De Victoriaanse top-tien    55-61

Roselinde Supheert

Abstract: In dit artikel tracht Roselinde Supheert een antwoord te vinden op de vraag of Nederlandse tijdschriften, net zoals Engelse, een rol hebben gespeeld bij de verspreiding en receptie van de Victoriaanse romans in Nederland. Hiertoe heeft zij twee belangrijke tijdschriften uit die tijd (1837–1901), De Gids en Het Leeskabinet, doorgenomen. Zij bespreekt hier de resultaten van dit onderzoek. Uit artikelen en recensies komt naar voren welke elementen in Victoriaanse romans door het Nederlandse publiek werden gewaardeerd of juist niet. Et blijkt ook uit dat zowel recensenten als lezers goed op de hoogte waren van Engelse publicaties, hoewel vertalingen doorslaggevend bleven. Dickens was ongetwijfeld de populairste auteur, terwijl Emily Brontë of George Eliot veel minder aan de behoudende en moraliserende smaak van toen beantwoordden.

 

Engelse tijdschriften speelden in de Victoriaanse periode een belangrijke rol bij de verspreiding en waardering van Engelse romans. Romans werden vaak gepubliceerd als feuilleton in literaire tijdschriften voordat ze in boekvorm verschenen en een aantal invloedrijke tijdschriften was in handen van auteurs en fungeerde als doorgeefluik voor hun eigen werk en dat van anderen, zoals bijvoorbeeld Dickens’ Household Words of Thackerays Cornhill Magazine. Daarnaast droegen tijdschriften ook bij aan de kritische discussie doordat ze recensies van romans publiceerden. De conceptie en receptie van Victoriaanse romans was dus nauw verbonden met Engelse tijdschriften. Een vraag is of ook Nederlandse tijdschriften een rol hebben gespeeld bij de verspreiding van Victoriaanse romans. Als aanzet tot een breder onderzoek heb ik twee belangrijke literaire tijdschriften, namelijk De Gids en Het Leeskabinet, onder de loep genomen. Deze keuze is ten dele gebaseerd op de verschijningsdatum: beide bestrijken de relevante periode 1837-1901 in zijn geheel. Verder bedoelen beide een overzicht te geven van moderne binnen- en buitenlandse literatuur. Beide hebben ook een zeker gezag maar richten zich op verschillende doelgroepen, De Gids op een intellectuele elite en Het Leeskabinet op de middenklasse en leesgezelschappen. 

Recensies van Victoriaanse romans
De Gids en Het Leeskabinet hebben veel aandacht voor nieuwe Victoriaanse romans, vooral in hun ‘Bibliografisch Album,’ waarin boekbesprekingen werden geplaatst. Hierbij valt op dat in het algemeen bespreking plaatsvindt naar aanleiding van de publicatie van een Nederlandse vertaling. Aangezien Victoriaanse romans veel en tamelijk snel vertaald werden, resulteerde dit in een flink aantal, vrij actuele besprekingen. Deze waren anoniem of voorzien van de initialen of voornaam van de recensent. In de onderstaande tabel zijn enkele bekende romans opgenomen.

Titel Publicatie   Nederlandse Vertaling Besproken
The Tenant of Wildfell Hall
Anne Brontë
1848

1849, P. van Os

1849

North and South
Elizabeth Gaskell

1854–5

1857, C.M. Mensing

1857

The Woman in White
Wilkie Collins

1860

1861, W.J. Mensing

1862

Great Expectations
Charles Dickens

1860–1

1862, C.M. Mensing

1862

Middlemarch
George Eliot

1871–2

1873, J. van Westrheene-
van Heijningen
1874

The Picture of Dorian Gray  
Oscar Wilde

1890

1893, Mw. Louis Couperus  
(Elisabeth Baud)
1893

De kolom na de titel geeft het jaar van publicatie in Engeland. Indien een roman eerst als feuilleton verschenen is, zijn de data van feuilletonpublicatie gegeven. De derde kolom vermeldt het jaar van publicatie van de Nederlandse vertaling en de vertaler. De laatste kolom geeft het jaar van de bespreking in Het Leeskabinet of De Gids.

