lag dat mede aan de film van Luhrmann, waarin alle clausen die naar Julia’s leeftijd verwijzen zorgvuldig zijn weggelaten en de leeftijd van de acteurs als vanzelf gaat gelden, maar vooral toch ook aan het idee dat je vóór die leeftijd toch niet aan trouwen denkt en bovendien niet de handelingsvrijheid hebt.

Zo zijn Romeo en Julia, los van het hele verhaal, iconisch geworden voor een soort liefde: voor liefde op het eerste gezicht, voor de onmogelijke, de verboden liefde, voor de liefde die eindigt in een tragisch misverstand, voor de liefde die leven wil, maar niet de tijd van leven krijgt, voor de liefde die niet bestaan mag, maar zo allesverzengend is dat de kracht ervan zich tegen de geliefden richt en het graf uiteindelijk hun huwelijksbed wordt. Dat ze daar misschien een beetje jong voor zijn, dat doet er kennelijk minder toe. 

Eros en Amor
Ook in Nederland is Romeo en Julia hét Shakespeare-stuk voor de jeugd. Op vele middelbare scholen is of was het verplichte kost, in zijn geheel of deels, in het Engels of het Nederlands, in vertaling of bewerking, als toneeltekst of in proza. Er bestaan heel wat in Nederland uitgegeven schooledities van en uiteraard is het stuk vaak vertaald (minstens elf maal, voor het eerst in 1852, al bestaat er wel een Nederlandse zeventiende-eeuwse Romeo en Juliette, maar die gaat terug op een Italiaanse bron). Speciale contemporaine jeugdbewerkingen zijn er in het Nederlands niet veel.

Wel zijn er de laatste halve eeuw regelmatig vertalingen verschenen van de bewerkingen voor de jeugd van Shakespeare’s stukken die in het Victoriaanse tijdperk door Charles en Mary Lamb zijn gemaakt. Over het algemeen waren dat vertalingen voor volwassenen, maar een paar jaar geleden is nog een vertaling heruitgebracht in een versie voor de jeugd. In 1969 verscheen die onder de titel Sprookjes [!!] en vertellingen van Shakespeare, in 2000 onder de titel Shakespeare’s vertellingen. In 2000 moest de geïnteresseerde jeugd het dus nog doen met een typisch negentiende-eeuwse, Victoriaanse Romeo en Julia. De geliefden waren daarin uiteraard zeer kuis en omzichtig, Julia speelt hard to get, want alleen zo kom je erachter of een jongen je echt wil en Romeo, die wil natuurlijk echt, want de families mogen dan op slechte voet met elkaar staan, hij is vanzelfsprekend eerzaam en zuiver van hart. Julia wordt in deze uitgave consequent aangeduid als ‘dame’ en ‘jonkvrouw’ en hoewel de beide geliefden als ‘jong’ worden gekenschetst, krijg je toch de indruk, mede door een uiterst stijve vertaling van het toch al niet soepele en vooral erg cerebrale proza van de Lambs, dat ze net zo makkelijk de dertig al gepasseerd kunnen zijn.

Bij Shakespeare, als rechtgeaarde renaissancedichter, speelt op de achtergrond altijd de tegenstelling tussen Eros en Amor, tussen de liefde die naar lust haakt en de geestelijke, ideale platonische liefde. In het stuk worden de motieven van Romeo’s verliefdheden door zijn vrienden dan ook voortdurend in twijfel getrokken – de schuine moppen zijn niet van de lucht. In het Victoriaanse beeld is voor de lichamelijke kant van die tegenstelling niet veel ruimte, uiteraard. Het lijdt geen twijfel dat er vandaag de dag juist voor de erotische aspecten van de liefde meer oog en dus meer ruimte is. Voor de hedendaagse lezer zijn de motieven van de geliefden bij de Lambs dan ook nog moeilijker te volgen, de verliefdheid blijft toch vooral een abstractie.

Sinds kort is Nederland precies zo’n soort prozabewerking voor de jeugd van de tragedie van Romeo en Julia rijker. Van de Vlaamse jeugdboekenschrijver Ed Franck is bij uitgeverij Ploegsma een ‘hertaling in proza’ (aldus het colofon) ‘naar het stuk van William Shakespeare’ (aldus het omslag) verschenen. In Vlaanderen was het boekje al in 1995 bij uitgeverij Altiora verschenen, maar kennelijk heeft Ploegsma nu pas in Nederland de tijd rijp geacht. In zijn bibliografie is te zien dat Franck (voormalig leraar) al een imposante reeks jeugdboeken op zijn naam heeft staan, waaronder Abélard en Héloïse, Aeneas en Dido en Tristan en Isolde – precies!: de Wereldberoemde Liefdesverhalen (en de voorraad is nog lang niet uitgeput).

