Reactie op 'Royalty's revisited' van Cees Koster    21-22

Peter Bergsma

Abstract: Peter Bergsma reageert op het artikel van Cees Koster (6:2) over het subsidiebeleid voor vertalingen van het Fonds voor de Letteren.

 

In ‘Royalty’s Revisited’ (Filter 6:2) rea­geert Cees Koster (verder: CK) op mijn stuk over vertaalroyalty’s in Nieuws­brief 15 van de Werkgroep Vertalers van de VvL. CK houdt dit stuk kennelijk al­leen voor een reactie op het zijne in Filter 5:2 en noemt mijn argumenten niet alle­maal even relevant en redelijk, en boven­dien verbaasd, geïrriteerd en soms zelf vijandig.

Eerst dit: mijn stuk in de Nieuws­brief was uitdrukkelijk niet alleen een reactie op CK’s stuk in Filter, maar ook­ – en vooral – op een stuk van Rob van der Veer in Nieuwsbrief 14 en een – mede – daaruit voortvloeiende discussie tijdens een vergadering van de Werkgroep Ver­talers in – ik meen – oktober 1998. Ik liet mij bij deze discussie niet onbetuigd, zo­dat enkele collega’s me vroegen mijn – en hun – standpunt nog eens te herhalen in de Nieuwsbrief. Mijn verbazing en ir­ritatie (de vijandigheid laat ik voor CK’s rekening) golden in genen dele het stuk van CK. Dat deze mijn argumenten niet allemaal even relevant en redelijk noemt, als reactie op zijn stuk, is dan ook niet verwonderlijk.

Toch wil ik, ter verduidelijking van mijn standpunt, graag nog even rea­geren op enkele punten uit ‘Royalty’s Revisited’. Als CK stelt dat ik een werk­beurs kennelijk beschouw als een soort basisinkomen, heeft hij mijn redenering niet begrepen. Ik beschouw, net als het Fonds voor de Letteren, een werkbeurs als een middel om goede vertalers in re­latieve rust aan een moeilijk literair pro­ject te laten werken. Heeft een goede ver­taler op zeker moment geen project van voldoende literair niveau onder handen, dan hoor je mij niet zeggen dat hij toch een werkbeurs moet krijgen. We hebben het over projectwerkbeurzen, niet over eregeld. Als ik in een interview in Nieuwsbrief 16 de klacht van een verta­ler lees dat hij kinderloos is moeten blij­ven omdat hij onvoldoende financiële zekerheid van Fondszijde geniet, dan kan ik alleen maar zeggen dat deze over­weging bij mijn eigen – overigens nume­riek bescheiden – procreatie nooit een rol heeft gespeeld. Ik noemde in mijn stuk alleen het voorbeeld van een goede vertaler die, twee jaar nadat hij een best­seller had vertaald, opdracht kreeg voor de vertaling van een literair boek waar­voor hij normaal gesproken een werk­beurs zou ontvangen. Omdat echter als gevolg van de royalty’s zijn inkomen van twee jaar tevoren hoger was dan het Fondsplafond, liep hij deze werkbeurs mis. Bij culinair angehauchten heet zo­iets ‘een koekje van eigen deeg’, bij ro­kers ‘een sigaar uit eigen doos’. De on­langs overleden Ernst van Altena, strij­der van het eerste uur, zei in Nieuwbrief 15 over ditzelfde onderwerp: ‘Ik vind dat je de zeldzame keren dat je forse royalty’s ontvangt als een bonus moet zien; bovendien krijg je geen werkbeurs als je te veel verdient, en als je niet te veel ver­dient, nou, dan heb je het gewoon ver­diend.’

Verder noemt CK het curieus dat ik de uitgevers als de natuurlijke bond­genoten van de vertalers beschouw, om­dat zij volgens mij de vertaalmarkt in stand houden. Volgens CK zie ik daar­mee de boekverkopers over het hoofd. Voor iedere naam van een boekverkoper die ooit het initiatief heeft genomen tot het doen vertalen van een boek, loof ik een mooie fles uit. Ik houd dan ook onve­randerd vast aan wat ik hierover in de Nieuwsbrief heb geschreven

Een oplossing voor de door CK aangehaalde AH-problematiek heb ik ook niet, al moeten de resultaten uit het onderzoek van Engelien de Jong het Fondsbestuur nog eens goed achter de oren doen krabben voordat ze een her­structurering overwegen ten gunste van het werkbeurzenstelsel. Zelf heb ik er, als voorzitter van de Werkgroep Verta­lers, jarenlang voor gepleit dat het AH het belangrijkste subsidie-instrument voor literair vertalers zou worden.

Hiermee is de discussie terug in Filter, al is de Nieuwsbrief, waarvan de lezers voor 90 procent direct bij de mate­rie betrokken zijn, daarvoor mijns in­ziens een geëigender forum.

Amsterdam, 3 augustus 1999
Peter Bergsma

(Ondanks het feit dat hij een vertalende en dus aandachtige lezer is, heeft Peter Bergsma niet gezien dat ik het in mijn ‘Royalty’s Revi­sited’ heb over boekenkopers, en niet over boekverkopers. – CK)