De tabel laat zien dat tussen Engelse publicatie en Nederlandse vertaling meestal niet meer dan drie jaar zit en vaak minder. Een keerzijde van de nauwe band tussen Engelse publicatie, Nederlandse vertaling en Nederlandse recensie lijkt te zijn dat als een roman niet vertaald werd, deze ook niet gerecenseerd werd. Zo zijn Emily Brontë’s Wuthering Heights (1847) en George Gissings New Grub Street (1891) niet vertaald in de negentiende eeuw en niet opgemerkt door de tijdschriften. Overigens werden niet alle vertalingen gerecenseerd. Aankondigingen en advertenties vermelden meer titels dan er gerecenseerd werden: ook op deze manier werden boeken onder de aandacht gebracht. Soms ook vond bespreking plaats naar aanleiding van een Nederlandse tweede druk of nieuwe vertaling. De anonieme vertaling van Charlotte Brontë’s Jane Eyre (Engelse editie 1847) werd bijvoorbeeld gerecenseerd bij de tweede druk in 1874 en niet bij de eerste in 1849; Thackerays Vanity Fair kreeg een korte vermelding bij de Nederlandse vertaling van M.P. Lindo uit 1869, 21 jaar na de Engelse boekpublicatie en 19 jaar na de eerste anonieme vertaling.2

Het is niet altijd duidelijk waarom auteurs of romans niet werden opgemerkt door uitgevers, vertalers en tijdschriften. Hoewel Wuthering Heights en New Grub Street direct na publicatie zeker geen groot succes waren in Engeland, werden Emily Brontë en Gissing wel door enkele Engelse tijdschriften gesignaleerd. Zo is er een bespreking van Wuthering Heights in Douglas Jerrold's Weekly Newspaper, waarin de recensent het boek aanbeveelt als iets geheel nieuws. Douglas Jerrold zelf wordt met name in Het Leeskabinet regelmatig vermeld, maar niet Emily Brontë. Anne Brontë’s The Tenant of Wildfell Hall werd daarentegen wel vertaald en besproken. Het is mogelijk dat uitgevers vermoedden dat bepaalde boeken niet in de smaak zouden vallen en dus niet wilden investeren in een vertaling en Nederlandse editie. Uit artikelen en recensies komt een beeld naar voren van elementen in Victoriaanse romans die juist wel of juist niet door Nederlandse recensenten werden gewaardeerd. Een belangrijk minpunt was de Engelse langdradigheid. De recensent in Het Leeskabinet van De Vrouw in ’t Wit merkte op dat

het verhaal in vlugheid en aangenaamheid nog veel gewonnen zou hebben, indien de schrijver in zijne onmetelijke uitweidingen wat bekort had. Doch die langdradigheid schijnt langzamerhand een karaktertrek van de Engelsche fraaije litteratuur te zijn geworden. Gelijk men bij een Fransschen roman gevaar loopt, dat hij losbandig zal zijn, kan men zich bij een Engelschen vrij wel verzekerd houden dat hij prolixe zal wezen. (226-227)

Tegenover de uitweidingen in Victoriaanse romans stond voor Nederlandse recensenten de mooie karaktertekening, als de auteur tenminste niet te veel overdreef, zoals Dickens dat volgens sommigen deed. Ook was er waardering voor de moraal die spreekt uit Engelse romans. De recensent van De Bewoonster van Wildfell-Hall in Het Leeskabinet geeft dit als volgt weer:

Wij zijn geen voorstanders om aan jonge lieden romans ter lectuur in handen te geven; deze intusschen maakt daarop eene gunstige uitzondering, en aan beiderlei kunne worde hij gerust aanbevolen, terwijl hij niet anders dan eenen goeden indruk kan achterlaten. De jongeling zal daaruit het onheilbarende en verwoestende der ledigheid en van den wijn leeren kennen, het meisje leeren inzien, hoe noodzakelijk het is bedachtzaam bij de keuze van eenen levensgezel te werk te gaan. (98) 

Invloed van Engelstalige bronnen
Dat tijdschriften pas overgingen tot bespreking van een roman nadat de Nederlandse vertaling gepubliceerd was, wil niet zeggen dat zij niet over de grens keken en Engelstalig materiaal negeerden. De invloed van Engelse bronnen is met name op drie punten duidelijk aanwezig. 

