Abstract: Peter Bergsma reageert op het artikel van Cees Koster (6:2) over het subsidiebeleid voor vertalingen van het Fonds voor de Letteren.
In ‘Royalty’s Revisited’ (Filter 6:2) reageert Cees Koster (verder: CK) op mijn stuk over vertaalroyalty’s in Nieuwsbrief 15 van de Werkgroep Vertalers van de VvL. CK houdt dit stuk kennelijk alleen voor een reactie op het zijne in Filter 5:2 en noemt mijn argumenten niet allemaal even relevant en redelijk, en bovendien verbaasd, geïrriteerd en soms zelf vijandig.
Eerst dit: mijn stuk in de Nieuwsbrief was uitdrukkelijk niet alleen een reactie op CK’s stuk in Filter, maar ook – en vooral – op een stuk van Rob van der Veer in Nieuwsbrief 14 en een – mede – daaruit voortvloeiende discussie tijdens een vergadering van de Werkgroep Vertalers in – ik meen – oktober 1998. Ik liet mij bij deze discussie niet onbetuigd, zodat enkele collega’s me vroegen mijn – en hun – standpunt nog eens te herhalen in de Nieuwsbrief. Mijn verbazing en irritatie (de vijandigheid laat ik voor CK’s rekening) golden in genen dele het stuk van CK. Dat deze mijn argumenten niet allemaal even relevant en redelijk noemt, als reactie op zijn stuk, is dan ook niet verwonderlijk.
Toch wil ik, ter verduidelijking van mijn standpunt, graag nog even reageren op enkele punten uit ‘Royalty’s Revisited’. Als CK stelt dat ik een werkbeurs kennelijk beschouw als een soort basisinkomen, heeft hij mijn redenering niet begrepen. Ik beschouw, net als het Fonds voor de Letteren, een werkbeurs als een middel om goede vertalers in relatieve rust aan een moeilijk literair project te laten werken. Heeft een goede vertaler op zeker moment geen project van voldoende literair niveau onder handen, dan hoor je mij niet zeggen dat hij toch een werkbeurs moet krijgen. We hebben het over projectwerkbeurzen, niet over eregeld. Als ik in een interview in Nieuwsbrief 16 de klacht van een vertaler lees dat hij kinderloos is moeten blijven omdat hij onvoldoende financiële zekerheid van Fondszijde geniet, dan kan ik alleen maar zeggen dat deze overweging bij mijn eigen – overigens numeriek bescheiden – procreatie nooit een rol heeft gespeeld. Ik noemde in mijn stuk alleen het voorbeeld van een goede vertaler die, twee jaar nadat hij een bestseller had vertaald, opdracht kreeg voor de vertaling van een literair boek waarvoor hij normaal gesproken een werkbeurs zou ontvangen. Omdat echter als gevolg van de royalty’s zijn inkomen van twee jaar tevoren hoger was dan het Fondsplafond, liep hij deze werkbeurs mis. Bij culinair angehauchten heet zoiets ‘een koekje van eigen deeg’, bij rokers ‘een sigaar uit eigen doos’. De onlangs overleden Ernst van Altena, strijder van het eerste uur, zei in Nieuwbrief 15 over ditzelfde onderwerp: ‘Ik vind dat je de zeldzame keren dat je forse royalty’s ontvangt als een bonus moet zien; bovendien krijg je geen werkbeurs als je te veel verdient, en als je niet te veel verdient, nou, dan heb je het gewoon verdiend.’
Verder noemt CK het curieus dat ik de uitgevers als de natuurlijke bondgenoten van de vertalers beschouw, omdat zij volgens mij de vertaalmarkt in stand houden. Volgens CK zie ik daarmee de boekverkopers over het hoofd. Voor iedere naam van een boekverkoper die ooit het initiatief heeft genomen tot het doen vertalen van een boek, loof ik een mooie fles uit. Ik houd dan ook onveranderd vast aan wat ik hierover in de Nieuwsbrief heb geschreven
Een oplossing voor de door CK aangehaalde AH-problematiek heb ik ook niet, al moeten de resultaten uit het onderzoek van Engelien de Jong het Fondsbestuur nog eens goed achter de oren doen krabben voordat ze een herstructurering overwegen ten gunste van het werkbeurzenstelsel. Zelf heb ik er, als voorzitter van de Werkgroep Vertalers, jarenlang voor gepleit dat het AH het belangrijkste subsidie-instrument voor literair vertalers zou worden.
Hiermee is de discussie terug in Filter, al is de Nieuwsbrief, waarvan de lezers voor 90 procent direct bij de materie betrokken zijn, daarvoor mijns inziens een geëigender forum.
Amsterdam, 3 augustus 1999
Peter Bergsma
(Ondanks het feit dat hij een vertalende en dus aandachtige lezer is, heeft Peter Bergsma niet gezien dat ik het in mijn ‘Royalty’s Revisited’ heb over boekenkopers, en niet over boekverkopers. – CK)