10-4 Romeo en Julia Franck
Prozabewerking van Romeo en Julia van Ed Franck

Welke bekoring zou er volgens Franck voor de jeugd van deze verhalen, en van Romeo en Julia in het bijzonder, uitgaan? Hoe wordt in deze kleine roman met de stof omgegaan?

Authentication by detail
Allereerst valt op dat hij zeer nauw aansluit bij de tekst en de in hedendaagse ogen ietwat geëxalteerde taal van Shakespeare. Of eigenlijk moet ik zeggen: bij de tekst en de taal van de Vlaamse vertaling door Willy Courteaux. Er zijn zeer sterke aanwijzingen dat die tekst de bron voor zijn hertaling is geweest. De voornaamste daarvan is misschien wel de halfslachtige mengeling van Engelse en Italiaanse namen: Montague wordt wel Montecchi, maar Capulet blijft Capulet; Tybalt blijft het Engelse Tybalt en wordt niet het Italiaanse Tebaldo. Deze combinatie vindt je alleen bij Courteaux. Ook in de structuur van het verhaal blijft Franck zo dicht mogelijk bij Shakespeare. In alle (ongetitelde) hoofdstukjes is te achterhalen in welk bedrijf en welke scène de lezer is aanbeland en de volgorde van de vertelling is (op een enkele omkering na) hetzelfde als bij Shakespeare. Ook komen zo goed als alle belangrijke personages hier voor (eigenlijk ontbreekt alleen de gifmenger/apotheker), wat bij andere bewerkingen niet altijd het geval is. Dat betekent natuurlijk wel dat hij het verhaal sterk moet indikken. Het is Franck echter niet alleen om het verhaal op zich te doen, hij wil ook een beeld van Shakespeare geven. De dialogen en monologen zijn weliswaar sterk samengevat, in de formulering blijft wat er is overgebleven op vele plaatsen duidelijk herkenbaar als de tekst van Courteaux/Shakespeare. Een bezwaar is dat niet, want de oorspronkelijke tekst is zo zwaar van retoriek (kletsen konden ze als de beste, die twee en niet alleen zij), dat je daar als lezer wel eens een beetje moe van wordt. Veel gevleugelde woorden zijn daarbij wel gesneuveld, het citatenboekje is bij de bewerking geen overweging geweest – dus geen Nederlandse equivalenten van het ‘parting is such sweet sorrow’ en geen laatste ‘righteous kiss’. Alleen het ‘Romeo, wherefore art thou Romeo’ vinden we ook bij Franck: ‘Waarom ben jij juist Romeo?’ (29)

De belangrijkste omzetting is natuurlijk die van toneeltekst in proza en de genrewisseling heeft grote consequenties op het discursieve vlak. Er moet een vertelinstantie worden toegevoegd, er is dus sprake van focalisatie en omdat dit een boek is voor de jeugd (13+, zo vertelt ons de website van de Vlaamse uitgeverij), mag je verwachten dat daarmee niet al te ingewikkelde toeren worden uitgehaald. Bij Franck is de (alwetende) verteller vooral op twee niveaus functioneel: het puur descriptieve, bij het beschrijven van de locaties, het scheppen van sfeer door middel van beschrijvingen van het stadsbeeld van Verona, en het psychologische: bij de weergave van de gedachtewereld en de motieven van de geliefden. Het volgende fragment mag als illustratief gelden.

De stad leefde in volle hevigheid. Weefgetouwen ratelden, ververs sjouwden met kuipen, Turkse slaven zeulden met pakken, baardige joden haastten zich winkeltjes in en uit. Op de Piazza Bra stonden muzikanten al wilde muziek te maken, opgezweept door het handgeklap van een groepje voorbijgangers.

Omdat het nog te vroeg was voor de afspraak, wandelde Romeo langs de Adige. Van de Pietrabrug keek hij neer op het traag stromende water, dat Verona met zijn meander omsloot.

Eeuwig vloeiend water, eeuwig als de liefde, dacht Romeo.

Dromerig keek hij naar de resten van het Romeinse theater, dat aan de overzijde tegen een heuvel aanleunde. Het marmer glinsterde in de zon, die de hemel begon in te palmen.

Pas toen de klok van de Santa Maria Antica negen keer sloeg, schrok Romeo op en hij haastte zich naar de Piazza dei Signori. (31-32)

Met de reisgids in de hand lopen we door het Verona van Romeo en Julia (zoals nu ook nog kan, voor wie de reis wil boeken), zo concreet is de lokalisering van de tekstwereld – in de leerboekjes heet dit authentication by detail. Mijn indruk bij de beschrijvingen van Franck is dat hij de film van Zeffirelli goed heeft bekeken. Wat je ook van de stijl mag vinden, het beeld is wél levend. In Francks versie is er duidelijk sprake van een exotisch en historisch verhaal, geschreven in een soms wat verheven en gewild poëtische stijl, maar waarom ook niet, het zou een van de charmes van Shakespeare moeten zijn.