In hun bespreking zeggen recensenten vaak iets over de kwaliteit van de vertaling en citeren daarbij zo nodig het Engelse origineel om aan te geven dat een passage al dan niet juist vertaald is. Zij kennen dus, en beschikken over, de Engelse bron. Soms geeft een recensent ook aan dat de lezers waarschijnlijk al bekend zijn met het werk in de originele taal, zoals in de bespreking van de anonieme vertaling van Collins’ Man en Vrouw in De Gids van 1871:

Met opzet voeg ik dit zestal vertalingen bijeen en kondig ze tegelijkertijd aan, omdat, [. . .] elk dezer werken zeker reeds in het oorspronkelijke bij zeer velen in den lande bekend was, eer het nog in onze taal werd overgebragt. (. . .) Hoe wenschelijk ’t ook zij dat het goede vreemde boek onder het bereik gebragt worde van den landgenoot, zoo zal toch bij menige vertaling de vraag rijzen, of ’t niet voor het behoud van de zuiverheid onzer taal nòg wenschelijker geweest ware dat het maar ontoegankelijk gebleven was voor degenen onder ons, die alleen het Hollandsch magtig zijn. (188-189)

Niet alleen veronderstelt de recensent dat de lezers het Engelse origineel kennen, er wordt ook gesuggereerd dat zij de bezorgdheid delen over de Nederlandse taal, die blijkbaar aangetast dreigt te worden door vertalingen die niet vrij zijn van anglicismen of andere taalkundige smetten.

De bekendheid van de Nederlandse tijdschriftrecensenten met Engelstalige bronnen wordt verder bevestigd door regelmatige verwijzingen, zowel in De Gids als in Het Leeskabinet, naar Engelse tijdschriften. In Het Leeskabinet van 1837 staat al een lang, uit het Engels vertaald artikel over de ‘Tegenwoordige Staat der Periodieke Litteratuur te Londen,’ waarin een hele reeks tijdschriften besproken wordt. Oudere namen als The Edinburgh Review en The Quarterly Review maar ook nieuwere als Fraser’s Magazine en The Athenaeum passeren de revue. De vertaler merkt nog wel in een noot op dat sommige verwikkelingen voor de Nederlandse lezers waarschijnlijk geen gemeengoed zijn. Toch waren zowel recensenten als lezers goed op de hoogte van Engelse publicaties. Bijvoorbeeld in een recensie in De Gids van 1849 van Thackerays Gedenkschriften van den Heer Yellowplush (vertaling M.P. Lindo,1948) plaatst de recensent Thackeray als een schrijver ‘dien wij slechts als een der voornaamste medearbeiders van Punch behoeven te noemen, om verzekerd te zijn, dat reeds a priori niemand aan zijne geestigheid zal twijfelen.’ Hier wordt nog aan toegevoegd: ‘De Yellowplush Papers verschenen het eerst in Fraser’s Magazine’ (355). Dit wekt de indruk dat Punch en Fraser’s Magazine geen vreemde namen waren voor het Nederlandse publiek. Bekendheid met Engelstalige tijdschriften wordt ook gesuggereerd door de aankondigingen of advertenties van romans, waarin, zij het in vertaling, aanprijzingen uit Engelstalige bladen worden geciteerd voorzien van bronvermelding.

De invloed van Engelse publicaties is ook direct merkbaar in een derde opzicht. De Gids en Het Leeskabinet publiceren vertalingen van Engelse artikelen en verhalen. Hierbij wordt vaak volstaan met de toevoeging ‘uit het Engelsch,’ zonder vermelding van auteur of bron. Bij langer lopende series of delen van romans wordt doorgaans wel een auteur genoemd. Soms worden er, net als in de Engelse bladen, delen van romans als feuilleton opgenomen voordat er een boekeditie is. Zo stonden er al in 1837-1838 stukken van Dickens’ Pickwick Papers in De Gids in een vertaling van Potgieter (Engelse feuilletonpublicatie 1836-1837, boekeditie 1837) en in 1838-1839 stukken van Nicholas Nickleby in Het Leeskabinet (Engelse publicatie in deeltjes eveneens 1838-1839). Aangezien de Engelse boekeditie van Nicholas Nickleby in 1839 uitkwam, is voor het feuilleton in Het Leeskabinet waarschijnlijk gebruik gemaakt van de Engelse publicatie in deeltjes. Deze romans verschenen in Nederland in respectievelijk 1841 en 1840 in boekvorm in een vertaling van C.M. Mensing. Ook Thackerays ‘De Almanak van Robert Stubbs, of de Noodlottige Laarzen’ verscheen al in 1844 in Het Leeskabinet, jaren voordat dit of enig ander werk van Thackeray in vertaling in boekvorm gepubliceerd werd. Anderzijds zijn er ook legio vertalingen, met name in Het Leeskabinet, die niet door een Nederlandse boekpublicatie gevolgd werden, zoals bijvoorbeeld de feuilletons van Leitch Ritchie of Albert Smith.

De populairste auteurs
Het is duidelijk dat Emily Brontë en George Gissing geen aanspraak kunnen maken op de titel van meest genoemde auteur en dat Dickens de winnaar kan worden genoemd. Om te peilen welke auteurs de meeste aandacht kregen in Het Leeskabinet en De Gids zijn de vermeldingen per auteur geteld. Deze vermeldingen konden de vorm hebben van een vertaald verhaal of deel van een roman, waarbij elk verhaal of elk deel apart geteld werd, maar ook artikelen over auteurs of recensies zijn meegeteld. Terloopse verwijzingen en advertenties zijn buiten beschouwing gelaten. Deze telling levert een informele top-tien van Victoriaanse auteurs op, waarbij een aantal keren auteurs in een groep geplaatst zijn omdat de verschillen miniem zijn.

Plaats    Auteur
1 Charles Dickens
2 Ouida (Louise de la Ramée)
3 Mary Braddon
4-5 D.M. Mulock (Mrs Craik), Charlotte Yonge
6-7 E. Bulwer-Lytton, W.M. Thackeray
8-10 Rhoda Broughton, E. Lynn Linton, Anthony Trollope

Charles Dickens staat zonder enige twijfel bovenaan. Naast recensies verschenen talrijke overnames uit zijn werk en artikelen over zijn persoon. Zijn humor, gevoeligheid en beeldend vermogen en zelfs zijn acteerprestaties worden geprezen, hoewel er met name in latere besprekingen ook gewezen wordt op de eenzijdigheid van sommige karakters en terugkerende thematiek. Een goede tweede, in recensies en publicatie van origineel werk, is Ouida, ofwel Louise de la Ramée, vooral bekend om haar beschrijvingen van geïdealiseerde helden en heldinnen van de Engelse beau monde. Ouida wordt op de voet gevolgd door Mary Braddon, auteur van sensatieromans en navolgster van Wilkie Collins. Braddon en alle volgende auteurs hebben hun plaats in de top-tien voornamelijk te danken aan recensies van hun werk. In de middenmoot bevindt zich een gemengd gezelschap. Van D.M. Mulock werd vooral John Halifax, over de lotgevallen van een selfmade man, bijzonder op prijs gesteld. Verder bevinden zich hier Charlotte Yonge, bekend van De Erfgenamen van Redclyffe, E. Bulwer-Lytton, auteur van historische romans als Rienzi maar ook van het vaak herdrukte Familie Caxton, en de al eerder genoemde W.M. Thackeray, die na een wat trage Nederlandse start aan een indrukwekkende inhaalrace begon. De staart wordt gevormd door de eigenzinnige heldinnen van Rhoda Broughton en E. Lynn Linton en de familieromans van Anthony Trollope. 

Bij de top-tien moet aangetekend worden dat auteurs als Dickens en Ouida, die gedurende een flink deel van de Victoriaanse periode hun literaire productie op peil wisten te houden, al snel een hogere score bereikten dan kort levende of in deze periode minder productieve auteurs. Toch biedt de Victoriaanse top-tien een aardig inzicht in de literaire voorkeur van de tijdschriften en hun publiek. De lijst toont een voor de hedendaagse lezer verrassend spectrum. Naast bekende namen als Dickens, Thackeray en Trollope zijn er ook grotendeels in de vergetelheid geraakte auteurs. Zo heeft Lynn Linton, die nu vooral herinnerd wordt om haar kritiek op de geëmancipeerde New Woman, zich een plaats weten te veroveren, terwijl de door haar verafschuwde George Eliot, die in haar romans zeer genuanceerde vrouwbeelden schetst, dat net niet is gelukt. Meer dan eenentwintigste-eeuwse lezers van Victoriaanse romans hadden de tijdschriften belangstelling en waardering voor idealisering, sensatie en een op het eerste gezicht eenduidige en tamelijk traditionele moraal. Dit is in overeenstemming met de eerder opgemerkte voorkeur van recensenten voor wijze levenslessen. Dat niet eens zo diep onder de oppervlakte dingen gebeurden die moraalridders niet zouden goedkeuren, was daarbij blijkbaar geen probleem. De populaire Mary Braddon bijvoorbeeld voorzag haar romans weliswaar van de gewenste lessen, maar besteedde ook erg veel aandacht aan minder oorbare zaken. Braddons De Doktersvrouw kon door de recensent geprezen worden als een ‘zeer leerzame geschiedenis’ met een ‘gezonde moraal’ en een ‘flinke karakterteekening’. Toch trouwt de naïeve vrouwelijke hoofdpersoon in deze roman met een man van wie zij niet houdt, heeft zij regelmatig romantische ontmoetingen met een andere man wiens bezittingen ze erft en mag ze uiteindelijk de wereld verkennen als rijke weduwe. Haar nieuw verworven inzicht dat romantische literatuur tot gevaarlijke dromen kan leiden lijkt een geringe prijs voor dit alles.