De kracht van dit boekje is dat het de wereld waarin de geliefden zich bevinden op een overtuigende manier tot leven brengt. Dit komt vooral door het tweede punt dat ik net noemde, de psychologische dimensie. Aan de gevoelens en gedachten van onze verliefde adolescenten wordt veel aandacht besteed. In het stuk gebeurt dat natuurlijk ook wel, maar daarin wordt alles uitgesproken, ofwel in monologen, die zich relatief makkelijk laten interioriseren, of in dialogen (Romeo met Benvolio en Fra Lorenzo, Julia met haar voedster en Fra Lorenzo). In de roman van Franck wordt veel meer gedacht, wordt de heftigheid van het gevoel individueel ervaren – in de wereld van de hedendaagse adolescent lijkt mij dat veel overtuigender. 

Neuken doe je zo
Opvallend daarbij is dat, zeker bij Romeo, die liefde van meet af aan erotisch geladen is. Eros laat zich in deze versie sterk gelden: ‘zinderend van passie,’ heet het op de achterflap. Wanneer Romeo Julia voor het eerst ziet, valt hem op dat het ‘donkerrood met baleinen versterkt lijfje’ dat zij over haar jurk ‘van zilverig glanzende zijde’ draagt, ‘een fraaie lijn [gaf] aan haar borstjes’ (22). En keer op keer geeft hij uiting aan de lichamelijkheid van zijn ervaring.

Van de nacht waarin zij hun liefde consummeren, maakt Franck dan ook veel werk. In alle versies brengen Romeo en Julia nog één liefdesnacht samen door, zelfs bij de Victoriaanse Lambs, die daar een paar zinnetjes aan wijden: ‘Die nacht bracht Romeo in het geheim bij zijn vrouw door. (…) Dat was natuurlijk een heerlijke nacht (…).’ Bij Shakespeare wordt de liefdesnacht vooral gesuggereerd, in de beroemde dageraadscène, waarin het de geliefden zo moeilijk valt afscheid van elkaar te nemen. In de roman van Franck vormt de liefdesnacht de enige uitzondering op het procédé van indikking, hier is juist sprake van een substantiële toevoeging, vier bladzijden trekt hij ervoor uit.

Ook bij de seksualiteit ligt de nadruk op de individuele beleving. De seksscène waar Francks nacht in uitmondt, wordt voornamelijk beschreven vanuit het perspectief van Julia. Zij is zich volledig bewust van haar lichaam en haar seksualiteit, bekijkt zichzelf naakt voor de spiegel staand, ‘gloeit van binnen’, ‘dwaalt met de vingertoppen even over haar huid’, wrijft ‘haar buik in met een mengsel van olie en wijnruit’ en ervaart de nacht als net ‘zo grondeloos als haar verlangen’. Ze speelt hier alles behalve hard to get, maar neemt zelfbewust het initiatief als Romeo verschijnt en weet wat ze wil. Romeo is enigszins overdonderd, kan ‘niet meer denken’ en laat zich ‘overspoelen’. Bij Franck komt Romeo met zoveel woorden klaar, in ‘haar splijtende warmte’. Het gevaar dat bij iedere expliciete beschrijving van seks op de loer ligt, namelijk dat het met een beetje kwade wil van de lezer bijna altijd ook als potsierlijk ervaren kan worden, wordt hier evenmin geheel vermeden.

Bij Franck is Julia ‘net veertien geworden’ en kennelijk is ze een trouwe kijkster van ‘Neuken doe je zo’. Voor mij blijft het een vraag of dit een realistisch beeld is van de seksualiteitsbeleving van een veertienjarige, maar misschien doet dat er ook niet zo veel toe, tot ‘suspension of disbelief’ ben je als lezer altijd bereid, of je bent geen lezer maar een betweter.

Dat het bijna onmogelijk is een werk van Shakespeare niet anachronistisch te beleven, wordt ook hier weer bewezen. Hoewel de setting historisch is, beleven Romeo en Julia hun liefde op een hedendaagse manier. Onverlet blijft dat in de versie van Franck Romeo en Julia over het geheel genomen overtuigende romanpersonages zijn, tot over hun oren verliefde pubers die de wereld naar hun hand willen zetten, de boel danig uit de hand laten lopen en daarvoor een hoge prijs betalen. ‘Liefde is het machtigste gevoel op de hele wereld,’ vertelt Romeo zijn Julia. Dat willen we allemaal graag geloven, maar zíj hebben het wel geweten.

Ed Franck, Romeo en Julia (naar het stuk van William Shakespeare), Amsterdam: Ploegsma, 2003, 77 p. ISBN 90 216 1755 2