Conclusie
De Gids en Het Leeskabinet hadden veel aandacht voor Victoriaanse romans. Deze werden regelmatig gerecenseerd en dat gebeurde vrij snel na verschijning van de vertaling, maar niet naar aanleiding van de Engelse publicatie. Geen vertaling betekende meestal ook geen recensie in de tijdschriften, maar andersom was publicatie van een vertaling geen garantie voor een artikel. Ondanks de nadruk op vertalingen, vertonen de tijdschriften duidelijke invloed van Engelstalige bronnen door verwijzingen naar originele romans, korte verhalen en tijdschriften of door overnames daaruit voordat elders een vertaling verschenen was. Naast koploper Charles Dickens laat de Victoriaanse top-tien van vermeldingen een breed spectrum zien waarin destijds populaire maar tegenwoordig bijna vergeten auteurs een plaats opeisen. Een, althans aan de oppervlakte, duidelijke en behoudende moraal was daarvoor een goede aanbeveling.

 

Noten
1 Delen van dit gebied zijn al onderzocht. Bernt Luger bijvoorbeeld heeft gekeken naar de Dickens-receptie; de receptie van historische romans is onderzocht door Joke van der Wiel en die van George Eliot door Diederik van Werven. Algemeen, systematisch onderzoek naar de rol van Nederlandse tijdschriften in de receptie van Victoriaanse romans is bij mijn weten nog niet gedaan. Dit artikel is gebaseerd op een lezing voor de workshop Tijdschriftencultuur in Nederland in de negentiende eeuw in januari 2003 in Nijmegen. Ik heb dankbaar gebruik gemaakt van een aantal reacties daar.
2 Joke van der Wiel signaleert dat laat achttiende- en vroeg negentiende-eeuwse Engelse romans de Nederlandse lezer vaak bereikten via Franse of Duitse vertalingen (1999: 69, 596). Er zijn echter weinig aanwijzingen dat de hier onderzochte Victoriaanse romans via Franse of Duitse vertalingen tot de tijdschriften doordrongen.
 

Bibliografie
Bespr. van Agnes Grey, door Anne Brontë en Wuthering Heights, door Emily Brontë. Douglas Jerrold's Weekly Newspaper 15 Jan. 1848. The Brontës. The Critical Heritage. Red. Miriam Allott. London/Boston: Routledge & Kegan Paul, 1974. 227-8.

Bespr. van De Bewoonster van Wildfell-Hall, door Anne Brontë. Vert. P. van Os. Het Leeskabinet. Bibliografisch Album 1849: 98. 

Bespr. van De Doktersvrouw, door Mary Braddon. Vert. anoniem. Het Leeskabinet. Bibliografisch Album 1866: 28-29.

Bespr. van Gedenkschriften van den Heer Yellowplush, door W. M. Thackeray. Vert. M.P. Lindo. De Gids 1849 I: 355-6.

Luger, Bernt. ‘Dickens’ Populariteit in Nederland in de Negentiende Eeuw.’ 1987. Wie Las Wat in de Negentiende Eeuw? Utrecht: Matrijs, 1997. 129-150.

Bespr. van Man en Vrouw, door Wilkie Collins. Vert. anoniem. De Gids 1871 III: 188-90.

‘Tegenwoordige Staat der Periodieke Litteratuur te Londen.’ Het Leeskabinet 1837 III: 130-138, 203-210.

Bespr. van De Vrouw in ’t Wit, door Wilkie Collins. Vert. W.J. Mensing. Het Leeskabinet. Bibliografisch Album 1862: 226-7.

Werven, Diederik L. van. ‘Dutch Readings of George Eliot 1856-1885.’ Diss. Universiteit Utrecht, 2001.

Wiel, J.R. van der. De Geschiedenis in Balkostuum. De Historische Roman in de Nederlandse Literaire Kritiek (1808-1874). Leuven/Apeldoorn: Garant, 1999.